ECLI:NL:RBAMS:2021:3758

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
C/13/700785 / KG ZA 21-323
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

KG executiegeschil over al dan niet verbeurde dwangsommen in de zaak van Noordkaap TV Producties B.V. en Talpa TV B.V.

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, zijn Noordkaap TV Producties B.V. en Talpa TV B.V. betrokken bij een geschil over de uitvoering van een eerder vonnis. Dit vonnis, uitgesproken op 23 juli 2020, betrof de privacy van [gedaagde 1], die in een uitzending van Noordkaap en Talpa onherkenbaar in beeld moest worden gebracht. De voorzieningenrechter had bepaald dat [gedaagde 1] volledig onherkenbaar moest zijn, wat inhield dat niet alleen haar gezicht, maar ook haar kapsel en kleding geblurd moesten worden. De zaak kwam opnieuw voor de rechter omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] meenden dat Noordkaap en Talpa niet aan deze voorwaarden hadden voldaan, waardoor er een dwangsom van €10.000,- per overtreding verbeurd zou zijn. Tijdens de zitting werd duidelijk dat [gedaagde 1] ondanks de blur nog herkenbaar was door haar kapsel en kleding, en dat ook haar woonomgeving zichtbaar was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de privacybelangen van [gedaagde 1] zwaar wogen, vooral omdat zij in een klein dorp woont waar zij gemakkelijk herkend kan worden. Uiteindelijk werd geoordeeld dat Noordkaap en Talpa de dwangsom hadden verbeurd en dat zij [gedaagde 1] alsnog volledig onherkenbaar in beeld moesten brengen. De vorderingen van Noordkaap en Talpa om de dwangsommen niet te laten executeren werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/700785 / KG ZA 21-323 MDvH/TF
Vonnis in kort geding van 14 juni 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOORDKAAP TV PRODUCTIES B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TALPA TV B.V.,
beide kantoorhoudende te Amsterdam,
eiseressen in conventie bij conceptdagvaarding,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie, vrijwillig verschenen,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. P.L. Tjiam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Noordkaap en Talpa, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de zitting in dit kort geding op 31 mei 2021 hebben Noordkaap en Talpa de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verweer gevoerd aan de hand van een vooraf toegestuurde conclusie van antwoord en een tegenvordering (eis in reconventie) ingediend. Noordkaap en Talpa hebben de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de zitting waren aanwezig:
[naam 1] van Noordkaap en [naam 2] (jurist) van Talpa met mr. Van den Berg;
[gedaagde 1] met mr. Tjiam en mr. E.R. van der Velde.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] fokt katten. Zij woonde voor de in het onderhavig geschil relevante periode in het dorp [woonplaats] in één huis met haar moeder, [gedaagde 2] , en met haar vader. In dit huis verbleven ook de katten.
2.2.
[naam 1] is directeur en eigenaar van Noordkaap. Noordkaap produceert het programma ’Undercover in Nederland’ dat door [naam 1] wordt gepresenteerd en door Talpa op SBS6 wordt uitgezonden.
2.3.
Op 17 oktober 2019 heeft een persoon die zich ’ [naam 3] ’ noemde, en die naar later bleek een medewerkster is van Noordkaap, gereageerd op een advertentie van [gedaagde 1] op Marktplaats.nl, waar zij kittens te koop aanbood. Op 22 oktober 2019 is ’ [naam 3] ’ naar de woning van [gedaagde 1] gekomen. Bij die gelegenheid heeft ’ [naam 3] ’ beeld- en geluidsopnamen gemaakt met een verborgen camera. [gedaagde 1] is op enig moment door ’ [naam 3] ’ naar buiten gelokt en werd toen geconfronteerd met [naam 1] en met een cameraploeg van Noordkaap. [naam 1] heeft [gedaagde 1] op dat moment vragen gesteld en beschuldigd van illegale praktijken. Hierbij zijn beeld- en geluidsopnamen gemaakt van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
2.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in juni of juli 2020 een kort geding gestart tegen Noordkaap en Talpa met als doel te voorkomen dat de op 22 oktober 2019 gemaakte opnamen worden gebruikt in een uitzending van ’Undercover’ over misstanden bij kattenfokkers. Ter zitting van 9 juli 2020 is een compilatie getoond van die opnamen, waarbij in ieder geval de beelden in de woning van [gedaagde 1] en de beelden van de confrontatie met [naam 1] zijn getoond.
