Op 9 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Zweedse autoriteiten. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 14 april 2021 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van verkrachting, een feit dat onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet valt. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft, wat van belang is voor de overlevering.
Tijdens de openbare zitting op 25 juni 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de garantie van de Zweedse autoriteiten voldoende is, waarbij is bevestigd dat de opgeëiste persoon, indien hij in Zweden wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland zal mogen ondergaan. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan.