ECLI:NL:RBAMS:2021:3685

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
81/291314-20 (A) 13/846008-20 (B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opslag en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk met betrekking tot verdachte

Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig zou hebben gemaakt aan het voorhanden hebben en opslaan van professioneel vuurwerk. De zaak betreft twee afzonderlijke parketnummers, aangeduid als zaak A en zaak B. De rechtbank heeft op 1 juli 2021 een terechtzitting gehouden, waar de officier van justitie, mr. H.H.M. Beune, de vordering heeft gedaan tot bewezenverklaring van alle feiten in beide zaken. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.T.H.M. Mühren, heeft in zaak A bekend, maar in zaak B heeft hij vrijspraak gevraagd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in zaak A op 14 en 13 november 2020 professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij niet over de vereiste gespecialiseerde kennis beschikte. In zaak B heeft de rechtbank echter geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte betrokken was bij het voorhanden hebben van 3658 kilogram vuurwerk op 26 november 2019, en heeft hij daarvoor vrijspraak gekregen. De rechtbank heeft de bewezenverklaring in zaak A gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal bevindingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en de risico's die daarmee gepaard gaan, vooral gezien het feit dat de verdachte niet over de benodigde kennis beschikte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 81/291314-20 (A) 13/846008-20 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 15 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische kamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.H.M. Beune en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.T.H.M. Mühren naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
het als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis opslaan en/of voorhanden hebben van professioneel vuurwerk (30 oktober 2020 tot 16 november 2020);
het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis (13 november 2020);
Zaak B
het als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis opslaan en/of voorhanden hebben van professioneel vuurwerk (23 tot en met 26 november 2019);
het buiten een toegestane inrichting 3658 kilogram vuurwerk voorhanden hebben (26 november 2019).
De tenlastelegging in zaak A is gewijzigd op de zitting. De tekst van de integrale tenlastelegging in beide zaken is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten in beide zaken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde. Verdachte heeft deze feiten bekend. De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het in zaak B tenlastegelegde.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
3.3.1.
Vrijspraak van het in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het in zaak B onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat op 26 november 2019 in een loods aan de [adres 2] achter een zwart gordijn een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk is aangetroffen. Het gaat in totaal om ongeveer 3658 kg vuurwerk. De huurder van het bedrijfspand, [huurder] , heeft verklaard dat hij het pand zou hebben onderverhuurd aan twee mannen die zich bij hem bekend hadden gemaakt als “ [naam 1] ” en “ [naam 2] ”. [naam 2] zou rijden in een witte Audi.
Verdachte heeft verklaard dat hij in een witte Audi rijdt en dat hij weleens in de loods is geweest om een drankje te drinken. Hij heeft voorts verklaard dat hij niet wist dat er vuurwerk lag.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte beschikkingsmacht had over het in de loods aangetroffen vuurwerk. Het dossier bevat aanwijzingen dat met [naam 2] verdachte wordt bedoeld, maar dit kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Het signalement dat [huurder] heeft gegeven van [naam 2] komt niet overeen met verdachte. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte op of rond 26 november in de loods is geweest. Weliswaar is verdachte weleens bij de loods geweest, maar dat alleen is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen ten aanzien van de opslag en het voorhanden hebben van het vuurwerk op 26 november 2019.
Nu het opslaan en voorhanden hebben van het vuurwerk zoals is ten laste gelegd dan wel enige andere vorm van strafrechtelijke relevante betrokkenheid van verdachte niet kan worden vastgesteld kan het onder 2 tenlastegelegde - het voorhanden hebben van 3658 kg professioneel vuurwerk buiten een toegestane inrichting, namelijk de loods, - evenmin worden bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen wat in zaak B onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2.
Het oordeel over het in zaak A tenlastegelegde
Aangezien de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht feit 1 bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 1 juli 2021;
  • een proces-verbaal van bevindingen aantreffen vuurwerk bij betreden woning [woning] , p. 225 t/m 258;
  • een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk PL1300 BVH 2020240019-A, p. 344 t/m 384;
  • een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk PL1300 BVH 2020240019-B, p. 384 t/m 480;
  • een proces-verbaal van bevindingen onderzoek [adres 3] 20 WED, PD D. Vermaat, p. 76 t/m 77;
  • een proces-verbaal van bevindingen omschrijving vuurwerk [adres 3] , p. 311 t/m 312;
  • een proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen vuurwerk PL1300 2020203040-7, p. 508 t/m 524.
De rechtbank acht feit 2 bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 1 juli 2021;
  • een proces-verbaal van bevindingen Observatie [adres 4] , p. 235 t/m 237; bevindingen observatie [adres 4] p. 128
  • een proces-verbaal van bevindingen Observatieverbaal 13 november 2020, p. 227 t/m 230;
  • een proces-verbaal van bevindingen 2020240019-4 controle witte bestelauto, p. 243 e.v.;
  • een proces-verbaal van bevindingen omschrijving vuurwerk Busje, p. 245 t/m 246;
  • een proces-verbaal KIWA certificering p. 249 ev