2.5.
Bij vonnis van 23 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter de primaire vorderingen, waaronder een verbod het beeld- en geluidmateriaal dat van [gedaagde 1] is gemaakt openbaar te maken, afgewezen. De subsidiaire vorderingen zijn aldus toegewezen:
“5.1. gebiedt Noordkaap en Talpa om [gedaagde 1] volledig (dat wil zeggen gelaat, kapsel en kleding) onherkenbaar in beeld te brengen, haar stem te vervormen en haar voor- en achternaam niet te gebruiken,
5.2.
verbiedt Noordkaap en Talpa via televisie, internet, radio of anderszins beelden openbaar te maken waarop de buitenkant van de woning van [gedaagde 1] of gedeelten daarvan te zien zijn,
5.3.
bepaalt dat Noordkaap en Talpa een dwangsom verbeuren van € 10.000,- per overtreding van de onder 5.1 en 5.2 opgenomen veroordelingen, met een maximum van in totaal € 50.000,-,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,”
2.6.
In het vonnis van 23 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter bij de beoordeling, na vooropstelling van de te maken belangenafweging tussen het belang van het recht op vrije meningsuiting van Noordkaap en Talpa (artikel 10 lid 1 en 2 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)) en het privacybelang van [gedaagde 1] (artikel 8 EVRM), voor zover van belang, het volgende overwogen:
“4.6 Het staat Noordkaap vrij misstanden in de kattenfokkerij aan de kaak te stellen. Het fokken van de Bambino Sphynx, in strijd met het fokverbod, kan hoe dan ook (…) als een dergelijke misstand worden aangemerkt. Ook het fokken van andere rassen met een gestapelde mutatie kan mogelijk als een misstand worden aangemerkt, maar om welke rassen het dan precies gaat is (voor een hobbyfokker) niet eenvoudig vast te stellen. In het kader van haar voorgenomen uitzending is Noordkaap gestuit op een van de advertenties van [gedaagde 1] voor “bambino kittens” waarbij vermeld stond “En 1 katertje, deze is compleet naakt en heeft korte pootjes”. Op grond van de tekst van deze advertentie heeft bij Noordkaap het idee mogen postvatten dat [gedaagde 1] zich schuldig maakt aan overtreding van het door de NVWA uitgesproken fokverbod. Dit idee is versterkt toen [gedaagde 1] tijdens de confrontatie met [naam 1] bevestigde dat zij een “bambino” had gefokt. Hier is dan ook sprake van een in potentie ernstige misstand die op zich de inzet van een verborgen camera en van “overvalsjournalistiek” rechtvaardigt en dus ook uitzending door Noordkaap van de op die wijze gemaakte beelden. Het staat Noordkaap ook vrij een dergelijke misstand aan de hand van een concreet voorbeeld (in dit geval [gedaagde 1] )aan de kaak te stellen.
4.7.
Gelet echter op hetgeen ter zitting in dit specifieke geval over [gedaagde 1] naar voren is gekomen, dienen ook haar privacybelangen zwaar te wegen. Uit de ter zitting getoonde beelden volgt duidelijk dat [gedaagde 1] is overvallen door [naam 1] en daarom de beschuldigingen dat zij zich niet aan de wet zou houden op dat moment niet goed kon pareren. De misstand zoals die zich mogelijk bij [gedaagde 1] heeft voorgedaan is bovendien door Noordkaap nogal mager onderbouwd. [naam 1] heeft [gedaagde 1] met stelligheid geconfronteerd dat het verboden is wat [gedaagde 1] doet, maar een duidelijk verbod geldt in Nederland vooralsnog alleen ten aanzien van de Bambino Sphynx. Weliswaar kan Noordkaap worden toegegeven dat op grond van het onderzoek van de Universiteit Utrecht en de website van de NVWA ook aannemelijk is dat het verboden is andere kittens te fokken met dezelfde kwalijke combinatie van eigenschappen als de Bambino Sphynx, maar dat [gedaagde 1] zich hieraan stelselmatig en doelbewust heeft schuldig gemaakt is niet duidelijk uit de verf gekomen. Volgens haar eigen verklaring (en iets anders is niet aannemelijk gemaakt door Noordkaap) heeft zij een keer een nestje gehad met twee naakte kittens, die door haar onbedoeld zijn gefokt, en die zij als “bambino” heeft aangeprezen, wegens de herkenbaarheid van de naam. Van een hobbyfokster als [gedaagde 1] kan niet worden verwacht dat zij precies weet wat er naast het fokken van de Bambino Sphynx nog meer verboden is. De maatschappelijke discussie hierover lijkt vooralsnog onvoldoende uitgekristalliseerd. De kattenrassen die zij stelt te fokken (zie onder 2.1) zijn vooralsnog niet verboden. Zo tracht zij een kortpotige kat te fokken met een donsachtige beharing, de zogenaamde Minskin, waarbij zij naaktheid niet nastreeft (maar waarbij zij wel een keer twee naakte katten heeft gekregen uit een kruising van twee Minskins, wat zij onwenselijk vond).
