ECLI:NL:RBAMS:2021:3678

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
81/291309-20 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opslag en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en munitie door verdachte

Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben en opslaan van professioneel vuurwerk en munitie. De zaak kwam ter terechtzitting op 1 juli 2021, waar de officier van justitie, mr. H.H.M. Beune, de bewezenverklaring vorderde. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van het opslaan van circa 101 kg vuurwerk in zijn kelderbox en het voorhanden hebben van munitie van categorie II en III van de Wet wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van het vuurwerk in de kelderbox bewezen was, maar sprak de verdachte vrij van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder de opslag van vuurwerk in een stacaravan en schuur in Putten, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank legde een taakstraf van 200 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn voortgang in de reclassering. De uitspraak benadrukte de gevaren van professioneel vuurwerk en de noodzaak van specialistische kennis voor de opslag ervan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 81/291309-20 (Promis)
Datum uitspraak: 15 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische kamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.H.M. Beune en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. van den Berg naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
het als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis opslaan en/of voorhanden hebben van professioneel vuurwerk (14 tot 16 november 2020);
het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis (13 november 2020);
het voorhanden hebben van 24 patronen (16 november 2020).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde ten aanzien van de hoeveelheid vuurwerk in de schuur en stacaravan en van feit 2. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het onder 1 tenlastegelegde voorhanden hebben van het vuurwerk aan de [adres 2] en feit 3.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat, op grond van de wettige bewijsmiddelen, uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Feit 1:
In de kelderbox van de woning van verdachte aan de [adres 2] werd circa 101 kg vuurwerk gevonden. [2] Verdachte heeft bekend dat hij dit vuurwerk voorhanden heeft gehad. [3] De rechtbank acht het voorhanden hebben van het vuurwerk op de [adres 2] dan ook bewezen.
Om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde opslaan/voorhanden hebben van vuurwerk in de stacaravan en schuur in Putten te komen, dient er bewijs te zijn dat verdachte strafrechtelijk relevant betrokken was bij die opslag in Putten, dan wel dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer anderen die daarbij strafrechtelijk betrokken waren.
Uit het dossier volgt dat op 14 november 2020 in de stacaravan op het vakantiepark in Putten shells en lawinepijlen werden gevonden. In de schuur bij die stacaravan stonden dozen met shells en 1 flowerbed van circa 80 kg. In totaal ging het om ongeveer 650 kg vuurwerk. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt niet dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt als het gaat om de opslag en het voorhanden hebben van het op 14 november 2020 in Putten aangetroffen vuurwerk. Weliswaar is verdachte daar op 13 november 2020 samen met verdachte [medeverdachte] geweest maar alleen daaruit valt die samenwerking niet af te leiden. Ook is gezien dat verdachte met een doos in de richting van de schuur liep en dat verdachte voor de duur van 9 minuten op het park in Putten is geweest, maar niet is gebleken wat in de doos heeft gezeten. Ook dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben of opslaan van het op 14 november aangetroffen vuurwerk.
Van een andere vorm van betrokkenheid van verdachte bij het vuurwerk in Putten is niet gebleken.
De rechtbank zal verdachte van deze twee onderdelen (de stacaravan en de schuur) vrijspreken.
Feit 2:
Tijdens de observatie op 13 november 2020 wordt waargenomen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in een witte Audi met kenteken [kenteken] zijn gestopt bij Snackbar [naam 3] . Toen ze voor de deur stonden kwamen er twee mannen bij hun staan. Ze begroetten elkaar, stonden te praten en er werden papieren overgegeven.
Er wordt gezien dat er vanuit de witte Audi dozen worden overgeladen in een grote witte bestelbus tevens geparkeerd in de [straatnaam] . Het is niet duidelijk te zien wie de dozen in de bus stalt. Deze bus is ruim een uur later staande gehouden. In de bus zaten twee personen genaamd [naam 1] en [naam 2] . In de bus lag een geopende doos met shells. Later bleek dat in de bus in totaal twee dozen met shells lagen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bij de snackbar was om te eten. Uit de observatie blijkt niet wie de doos in de bus heeft gezet. Daarom kan niet worden vastgesteld dat verdachte het vuurwerk ter beschikking heeft gesteld. Ook kan niet worden vastgesteld op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting dat verdachte nauw en bewust heeft samen gewerkt met een ander om het vuurwerk aan [naam 1] en [naam 2] ter beschikking te stellen. Verdachte wordt dan ook van dit feit vrijgesproken.
Feit 3:
De rechtbank acht dit feit bewezen en overweegt daartoe als volgt. Tijdens de doorzoeking van de kelderbox behorend bij de [adres 2] zijn verschillende typen patronen aangetroffen. [4] Verdachte heeft bekend dat hij de patronen voorhanden heeft gehad. [5] Uit het munitieonderzoek blijkt dat deze patronen munitie zijn van categorie II en categorie III van de Wet wapens en munitie. [6]