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in 3.3.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
1.
op 14 november 2020, te Putten en te Zaandam (gemeente Zaanstad , als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk,
(in een stacaravan aan de [adres 5] )
- 65 stuks shells (lijst III) en
- 7 stuks lawinepijlen (lijst III) en
(in een schuur aan de [adres 5] )
- 147 stuks shells (lijst III) en
- 15 stuks flowerbeds (lijst III) en
(in de woning aan de [adres 3] te Zaandam)
- 26 stuks bangers (lijst III), i,
heeft/hebben opgeslagen en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
2.
op 13 november 2020, te Amsterdam,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten
- 100 stuks shells (lijst III);
aan [naam 3] en [naam 4] , zijnde anderen dan personen met gespecialiseerde kennis, ter beschikking heeft gesteld;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Bij de strafoplegging speelt een belangrijke rol dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de opslag van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk in een niet geschikte inrichting in Wormerveer. (zaak B)
Verdachte heeft in Zaandam en Putten een hoeveelheid (professioneel) vuurwerk, te weten shells, lawinepijlen en flowerbeds, voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat professioneel vuurwerk (ernstig) gevaar kan opleveren omdat het meestal een zwaardere explosieve lading bevat dan het vuurwerk dat in Nederland aan consumenten verkocht mag worden. Voor de opslag van dergelijk vuurwerk gelden strenge regels en is specialistische kennis vereist. Verdachte beschikte niet over deze kennis. Verdachte lijkt niet over deze risico’s te hebben nagedacht.
De rechtbank heeft het strafblad van verdachte in aanmerking genomen. Hieruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Over verdachte is een reclasseringsrapport opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat verdachte wist dat het voorhanden hebben van dit soort vuurwerk strafbaar was. Verdachte vindt zijn handelen dom en dat hij begrijpt dat daar consequenties aan zitten. Zijn vrienden zouden hem hebben gevraagd het vuurwerk op te slaan. Uit het rapport en de terechtzitting blijkt dat detentie buitengewoon zwaar was voor verdachte. De rechtbank maakt zich zorgen over de negatieve invloed van zijn vrienden. Om die reden onderschrijft de rechtbank het advies van de reclassering namelijk dat het reeds ingezette traject van begeleiding en behandeling dat mede is gericht op de weerbaarheid van verdachte, wordt voortgezet.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om verdachte niet terug naar de gevangenis te sturen en dus bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

8.Beslag

Onder verdachte zijn goederen inbeslaggenomen, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte bijlage II.
Ten aanzien van de valse eurobiljetten, het horloge en het vuurwerk heeft de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer gevorderd. Op de zitting heeft verdachte te kennen gegeven op deze bankbiljetten geen prijs meer te stellen. De rechtbank verstaat die verklaring zo dat de verdachte van deze goederen afstand heeft gedaan, zodat een beslissing daarop achterwege kan blijven.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het 20 euro biljet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A, feit 1
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
Zaak A, feit 2
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 100 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden;
3. Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Veroordeelde meldt zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Zaandam op het adres Vincent van Goghweg 73 te Zaandam. Veroordeelde blijkt zich melden op afspraken met de reclassering zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. Veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling..
Geeft aan Reclassering Zaandam de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggave aan verdachte van het 20 euro biljet.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en B.G.L. van der Aa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Nieuwenhuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.