4.8.
Het privacybelang van [gedaagde 1] is er verder in gelegen dat zij in een klein dorp woont, waar veel mensen elkaar kennen, dat zij daar in de horeca heeft gewerkt en dat zij daardoor extra makkelijk wordt herkend.
(…)
4.10.
Een afweging van alle betrokken belangen – zoals hiervoor uiteengezet – leidt er dus toe dat het uitzenden van de beelden niet zal worden verboden en dat geen gebod tot vernietiging van de beelden kan worden uitgesproken. Wel dient [gedaagde 1] volledig onherkenbaar in beeld te worden gebracht. Dit betekent dat niet alleen haar gezicht, maar ook haar kapsel en gelaat zullen moeten worden geblurd, dat haar stem moet worden vervormd en dat ook haar voornaam niet mag worden genoemd. Ook haar woning en woonomgeving mogen niet herkenbaar in beeld worden gebracht. De hieraan te verbinden dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Met toewijzing van de vorderingen op deze wijze wordt voorshands voldoende aan de (privacy)belangen van [gedaagde 1] tegemoet gekomen. Voor een veroordeling tot betaling van een schadevergoeding, waaraan in kort geding hoge eisen worden gesteld, is dan ook onvoldoende aanleiding.”
2.7.
Het vonnis is op 19 augustus 2020 aan Noordkaap en Talpa betekend. Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld. Partijen hebben over en weer verzoeken tot herstel van het vonnis op grond van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingediend. Deze verzoeken zijn afgewezen.
2.8.
Op 22 november 2020 is de aflevering van ’Undercover’ over misstanden bij kattenfokkers bij SBS6 uitgezonden. Het gedeelte over [gedaagde 1] is onderdeel van het gedeelte van de uitzending dat gaat over ’designerkatten’, welk onderdeel later in de uitzending aan de orde komt. Ter zitting is via een beeldscherm de aankondiging van de uitzending, het beginstuk en het gedeelte waarin [gedaagde 1] voorkomt, getoond. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter de gehele uitzending bekeken. De uitzending is voor iedereen nog online beschikbaar.
2.9.
Bij brief van 10 maart 2021 hebben de advocaten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de advocaat van Noordkaap en Talpa meegedeeld, dat [gedaagde 1] niet volledig onherkenbaar in beeld is gebracht en dat een dwangsom van € 10.000,00 is verbeurd. Daarnaast hebben de advocaten verzocht de beelden aan te passen. In de brief is vermeld dat [gedaagde 1] in de uitzending, ondanks dat zij is ‘geblurd’, herkenbaar in beeld was door haar herkenbare blonde paardenstaart (die bij bewegend beeld nog duidelijker zichtbaar is, aldus de advocaten) en haar donkerblauwe jasje met zwarte kraag. In de brief staat tot slot dat [gedaagde 1] is herkend, omdat zij slechts licht ‘geblurd’ was, haar stem minimaal was vervormd en haar omgeving in beeld is gebracht.
2.10.
Bij brief van 16 maart 2021 heeft de advocaat van Noordkaap en Talpa op bovenstaande brief gereageerd en meegedeeld dat zij naar eer en geweten de uitzending in overeenstemming hebben gebracht met het dictum van het vonnis en zelfs nog meer hebben gedaan dan waartoe de voorzieningenrechter hen had verplicht. Verder heeft de advocaat meegedeeld, dat de beelden niet zullen worden aangepast en dat een executie kort geding zal worden gestart in geval [gedaagde 1] de executie van het vonnis voortzet.
2.11.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben bij deurwaardersexploot van 8 april 2021 de dwangsom van € 10.000,00 en kosten opgeëist.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Noordkaap en Talpa vorderen – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te verbieden om de bij vonnis van 23 juli 2020 opgelegde dwangsommen te executeren;
2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in proceskosten, te vermeerderen met nakosten.
3.2.
Noordkaap en Talpa stellen dat zij hebben voldaan aan het vonnis van
23 juli 2020 en geen dwangsom hebben verbeurd. De executie van het vonnis is dan ook onrechtmatig. Zij hebben immers de uitzending in overeenstemming gebracht met het onder 5.1 en 5.2 van het vonnis bepaalde. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gaan er ten onrechte vanuit dat [gedaagde 1] nog geen 1% herkenbaar in beeld mocht worden gebracht en dat de omstandigheid dat zij veelvuldig is herkend, betekent dat niet aan het vonnis is voldaan. Uit de overwegingen in het vonnis en het dictum volgt immers dat de voorzieningenrechter iets anders heeft bedoeld met “volledig onherkenbaar”. Op het tijdens de zitting getoonde beeldmateriaal was het gezicht van [gedaagde 1] onherkenbaar gemaakt door middel van een ’blur’. Het doel van de veroordeling was uiteraard dat voorkomen zou worden dat [gedaagde 1] op basis van de beelden zou worden herkend. De voorzieningenrechter heeft met de woorden “volledig onherkenbaar” bedoeld dat er meer moest worden ‘geblurd’ dan alleen het gezicht van [gedaagde 1] en dat haar stem moest worden vervormd en dat haar voornaam niet mocht worden genoemd. Dit staat in r.o. 4.10 in het vonnis.
De voorzieningenrechter heeft gezien wat de ’blur’ inhield van het gezicht van [gedaagde 1] en geoordeeld dat
datzelfdemet haar kapsel (hoewel niet gevorderd) en met haar kleding moest worden gedaan. Zij heeft niet geoordeeld dat geheel niets meer van [gedaagde 1] te zien zou mogen zijn. Noordkaap en Talpa hebben dus het gezicht, het kapsel en de kleding ‘geblurd’ en daarnaast haar stem vervormd en ook nog andere ‘extra dingen
gedaan om haar onherkenbaar te maken. Wat nog zichtbaar was van [gedaagde 1] , blond haar in een staart en blauwe trui/jas met zwarte kraag/col, zijn geen kenmerken die voldoende specifiek zijn, ook niet in combinatie, en tot welke persoon dan ook herleidbaar. [gedaagde 1] was dan ook volledig onherkenbaar in beeld. Dat [gedaagde 1] toch is herkend komt doordat er getuigen waren van de opnamen van de confrontatie tussen [gedaagde 1] en [naam 1] .
3.3.
[gedaagde 1] voert – samengevat – als verweer dat Noordkaap en Talpa het gebod onder 5.1 van het vonnis hebben overtreden door [gedaagde 1] niet volledig onherkenbaar in beeld te brengen. Er is alleen een lichte ’blur’ over haar heen gehaald, met als gevolg dat haar kapsel (een blonde paardenstaart) en jasje (blauw met zwarte kraag) nog zichtbaar waren. In de uitzending komen beelden voor waarop [gedaagde 1] nog duidelijk herkenbaar is. Bovendien was ook haar woonomgeving (de straat waar [gedaagde 1] woont) in beeld, terwijl de rechter had geoordeeld dat haar woning en woonomgeving niet herkenbaar in beeld mochten worden gebracht (zie r.o. 4.10 van het vonnis). Ook haar stem was slechts licht vervormd. Als gevolg van deze omissies werd [gedaagde 1] na de uitzending herkend, vooral door dorpsgenoten. Op sociale media is zij verguisd en zelfs bedreigd. [gedaagde 1] voelt zich hierdoor onveilig en heeft stress. Het privacybelang van [gedaagde 1] woog erg zwaar – en is door de voorzieningenrechter benadrukt – omdat zij in een klein dorp woont. Alle inwoners kennen elkaar. Dat geldt temeer voor [gedaagde 1] omdat zij een café had in het dorp. Haar privacybelang woog ook zwaarder vanwege de ongefundeerde onderbouwing van de beschuldigingen jegens [gedaagde 1] . In het dictum van het vonnis is Noordkaap en Talpa onder meer bevolen om [gedaagde 1]
“volledig onherkenbaar”in beeld te brengen en haar stem te vervormen. Ter toelichting op het bijwoord
“volledig”benadrukt de voorzieningenrechter in het dictum van het vonnis dat dit bijwoord betekent dat ook het gelaat, het kapsel en de kleding
“volledig onherkenbaar”moeten worden gemaakt. [gedaagde 1] mocht dus helemaal niet meer te herkennen zijn. Doel en strekking van dit dictum was dat
niemand[gedaagde 1] in de uitzending zou herkennen. Ook niet de kijker in [woonplaats] . Juist vanwege het hiervoor omschreven privacybelang. Het ‘blurren’ moest tot onherkenbaarheid leiden voor
iedereen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Noordkaap en Talpa en op straffe van een dwangsom te gebieden uitvoering te geven aan onderdeel 5.1 van het dictum van het vonnis van 23 juli 2020, door [gedaagde 1] alsnog volledig onherkenbaar te maken in al het beeld- en geluidsmateriaal dat van haar is gemaakt en gepubliceerd conform het vonnis van 23 juli 2020, op de volgende wijze:
haar (inclusief gelaat, kapsel en kleding) volledig zwart te blurren;
haar stem verder te vervormen, zodanig dat zij daaraan door niemand meer kan worden herkend;
II. Noordkaap en Talpa op straffe van een dwangsom te gebieden om de uitzending van 22 november 2020 zodanig aan te passen dat [gedaagde 1] niet meer wordt beschuldigd van:
het fokken van de Bambino Sphynx; en of
het fokken van katten in strijd zijn met de wet- en regelgeving.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen tot slot Noordkaap en Talpa hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen allereerst, onder verwijzing naar hetgeen zij in conventie hebben betoogd, dat Noordkaap en Talpa alsnog aan het vonnis moeten voldoen. [gedaagde 1] moet volledig onherkenbaar worden gemaakt op de in het petitum beschreven wijze.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen voorts dat [naam 1] ongefundeerde beschuldigingen jegens [gedaagde 1] heeft geuit. Zij fokt geen kattenrassen die verboden zijn en heeft niet in strijd met wet en regelgeving gehandeld. Het enige wat haar kan worden verweten is dat zij een Minskin kat (een niet verboden ras) heeft aangeboden als Bambino Sphynx (een verboden kat). De voorzieningenrechter heeft weliswaar geconcludeerd dat de door [naam 1] gestelde misstand nogal mager was onderbouwd, maar eigenlijk ontbrak de onderbouwing geheel. [gedaagde 1] heeft alleen ongelukkig gehandeld door op Marktplaats.nl een Minskin onder de naam Bambino Sphynx aan te bieden en tijdens de overval door [naam 1] ten onrechte te bevestigen dat zij Bambino Sphynx katten fokte. Wat kwalijk en onrechtmatig is dat in de uitzending nog steeds wordt beweerd dat [gedaagde 1] deze verboden kat fokte, terwijl tijdens het eerste kort geding al duidelijk was geworden dat Noordkaap en Talpa hier fout zaten. Het betreffen feitelijke onjuistheden, die niet hadden mogen worden uitgezonden. Weliswaar is in het vonnis geen verbod opgelegd om het beeldmateriaal uit te zenden, maar dat wil niet zeggen dat het [naam 1] is toegestaan feitelijke onjuistheden te verkondigen. De uitzending moet dan worden aangepast door deze te verwijderen.
4.3.
