ECLI:NL:RBAMS:2021:3672

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
9225940 WM 21-1497
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeerssanctie wegens het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeerssanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene, geboren op 2 december 1997, had een administratieve sanctie ontvangen op basis van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) omdat hij op 15 januari 2021 tijdens het rijden op de A10 een mobiele telefoon zou hebben vastgehouden. De betrokkene heeft tegen deze sanctie beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat hij de telefoon op zijn schoot hield en dit niet kan worden aangemerkt als vasthouden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene tijdig beroep heeft ingesteld en dat de gemachtigde van de betrokkene ter zitting is verschenen. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de beslissing van de officier van justitie om het beroep ongegrond te verklaren, niet terecht was, omdat de hoorplicht was geschonden. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de verweerder, maar niet automatisch tot vernietiging van de inleidende beschikking.

De kantonrechter heeft verder overwogen dat het op de schoot houden van een mobiele telefoon niet kan worden aangemerkt als vasthouden in de zin van de verkeerswetgeving. Aangezien de wet niet elk fysiek contact met een mobiel elektronisch apparaat strafbaar stelt, kon de kantonrechter de aan betrokkene verweten gedraging niet vaststellen. De inleidende beschikking werd derhalve vernietigd. Daarnaast heeft de kantonrechter de verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 534,00.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. B. Brokkaar
zaaknummer: 9225940 WM VERZ 21-1497
beslissing van: 30 juni 2021
func.: 31022
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 30 juni 2021 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

Bezwaartegenverkeersboetes.NL/ I.N.D.J. Rissema

hierna: gemachtigde

welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 5 maart 2021 en is gericht tegen de beslissing van 24 februari 2021 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren op 2 december 1997:

[betrokkene]

[adres]
Hoofddorp
hierna: betrokkene

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 28 januari 2021 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 22 juni 2021. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Gemachtigde is ter zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.
Ten slotte is door de kantonrechter in het openbaar uitspraak gedaan op 30 juni 2021.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten dat de bestuurder van het motorvoertuig met kenteken [kenteken] , tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden op de A10, ter hoogte van hectometerpaal 24.9 links, te Amsterdam op 15 januari 2021.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert – kort samengevat – aan dat zowel de beslissing van verweerder als de inleidende beschikking vernietigd dienen te worden. De beslissing van verweerder dient vernietigd te worden vanwege schending van de hoorplicht. Deze schendig moet tevens leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking. Daarnaast wordt de aan betrokkene verweten gedraging betwist. Betrokkene hield een mobiele telefoon op zijn schoot hetgeen niet kan worden aangemerkt als vasthouden.
4. Het volgende wordt overwogen.
5. Artikel 7:17, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft de officier van justitie de mogelijkheid om van het horen af te zien wanneer de indiener van het beroepschrift niet binnen een door de officier van justitie gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
6. Ambtshalve is bekend dat in de op 11 juli 2017 nieuw ingevoerde inleidende beschikking niet wordt verwezen naar de mogelijkheid voor betrokkene gehoord te worden. Op deze mogelijkheid is betrokkene nadat zij beroep heeft ingesteld ook niet anderszins gewezen. Gelet hierop kon de officier van justitie niet op de voet van artikel 7:17, aanhef en onder d, van de Awb van horen afzien. Ook de andere uitzonderingsgronden van artikel 7:17 van de Awb doen zich hier niet voor. De beslissing van verweerder dient derhalve vernietigd te worden.
7. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat schending van de hoorplicht niet zonder meer leidt tot vernietiging van de inleidende beschikking.
8. De verbalisant verklaart in het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht dat de gedraging is vastgesteld met behulp van een camerasysteem dat de gedraging op drie foto’s heeft vastgelegd. Deze foto’s bevinden zich in het dossier. Op de foto’s is te zien dat een mobiele telefoon op de schoot van betrokkene lag.
9. De kantonrechter is van oordeel dat het op de schoot houden van een mobiele telefoon niet kan worden aangemerkt als vasthouden van een telefoon. In artikel 61a van het RVV 1990 is expliciet het vasthouden van een mobiele elektronisch apparaat tijdens het rijden strafbaar gesteld. Niet ieder fysiek contact met een mobiel elektronisch apparaat kan worden aangemerkt als vasthouden. Nu de regelgever niet ieder fysiek contact met een mobiel elektronisch apparaat strafbaar heeft gesteld, kan de kantonrechter de aan betrokkene verweten gedraging niet vaststellen. De inleidende beschikking dient derhalve vernietigd te worden.
10. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. De inleidende beschikking wordt in de onderhavige zaak vernietigd. Dat is aanleiding om aan betrokkene een proceskostenvergoeding toe te kennen.
11. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. De gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht:
- het indienen van beroep bij de kantonrechter;
- het bijwonen van de zitting op 9 februari 2021.
Gelet op het voorgaande wordt er in deze zaak aan gemachtigde voor de verrichte proceshandelingen in totaal 2 punten toegekend. De waarde per punt bedraagt € 534,00 en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal de kantonrechter verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 534,00.
12. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- bepaalt dat het aan zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder een kostenvergoeding toe van € 534,00, over te maken op het door de gemachtigde opgegeven bankrekeningnummer.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.