ECLI:NL:RBAMS:2021:3752

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4863
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Conservatoire maatregel
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht buiten behandeling stellen van aanvraag bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.S. Vlieger, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. D. Ahmed. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand op grond van de Participatiewet. Deze aanvraag werd door verweerder op 4 maart 2020 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres niet tijdig de benodigde gegevens had aangeleverd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 11 augustus 2020. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres tijdig om een derde hersteltermijn heeft verzocht, maar dat verweerder hier niet op heeft gereageerd. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiseres voldoende gelegenheid had moeten krijgen om de ontbrekende gegevens aan te leveren. De rechtbank benadrukt dat het bestuursorgaan zorgvuldig moet handelen en dat het aan eiseres had moeten worden uitgelegd wat de gevolgen waren van het niet tijdig aanleveren van gegevens.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij de aanvraag inhoudelijk moet worden beoordeeld. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4863

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. D. Ahmed).

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand op grond van de Participatiewet (PW) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 11 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een Skypezitting van 26 mei 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 2 januari 2020 heeft verweerder een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand van eiseres ontvangen.
2. In een brief van 15 januari 2020 geeft verweerder eiseres een hersteltermijn voor het aanleveren van de ontbrekende gegevens tot en met 29 januari 2020.
3. Op 21 januari 2020 overlegt eiseres de civiele toevoegingen en nota’s. Ook verzoekt eiseres om uitstel voor het aanleveren van de gegevens, omdat zij meer tijd nodig heeft om deze te verzamelen. Een deel moet zij opvragen bij derden en ook heeft zij beperkte toegang tot het internet.
4. Op 29 januari 2020 biedt verweerder eiseres een tweede hersteltermijn voor het aanleveren van de ontbrekende gegevens tot uiterlijk 12 februari 2020.
5. Op 5 februari 2020 verzoekt eiseres opnieuw om uitstel voor het aanleveren van de gegevens, omdat het downloaden van de stukken langer duurt vanwege haar beperkte toegang tot het internet.
6. Daarna neemt verweerder op 4 maart 2020 het primaire besluit en wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.
7. In het bestreden besluit handhaaft verweerder de buitenbehandelingstelling van de aanvraag. Door het bieden van twee hersteltermijnen met een totale termijn van vijf weken heeft eiseres ruim de gelegenheid gehad om de stukken aan te leveren.
Het standpunt van eiseres
8. Eiseres vindt dat haar aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld. De nadere gegevens zijn tijdig ingediend bij verweerder en voor de gegevens die niet aangeleverd konden worden, is tijdig uitstel gevraagd. Eiseres heeft namelijk op 5 februari 2020 een verzoek om uitstel ingediend en de door verweerder gestelde termijn liep tot en met
12 februari 2020. Verder verwijst eiseres naar de beleidsregels [1] van verweerder en de werkvoorschriften [2] van verweerder waaruit blijkt dat verweerder uitstel kan verlenen voor het aanleveren van gegevens indien dit tijdig is aangegeven en hiervoor een goede reden bestaat. Het verzoek is tijdig gedaan en volgens eiseres is de goede reden gelegen in het feit dat de gevraagde informatie van derden moest worden verkregen en zij daarbij hulp nodig had. Doordat eiseres beperkte internettoegang heeft, duurde het downloaden van stukken en loonoverzichten langer. Daarbij is eiseres grotendeels afhankelijk van haar budgetbeheerder en heeft zij een handicap waardoor zij hulp nodig heeft bij haar administratie, ook al zijn de gegevens relatief eenvoudig digitaal te verkrijgen. Ook merkt eiseres op dat in wet- en regelgeving en de beleidsregels van verweerder niet is vastgelegd hoeveel hersteltermijnen verweerder maximaal mag verlenen. Tot slot heeft eiseres in de bezwaarfase alle gegevens aangeleverd, waardoor verweerder de aanvraag had moeten beoordelen.
9. Eiseres betoogt verder dat zij de termijn in de brief van 29 januari 2020 niet heeft opgevat als een laatste fatale termijn. In de brief staat immers dat eiseres nog om uitstel kan verzoeken. Ook heeft verweerder niet gewezen op de consequentie die de niet-tijdige aanlevering zou kunnen hebben. Gelet op de zorgvuldigheid die verweerder in acht moet nemen, was hij daar wel toe gehouden. Verder wijst eiseres op een besluit van verweerder van 4 december 2020 waarin de betreffende aanvrager een laatste hersteltermijn werd geboden en waarbij, ondanks de vermelding van de consequentie van niet-tijdige aanlevering, namelijk een mogelijke buiten behandeling stelling, de aanvrager de brief niet hoefde op te vatten als een laatste fatale termijn. Met andere woorden: de uitstelmogelijkheid ging vóór de fatale termijn. Tot slot heeft eiseres voorbeelden van aanvraagsituaties overgelegd waarbij verweerder drie hersteltermijnen heeft geboden.