Noordkaap en Talpa voeren – samengevat – als verweer tegen het onder I gevorderde hetgeen zij in conventie reeds hebben aangevoerd, met daaraan toegevoegd dat de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voorgestane wijze van onherkenbaar maken veel te vergaand is. Het onder II gevorderde dient te worden afgewezen, omdat wat gemeld wordt in de uitzending steun vindt in het ter beschikking staande feitenmateriaal. [gedaagde 1] bood immers via Marktplaats.nl een “Bambino Sphynx” aan. Verder is de confrontatie gegaan zoals die is gegaan en kan die niet worden aangepast. [gedaagde 1] heeft nu eenmaal bevestigd de Bambino Sphynx te fokken. In het eerste kort geding hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook al aangevoerd dat sprake van feitelijke onjuistheden. Dat heeft niet tot gevolg gehad dat de uitzending werd verboden en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn tegen die uitspraak niet in hoger beroep gegaan.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
In dit kort geding is [gedaagde 2] mede gedagvaard. Net zoals in het vorige kort geding heeft zij geen belang bij toewijzing van de vorderingen in reconventie, zodat de vorderingen jegens haar reeds hierom niet kunnen worden toegewezen.
5.3.
In conventie vorderen Noordkaap en Talpa een executieverbod van het vonnis van 23 juli 2020, omdat zij menen aan het vonnis te hebben voldaan en geen dwangsommen te hebben verbeurd.
5.4.
De voorzieningenrechter zal als executierechter dus moeten beoordelen of Noordkaap en Talpa een dwangsom hebben verbeurd. Bij een dergelijke beoordeling moet worden onderzocht of de door de dwangsomrechter verlangde prestatie waaraan de dwangsom is verbonden (tijdig) is verricht. De executierechter heeft niet tot taak de door de dwangsomrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen. Hij dient zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling (zoals die door uitleg moet worden vastgesteld). Daarbij moeten doel en strekking van de veroordeling tot richtsnoer worden genomen, aldus dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
De uitvoering van het vonnis
5.5.
Ter uitvoering van het vonnis van 23 juli 2020 hebben Noordkaap en Talpa het gelaat, het kapsel en de kleding van [gedaagde 1] ‘geblurd’, op een wijze waarop haar kapsel en kleding nog redelijk zichtbaar zijn. Dit is te zien in de beelden van de uitzending (vanaf ongeveer de 35ste minuut), waarop de confrontatie tussen [naam 1] en [gedaagde 1] wordt getoond. Op de beelden is duidelijk waarneembaar dat [gedaagde 1] blond haar heeft in een paardenstaart en een blauw jasje aan heeft met een zwarte kraag. Daarnaast worden tegelijkertijd ook beelden van haar woonomgeving getoond. Niet haar woning, maar wel de straat waar zij woont en de parkeerplaats van de lokale Welkoop. Verder is haar stem vervormd, waardoor nog wel haar (lichte) accent is te horen, maar niet, of nauwelijks de klank van haar stem.
Doel en strekking van de veroordeling
5.6.
De voorzieningenrechter heeft – kort gezegd – in r.o. 4.6 van het vonnis overwogen dat (na opsomming van de beschuldigingen jegens [gedaagde 1] ) sprake was van een in potentie ernstige misstand die de uitzending door Noordkaap van de gemaakte beelden rechtvaardigde. In r.o. 4.7 is daarnaast overwogen dat, gelet op hetgeen ter zitting in dit specifieke geval over [gedaagde 1] naar voren was gekomen, haar privacybelangen zwaar dienden te wegen. De voorzieningenrechter heeft daarvoor als redengevend genoemd dat [gedaagde 1] werd overvallen door [naam 1] en zij de beschuldigingen dat zij zich niet aan de wet zou houden niet goed kon pareren, dat de misstand nogal mager was onderbouwd en dat [gedaagde 1] in een klein dorp woont, waar veel mensen elkaar kennen, en dat zij extra makkelijk wordt herkend, omdat zij daar in de horeca heeft gewerkt. De voorzieningenrechter heeft voorts overwogen dat een belangenafweging ertoe moest leiden (zie r.o. 4.10) dat [gedaagde 1] volledig onherkenbaar in beeld moest worden gebracht en niet alleen haar gezicht, maar ook haar kapsel en gelaat moesten worden ‘geblurd’. In het dictum is daar de kleding aan toegevoegd. Verder is overwogen dat haar stem moest worden vervormd, haar voornaam niet mocht worden genoemd en dat ook haar woning en woonomgeving niet herkenbaar in beeld mochten worden gebracht. In het dictum is alleen opgenomen dat beelden van de woning van [gedaagde 1] of gedeelten daarvan niet mochten worden getoond.
