ECLI:NL:RBAMS:2021:3682

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
13/994057-19 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opslag en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en cocaïne met bewijsuitsluiting

Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig zou hebben gemaakt aan het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en cocaïne. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat op 1 juli 2021 plaatsvond. De officier van justitie, mr. H.H.M. Beune, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.H.J. Titahena, pleitte voor vrijspraak op basis van onrechtmatig verkregen bewijs. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte niet rechtmatig was, omdat de verbalisanten niet bevoegd waren om de ladekast en de tas daarin te doorzoeken zonder toestemming van een rechter-commissaris. Dit leidde tot gedeeltelijke bewijsuitsluiting, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van het voorhanden hebben van cocaïne.

De rechtbank achtte echter bewezen dat de verdachte professioneel vuurwerk had opgeslagen en voorhanden had gehad, zowel in zijn woning als in een loods. De verdachte had een grote hoeveelheid vuurwerk opgeslagen zonder de vereiste vergunningen en zonder de benodigde kennis, wat een ernstige inbreuk op de veiligheid met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en het feit dat hij niet eerder soortgelijke feiten had gepleegd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk was, en een taakstraf van 240 uur.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/994057-19 (Promis)
Datum uitspraak: 15 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische kamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr H.H.M. Beune en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.H.J. Titahena naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
het als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis opslaan en/of voorhanden hebben van professioneel vuurwerk (25 en 26 december 2019);
het als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis opslaan en/of voorhanden hebben van professioneel vuurwerk (23 tot en met 26 november 2019);
het aanwezig hebben van 23,82 gram cocaïne (26 december 2019).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle drie de feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde en partieel van het onder 1 tenlastegelegde voor zover de tenlastelegging ziet op de Cobra’s die zijn gevonden in de slaapkamer van cliënt. Er is sprake van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal. De verbalisanten waren niet bevoegd om de woning te doorzoeken, maar hebben dit toch gedaan. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv) op met als gevolg dat er bewijsuitsluiting dient te volgen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
3.3.1.
Het onrechtmatigheidsverweer – (gedeeltelijke) bewijsuitsluiting
Het proces-verbaal van bevindingen van 26 december 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [naam 2] , dat ten grondslag ligt aan het verweer van de raadsman, houdt, voor zover relevant, in:
“Op 26 december 2019 waren wij aanwezig op de [adres 1] voor een doorzoeking op grond van artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering in combinatie met de Wet op Economische Delicten. (…)
Vervolgens keken wij zoekend rond in de slaapkamer. Wij zagen aan de rechterzijde een bureau staan met daarboven een hoogslaper. Links onder het bureau stond een kleine kast. In het bovenste vak van deze kast zagen wij een zwart doosje met vuurwerk liggen, zoals te zien is op de foto’s 1 en 2 van de fotobijlage. Op het bureau zagen wij bovenop twee ladeblokken één losse nitraat. Onder het bureau zagen wij meerdere tassen liggen. Tussen deze tassen zagen wij links onder het bureau één rode plastic tas. Wij zagen bij deze tas aan de buitenzijde een aantal contouren cq rondingen waardoor wij beiden het vermoeden kregen dat er vuurwerk in deze tas zou kunnen zitten. Hierop heb ik telefonisch contact opgenomen met Officier van Justitie Beune. Ik hoorde officier van justitie daarnaar gevraagd zeggen dat deze tas geopend mocht worden om de inhoud ervan te bekijken. Nadat verbalisant [naam 2] genoemde rode plastic tas had geopend zagen wij in de tas onder andere meerdere verpakkingen met daarin Cobra 6 vuurwerk zoals te zien is op foto 7 van de fotobijlage.
Bij binnenkomst van de slaapkamer aan de linkerzijde achterin de slaapkamer zag ik twee ladeblokken naast elkaar staan (…). Ik, verbalisant [naam 2] , zag in de onderste lade van het doorzichtige kleinere ladeblok een schoudertas liggen. Ik heb deze lade geopend om genoemde schoudertas eruit te halen en de inhoud ervan te bekijken. Ik zag in deze schoudertas (…) twee plastic gripzakjes, met daarin meerdere witte wikkels.”
Op grond van dit proces-verbaal stelt de rechtbank vast dat de verbalisanten zijn binnengetreden op grond van artikel 96 Sv in combinatie met artikel 21 Wet economische delicten. Op grond van het laatstgenoemde artikel (tweede lid) zijn opsporingsambtenaren bevoegd om verpakkingen te openen. Daaruit volgt dat de verbalisanten bevoegd waren om de tas waarin het vuurwerk is aangetroffen te openen en dat dus rechtmatig hebben gedaan. Het verweer dat het bewijsmateriaal in de plastic tas op onrechtmatige wijze is verkregen, zal dan ook worden verworpen.
Dat geldt niet voor van het openen van een ladekastje en vervolgens het zich daarin bevindende schoudertasje. Voornoemde wetsartikelen voorzien niet in die bevoegdheid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door verbalisant verrichte handelingen, het openen van de ladekast en het doorzoeken van de tas die daarin lag, verder ging dan zoekend rondkijken en openen van een verpakking. Het openen van de ladekast en het vervolgens openen van de daarin aangetroffen schoudertas is aan te merken als een doorzoeking. Een doorzoeking van een woning kan slechts plaatshebben onder leiding van een rechter-commissaris. Daarvan was geen sprake. Het bewijs dat is verkregen door deze handelwijze is dan ook onrechtmatig verkregen.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. De voorschriften voor het doorzoeken van woningen zijn aan te merken als belangrijke strafvorderlijke voorschriften. Door de onrechtmatige doorzoeking van de ladekast en de tas is daarom zowel - en naar het oordeel van de rechtbank ook in aanzienlijke mate - inbreuk gemaakt op een belangrijk strafvorderlijk voorschrift, als op de door dat voorschrift gewaarborgde belangen van de verdachte, welke inbreuk verwijtbaar is. Ook is de verdachte hierdoor in zijn belangen geschaad. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het bewijs dat is verkregen uit de doorzoeking van de handtas moet worden uitgesloten van het bewijs met als gevolg dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde voorhanden hebben van cocaïne.
De in de schoudertas aangetroffen cocaïne wordt immers uitgesloten van het bewijs.
3.3.2.
Ten aanzien van feit 1
Aangezien de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359 Sv, derde lid, laatste volzin met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht feit 1 bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 1 juli 2021;
  • een proces-verbaal van bevindingen met foto’s PL1100-2019247914-5, p. 265 t/m 272;
  • een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage, p. 299 t/m 309;
  • een proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen met Rapportage NFI, ALG. 65, p. 750 t/m 754;
  • een proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen vuurwerk 2019247914-A, p. 1035 t/m 1067.
3.3.3.
Het oordeel over het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht dit feit bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Op 26 november 2019 wordt in de loods achter een zwart gordijn een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk aangetroffen. [2] Het gaat in totaal om ongeveer 3658 kg vuurwerk.
De huurder van de loods, [huurder] heeft verklaard dat het vuurwerk in het weekend van
23 en 24 november 2019 is binnen gebracht. [3]
Tijdens observaties op 23 november 2019 wordt een Mercedes bestelbus gezien bij de loods aan de [adres 2] . [4] Op camerabeelden van de loods is te zien dat de bestelbus de loods wordt in- en uitgereden. [5] Uit het dossier blijkt dat verdachte de bestelbus van 22 november tot 26 november 2019 heeft gehuurd. [6] Uit de track en trace gegevens van de bus blijkt dat deze op zaterdag 23, zondag 24 en maandag 25 november in België is geweest en later op die dagen eveneens bij de loods in Wormerveer. [7]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de bestuurder is geweest van de Mercedes bus en dat hij de bus heeft gehuurd. Het geld voor het huren van de bus heeft hij achteraf teruggekregen van medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft voorts verklaard dat hij in de periode van 23 en 26 november naar België is gereden om bouwmateriaal en gereedschap op te halen en te vervoeren. Verdachte is bij de loods geweest, maar hij wist niet dat er vuurwerk lag.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte – dat hij gereedschap en bouwmateriaal vervoerde en geen wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwerk in de loods- volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte dat weekend meermalen bij de loods is geweest, de periode waarin hij de bestelbus heeft gehuurd en de verklaring van [huurder] dat het vuurwerk dat weekend is binnen gebracht.
Het verweer van de raadsman dat de verklaring van [huurder] onvoldoende betrouwbaar is omdat hij mogelijk zelf een rol zou hebben gespeeld, schuift de rechtbank terzijde. Immers, verdachte heeft bekend dat hij op 23 november in de loods is geweest, volgens [huurder] de dag dat er vuurwerk werd binnen gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding om op dit punt van de verklaring van [huurder] te twijfelen aan de betrouwbaarheid.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het niet anders kan dat verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwerk in de loods. Bewezen kan worden dat verdachte het vuurwerk voorhanden heeft gehad.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in 3.3.2 en 3.3.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 25 december 2019 en 26 december 2019, te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, (in een auto) en in de gemeente Alkmaar (in een woning aan de [adres 1] ), als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk,
24 stuks Super Cobra 6 (pag. 1041) (25 december 2019 auto), en
3 stuks Super Esplosione (pag. 1044) (25 december 2019 auto), en
27 stuks Super Cobra 6 (pag. 1053) (26 december 2019 woning),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
2.
in de periode van 23 november 2019 tot en met 26 november 2019, te Wormerveer, gemeente Zaanstad, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk,
998 stuks shells (pag. 847), en
88 stuks flowerbeds (pag. 847), en
150 stuks Super Esplosione (pag. 847),
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van de ondergane voorlopige hechtenis overstijgt.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk opgeslagen in een loods. Daarnaast had verdachte ook professioneel vuurwerk voorhanden gehad in zijn woning en in zijn auto. Dat laatste met het kennelijk doel dat vuurwerk te verkopen aan minderjarigen.
Het is algemeen bekend dat professioneel vuurwerk (ernstig) gevaar kan opleveren omdat het meestal een zwaardere explosieve lading bevat dan het vuurwerk dat in Nederland aan consumenten verkocht mag worden. Voor de opslag van dergelijk vuurwerk gelden strenge regels en is specialistische kennis vereist. Verdachte heeft gehandeld zonder enige kennis en zonder vergunningen voor het vervoeren en opslaan van dergelijke gevaarlijke stoffen. Dit vuurwerk is extreem krachtig en veroorzaakt samen met de hoeveelheid een uitzonderlijke gevaarlijke situatie dat grote veiligheidsrisico’s met zich meebracht voor de omgeving van de loods. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk en zij zal hiermee rekening houden bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank houdt onder andere rekening met het feit dat verdachte een baan heeft.
Verdachte heeft zich blijkens zijn strafblad niet eerder schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
De rechtbank vindt – mede gezien de tijd die inmiddels na het plegen van de feiten is verstreken- dat verdachte niet terug de gevangenis in hoeft, maar acht wel, gelet op de ernst van de feiten, een voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank vindt dat gezien de gevaarzetting van de bewezenverklaarde feiten naast deze gevangenisstraf ook een taakstraf voor de maximale duur van 240 uur op zijn plaats.

8.Beslag

Onder verdachte is vuurwerk en cocaïne in beslag genomen. De rechtbank zal geen beslissing nemen nu verdachte afstand heeft gedaan van deze voorwerpen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en B.G.L. van der Aa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Nieuwenhuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen [adres 3] met fotobijlage, p. 386 t/m 451.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte [huurder] , p. 204 e.v.
4.Proces-verbaal van observatie OBS.BOT.01.14, p. 1276 t/m 1278.
5.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 4] , p. 611 t/m 612.
6.Bijlage 17, p. 1220.
7.Alg. 26.02, p. 465 t/m 470.