Het standpunt van verweerder
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres voldoende tijd heeft gehad om de gevraagde gegevens te verstrekken. Het uitgangspunt is dat een hersteltermijn wordt geboden van maximaal vier weken. Alleen indien er een goede reden is, wordt een extra hersteltermijn geboden. Door aan eiseres geen derde hersteltermijn te bieden, is niet onredelijk gehandeld. In het geval van eiseres is namelijk een ruime termijn toegepast. Daarbij wordt conform de gemeentelijke beleidsregels éénmaal uitstel verleend en is bij eiseres uit coulance tweemaal uitstel verleend. Dat eiseres schulden heeft, een budgetbeheerder en beperkte toegang tot het internet, verandert hier niets aan. Dat eiseres afhankelijk is van informatieverstrekking door derden die de informatie niet tijdig aanleveren, blijft het risico van eiseres. Tot slot vindt verweerder de door eiseres aangedragen voorbeelden niet vergelijkbaar met de zaak van eiseres. De extra hersteltermijn werd in een aantal aangedragen voorbeelden gegeven omdat de aanvrager vanwege het coronavirus niet alle stukken kon aanleveren. Dat is bij eiseres niet het geval. Volgens verweerder heeft eiseres met steun van haar budgetbeheerder en gemachtigde ruimschoots de tijd gehad om de gevraagde informatie aan te leveren.
Het juridisch kader
11. De aanvrager verschaft de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. [3]
12. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. [4]
Het oordeel van de rechtbank
13. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) [5] , moet een hersteltermijn als hier aan de orde afgestemd zijn op de aard en de omvang van de gevraagde gegevens. De lengte van die termijn moet ruim genoeg zijn zodat de aanvrager in beginsel in staat is alle gevraagde gegevens en bescheiden vóór afloop van de hersteltermijn bij het bestuursorgaan aan te leveren. Uit het oogpunt van actieve en adequate informatieverstrekking verdient het aanbeveling om een aanvrager te wijzen op de mogelijkheid vóór afloop van de hersteltermijn om verlenging van die termijn te vragen ingeval bepaalde gegevens niet in het bezit van de aanvrager zijn en medewerking van derde personen of instanties nodig is om gevraagde gegevens en bescheiden te verkrijgen.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Bij een aanvraagprocedure dient het bestuursorgaan zorgvuldig te handelen. [6] Als het bestuursorgaan een als fataal bedoelde termijn stelt om een geconstateerd gebrek te herstellen, dient het bestuursorgaan aan te geven wat de gevolgen zijn als die termijn niet wordt gehaald. Bijvoorbeeld dat dan de mogelijkheid bestaat dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld. Dat heeft verweerder niet gedaan. Ook heeft verweerder niet gereageerd op het verzoek van eiseres om een derde hersteltermijn, terwijl eiseres dit wel tijdig heeft verzocht (het verzoek is gedaan op 5 februari 2020 en de termijn liep af op 12 februari 2020) en verweerder hiertoe in de brief van 29 januari 2020 uitdrukkelijk de mogelijkheid had geboden. Dat verweerder daar in het geheel niet op heeft gereageerd, vindt de rechtbank onzorgvuldig. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat het niet uitgesloten is dat eiseres de gevraagde gegevens wel uiterlijk 12 februari 2020 had ingediend als verweerder uitdrukkelijk had gewezen op de fatale termijn en de mogelijke consequentie van buitenbehandelingstelling. Zij had dan de derden van wie zij afhankelijk was op dat fatale karakter kunnen wijzen.
15. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat alle door verweerder gevraagde gegevens in de bezwaarprocedure zijn aangeleverd. Op grond daarvan stond er voor verweerder niets meer aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag in de weg. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen en verweerder opdragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, waarbij verweerder de aanvraag van eiseres inhoudelijk dient te beoordelen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Conclusie
16. Het beroep is gegrond. Eiseres krijgt dus gelijk.
17. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden.
18. Daarnaast zal de rechtbank het college veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Beleidsregels Werk, Participatie en Inkomen.
2.Zoals opgenomen in de kennisbank van Stimulansz: Inzicht Sociaal Domein.
3.Dit volgt uit artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb).
4.Dit volgt uit artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb.
5.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 21 oktober 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG1395.
6.Zie artikel 3:2 van de Awb.