5.7.
Geoordeeld wordt dat, gelet op de hiervoor omschreven doel en strekking van de veroordeling, Noordkaap en Talpa met de ‘blur’ van het gelaat, kapsel en kleding van [gedaagde 1] niet hebben voldaan aan het vonnis. Het was immers de bedoeling dat [gedaagde 1] “
volledig onherkenbaar” in beeld zou komen vanwege haar zwaarwegende privacybelang. Voor de vaststelling van dat privacybelang is meegewogen dat [gedaagde 1] een bekend persoon is in een klein dorp, de misstand mager was onderbouwd en zij de misstand door de ‘overval’ van [naam 1] onvoldoende heeft kunnen pareren. Het uitzenden van beelden waarin [gedaagde 1] slechts is ‘geblurd’ op de wijze waarop dat in de uitzending is gedaan en waarbij bovendien haar woonomgeving herkenbaar is, past daar niet bij. Door deze combinatie was de kans aanwezig dat zij door dorpsgenoten zou worden herkend. Dit terwijl juist haar bekendheid in een klein dorp ertoe noopte dat zij “
volledig onherkenbaar” in beeld zou worden gebracht. Hoewel onder 5.2 van het dictum de woonomgeving van [gedaagde 1] niet is genoemd, kan r.o. 4.10 van vonnis niet anders worden begrepen dan dat ook de woonomgeving niet herkenbaar in beeld mocht worden gebracht, als dit – al dan niet in samenhang met andere beelden – ertoe zou leiden dat [gedaagde 1] door haar dorpsgenoten zou worden herkend. Al deze aspecten wogen mee, opdat [gedaagde 1] slechts “
volledig onherkenbaar” in beeld zou worden gebracht. Uit de (reacties op de) herstelverzoeken is niet iets anders af te leiden. Daaruit valt slechts af te leiden dat ook de kleding moest worden ‘geblurd’ en dat het Noordkaap en Talpa niet was verboden de binnenzijde van de woning van [gedaagde 1] in beeld te brengen.
5.8.
Het standpunt dat [gedaagde 1] slechts is herkend of herleid, zoals Noordkaap en Talpa stellen, doordat in het dorp bekend was dat er op een bepaalde locatie een confrontatie tussen haar en [naam 1] had plaatsgevonden, gaat niet op. Het kan zijn dat dat voor een aantal dorpsgenoten zo is geweest, maar in feite doet dat er niet toe. Het gaat erom dat Noordkaap en Talpa niet hebben gehandeld conform het doel en de strekking van het vonnis.
5.9.
Noordkaap en Talpa hebben voorts aangevoerd dat in eerdere rechtszaken waarin sprake was van een vergelijkbare ‘blur’ als hier (die gelijk was aan de ‘blur’ die de voorzieningenrechter in het eerste kort geding tijdens de zitting op de getoonde beelden heeft gezien), de rechters hebben geoordeeld dat betrokkenen “onherkenbaar” waren gemaakt op de door hen vooraf waargenomen beelden. Noordkaap en Talpa gingen er dus vanuit dat ’blurren’ onherkenbaarheid tot gevolg heeft. Zij hoefden er niet vanuit te gaan dat de voorzieningenrechter dit keer iets anders bedoeld zou hebben met “onherkenbaar maken”, aldus Noordkaap en Talpa.
5.10.
Dit standpunt wordt niet gevolgd. Dit betroffen immers andere zaken. Zoals gezegd gaat het erom of in deze zaak aan doel en strekking van het vonnis is voldaan, zoals hiervoor omschreven. Ook worden Noordkaap en Talpa niet gevolgd in hun stelling dat de voorzieningenrechter de mate van ‘blurren’ die zij op de zitting heeft gezien, voldoende heeft gevonden. In het vonnis is hieraan immers geen woord gewijd en dat kan dus ook geenszins uit het vonnis worden afgeleid. Dat de vrouwen (bekende persoonlijkheden) die op een door Noordkaap en Talpa overgelegde productie met de lichtste ‘blur’ onherkenbaar zijn, betekent niet dat, zoals door Noordkaap en Talpa wordt betoogd, een persoon met toepassing van die ‘blur’ altijd onherkenbaar is. Personen zijn immers sneller herkenbaar voor bekenden in hun omgeving. Uit het vonnis blijkt duidelijk dat Noordkaap en Talpa hier rekening mee hadden moeten houden en dat hebben zij onvoldoende gedaan.