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 16 november 2020, te Zaandam (gemeente Zaanstad), als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk,
(in een kelderbox en/of in de woning aan de [adres 2] )
- 66 stuks, althans één of meer stuks shells (lijst III) en
- 29 stuks, althans één of meer stuks lawinepijlen (lijst III) en
- 336 stuks, althans één of meer stuks bangers (lijst III) en
in elk geval een hoeveelheid professioneel vuurwerk,
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
3.
op 16 november 2020 te Zaandam (gemeente Zaanstad),
een hoeveelheid munitie van categorie II en categorie III, van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 5 patronen (kaliber 5.56x 45 mm NATO)
- 19 patronen (kaliber 9x19mm Luger/Parabellum)
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van de ondergane voorlopige hechtenis overstijgt.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Vooropgesteld moet worden dat de rechtbank verdachte vrij spreekt van een groot deel van het tenlastegelegde, te weten een grote opslag van vuurwerk in Putten én het ter beschikking stellen aan anderen van professioneel vuurwerk. Dit alleen al betekent dat de rechtbank een veel lagere straf zal opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Verdachte heeft een hoeveelheid (professioneel) vuurwerk, te weten shells, lawinepijlen en bangers voorhanden gehad in een woning. Het is algemeen bekend dat professioneel vuurwerk (ernstig) gevaar kan opleveren omdat het meestal een zwaardere explosieve lading bevat dan het vuurwerk dat in Nederland aan consumenten verkocht mag worden. Voor de opslag van dergelijk vuurwerk gelden strenge regels en is specialistische kennis vereist.
Verdachte beschikte niet over deze kennis. Hij lijkt niet over deze risico’s te hebben nagedacht.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het overtreden van de Wet wapens en munitie; hij had op de dag dat hij werd aangehouden munitiepatronen voorhanden.
De rechtbank heeft ook het strafblad van verdachte in aanmerking genomen. Hieruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Over verdachte is door de afdeling toezicht van de reclassering een voortgangsverslag opgemaakt. Uit dit verslag blijkt dat verdachte momenteel serieus bezig is en een aantal goede stappen heeft gemaakt. Volgens het verslag dient verdachte handvatten te krijgen waarbij hij leert kritischer te kijken naar de keuzes die hij maakt ten aanzien van zijn handelen.
Een gevangenisstraf zal de voortgang die verdachte heeft geboekt teniet doen en hem tevens beletten om aan een goede toekomst te werken. Weliswaar wordt toepassing van het volwassenstrafrecht door de reclassering geadviseerd en zal dat door de rechtbank worden toegepast, maar verdachte bevindt zich nog maar net over de grens van adolescentie naar volwassenheid. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaring van het tenlastegelegde en de hiervoor genoemde omstandigheden, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting aanzienlijk af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank zal verdachte een forse taakstraf op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De voorwaardelijke straf is nodig om naleving door verdachte van de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering te bewerkstelligen. Meldplicht, toezicht en een gedragsinterventie zijn nodig om de huidige door verdachte ingeslagen weg te blijven volgen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn goederen inbeslaggenomen, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte bijlage II.
Ten aanzien van het vuurwerk (nrs. 6, 7 en 13) en de munitie (nrs. 10, 11 en 12) zal de rechtbank geen beslissing nemen nu verdachte ter zitting afstand heeft gedaan van deze voorwerpen.
Ten aanzien van de overige voorwerpen (nrs. 8, 9, 14, 16 en 17) geldt dat zij niet op de voet van artikel 36c Wetboek van Strafrecht voor onttrekking aan het verkeer in aanmerking komen. Het zijn ook geen voorwerpen die geschikt zijn om soortgelijke feiten te begaan of de opsporing daarvan te belemmeren, zodat ook aan de voorwaarden van artikel 36d van dat Wetboek voor onttrekking aan het verkeer niet is voldaan, De rechtbank zal een last geven tot teruggave aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan:
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit.
2. Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden.
3. Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt.
2. Veroordeelde gedraagt zich naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
3. Veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa, of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden; de reclassering bepaalt de aard en invulling van deze training; de veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggave aan verdachte van de volgende nummers op de beslaglijst:
Nr. 8 (Kymco Agility bromfiets)
Nr. 9 (kentekenplaat)
Nr. 14 (Rolex horloges)
Nr. 16 (stempel Schaap & Citroen)
Nr. 17 (Boekje beschrijving revolver)
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en B.G.L. van der Aa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Nieuwenhuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aantreffen vuurwerk [adres 2] , p. 314 e.v. en Proces-verbaal omschrijving vuurwerk [adres 2] , p. 316 e.v.
3.Verklaring van verdachte ter zitting d.d. 1 juli 2021.
4.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen vatbare voorwerpen en doorzoeken box opslag woning [adres 2] , p. 319 ev
5.Verklaring van verdachte ter zitting 1 juli 2021.
6.Proces-verbaal van technisch onderzoek, p. 911 e.v.