5.11.
De conclusie is dat de dwangsom is verbeurd en er geen reden is om in te grijpen in de tenuitvoerlegging van het vonnis van 23 juli 2020.
5.12.
Gelet op het voorgaande zal de vordering in conventie worden afgewezen en de vordering in reconventie onder I worden toegewezen, met dien verstande dat Noordkaap en Talpa zal worden geboden [gedaagde 1] alsnog volledig onherkenbaar in beeld te brengen door haar gelaat, kapsel en kleding volledig zwart te maken. [gedaagde 1] heeft een spoedeisend belang bij de deze aanpassing, omdat zonder meer aannemelijk is dat zij er last van heeft dat zij wordt herkend en dat stress oplevert. Ter zitting heeft zij verteld dat zij heeft besloten te verhuizen naar een ander dorp. Gekozen wordt voor deze optie, omdat er dan geen misverstand over kan bestaan en zijdens Noordkaap en Talpa ter zitting is verklaard dat technisch alles mogelijk is.
Hiermee wordt niet in algemene zin geoordeeld dat een lichtere ‘blur’ nooit voldoende kan zijn om te waarborgen dat iemand (volledig) onherkenbaar in beeld is.
5.13.
De vordering om de stem van [gedaagde 1] verder te vervormen zal worden afgewezen, omdat dat niet nodig wordt geacht. Haar stem lijkt voldoende vervormd nu de klank niet, of nauwelijks herkenbaar is, zeker niet meer als de beeltenis van [gedaagde 1] zelf niet meer te herkennen is.
5.14.
De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. Er wordt geen aanleiding gezien een hogere dwangsom op te leggen dan in het eerdere kort geding.
Verwijderen beschuldigingen
5.15.
De vordering in reconventie onder II zal worden afgewezen. In het vonnis van 23 juli 2020 is het door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gevorderde uitzendverbod afgewezen. De voorzieningenrechter heeft destijds ook geen aanleiding gezien om, als het mindere dan gevorderd, een verbod op te leggen om bepaalde passages niet uit te zenden, omdat daarvoor onvoldoende steun zou bestaan in het ter beschikking staande feitenmateriaal. De uitlatingen zijn in het vorige kort geding wel onderwerp van debat is geweest (dit blijkt uit de pleitnota van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van 9 juli 2020). Volgens [gedaagde 1] blijkt uit de door Noordkaap en Talpa overgelegde pleitnota van het eerdere kort geding dat zij ook de toezegging hebben gedaan in de uitzending alleen iets te zeggen dat op feiten is gebaseerd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] stellen nu dat zij daarom niet hadden verwacht dat de gewraakte onderdelen in de uitzending zouden zitten. Dat kan zo zijn, maar aan Noordkaap en Talpa is nu eenmaal geen verbod opgelegd bepaalde onderdelen niet uit te zenden. Als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een verbod op uitzending van (onderdelen van) de aflevering hadden willen zekerstellen, hadden zij in hoger beroep moeten gaan. In dit kort geding kan dit niet opnieuw aan de orde worden gesteld. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kunnen – als zij dat willen – een bodemprocedure starten.
5.16.
Noordkaap en Talpa zullen in conventie als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.325,00
5.17.
Noordkaap en Talpa zullen in reconventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden beoordeeld. De kosten aan de kant van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden wegens samenhang met de conventie begroot op nihil.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.2.
veroordeelt Noordkaap en Talpa hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 1.325,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
gebiedt Noordkaap en Talpa om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis uitvoering te geven aan onderdeel 5.1 van het vonnis van 23 juli 2020 door, in al het beeldmateriaal dat is gemaakt en is gepubliceerd [gedaagde 1] alsnog volledig onherkenbaar te maken, in het bijzonder door haar gelaat, kapsel en kleding volledig zwart te maken,
6.5.
veroordeelt Noordkaap en Talpa om aan [gedaagde 1] een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere dag (of een gedeelte daarvan) dat zij niet aan de in het onder 6.4 vermelde gebod voldoen, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
veroordeelt Noordkaap en Talpa hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot op heden begroot op nihil,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: GHF