ECLI:NL:RBAMS:2021:3654

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
AMS 20/4552
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing gemeentelijk monument van het voormalig woonhuis van Etty Hillesum door de gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld over de aanwijzing van het voormalig woonhuis van Etty Hillesum als gemeentelijk monument door de gemeente Amsterdam. De gemeente heeft het pand, dat oorspronkelijk als koetshouderij met paardenstal is gebouwd, aangewezen vanwege zijn stedenbouwkundige, architectonische en cultuurhistorische waarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente de waarde van het pand goed heeft onderbouwd en dat het algemeen belang bij de aanwijzing zwaarder weegt dan de belangen van de eiseres, die het pand wilde slopen en herbouwen.

De eiseres, eigenaar van het pand, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanwijzing en betoogd dat het pand niet als monument aangemerkt had mogen worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gemeente beoordelingsruimte heeft bij het vaststellen van de monumentale waarde en dat het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit zorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank heeft de argumenten van de eiseres verworpen en geconcludeerd dat de aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument rechtmatig is.

De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en benadrukt dat de monumentale waarden van het pand, waaronder de cultuurhistorische betekenis van Etty Hillesum, voldoende zijn aangetoond. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4552

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] ,te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. C.M. Delstra).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Stichting Cuypersgenootschap,gevestigd te Zoetermeer
(gemachtigde: L.W. Dubbelaar),
en

het Joods Cultureel Kwartier,

het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies,
de Anne Frankstichting,
Herinneringscentrum Kamp Westerbork,
Uitgeverij Balans.
(gemachtigde: mr. G. Janssen).

Procesverloop

Met het besluit van 16 juni 2020, bekend gemaakt door verzending op 17 juni 2020 (het primaire besluit), heeft verweerder het pand gelegen aan de [adres pand] aangewezen als gemeentelijk monument.
Eiseres heeft op 27 juli 2020 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en verweerder verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft ingestemd met rechtstreeks beroep.
De rechtbank heeft het bezwaarschrift als beroepschrift in behandeling genomen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een reactie op het verweerschrift en nadere stukken ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2021. Eiseres, verweerder en derde-partijen, met uitzondering van de Stichting Cuypersgenootschap hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Namens de Stichting Cuypersgenootschap is, zoals vooraf aangekondigd, niemand verschenen. Met gemachtigde van verweerder is ook
[naam 1] (Beleidsadviseur Monumenten en Archeologie) verschenen.

Overwegingen

Achtergrond en besluitvorming
1. Op 16 juni 2020 heeft verweerder, op verzoek van onder meer derde belanghebbenden [1] het pand gelegen aan de [adres pand] (hierna: het pand) als gemeentelijk monument aangewezen.
2. Verweerder heeft aan het besluit een monumentbeschrijving van de afdeling Monumenten en Archeologie en een advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (hierna: CRK) ten grondslag gelegd. De CRK heeft op grond van de selectiecriteria, die zijn vastgesteld in de Erfgoedverordening van Amsterdam, geadviseerd dat de panden voor Amsterdam van belang zijn vanwege stedenbouwkundige, architectonische en cultuurhistorische waarden.
3. Het pand is in de jaren 1900-1901 gebouwd als voormalige koetshouderij met paardenstal en bovenwoningen en heeft in de loop der jaren verschillende functies gehad. De onderste bouwlaag is onder andere in gebruik geweest als garage, autoshowroom en bankgebouw. Door verschillende verbouwingen is het pand niet meer in originele staat. Eiseres is eigenaar van het appartement Gabriel Metsustraat 4a. In de afgelopen jaren zijn voor het pand meerdere aanvragen voor omgevingsvergunningen ingediend, waaronder twee aanvragen voor sloop-herbouw. Op 10 april 2019 is door verweerder een omgevingsvergunning voor sloop-herbouw verleend. Hiertegen loopt nog een bezwaarprocedure. Vervolgens is er een tweede sloop-herbouwaanvraag ingediend. Onderdeel van de plannen is het maken van een extra verdieping waardoor het pand drie meter hoger wordt. De sloop-herbouwplannen waren aanleiding voor derde belanghebbenden om een aanvraag in te dienen voor aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument. Verweerder heeft inmiddels ook een omgevingsvergunning afgegeven voor herstel van het pand, zonder sloop. Deze vergunning, waarbij het aspect monumenten is beoordeeld, is inmiddels onherroepelijk. Het pand mag daarmee worden verbouwd in overeenstemming met de voorwaarden die in het kader van de monumentenstatus zijn opgesteld.
4. Eiseres houdt vast aan de sloop-herbouwplannen. Zij stelt dat het pand niet als monument aangemerkt had mogen worden omdat de stedenbouwkundige- en architectonische waarden ontbreken en de cultuurhistorische waarde onvoldoende is aangetoond. Als er al stedenbouwkundige en architectuurhistorische waarden zijn geweest, dan zijn deze volgens eiseres verdwenen door de vele verbouwingen die in het verleden zijn uitgevoerd. Deze verbouwingen zijn bovendien allen vergund door verweerder. Daaruit blijkt volgens eiseres ook dat er geen sprake is van beschermingswaardige monumentale waarden. Eiseres voert verder aan dat de aanvragen voor de sloop-herbouwplannen al onder voorwaarden akkoord waren bevonden door de CRK en zich in een afrondende fase bevonden. De ‘draai’ van de CRK, die nu opeens heeft geoordeeld dat het pand monumentale waarde heeft is ook daarom niet geloofwaardig.
Beoordeling door de rechtbank
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft verweerder beoordelingsruimte bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak en heeft zij beleidsruimte bij de beantwoording van de vraag of een als monumentwaardig beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument wordt aangewezen. [2] Verder mag verweerder op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [3] Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt verweerder de adviseur een reactie op wat de partij over het advies heeft aangevoerd.
6. Aan het besluit tot aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument ligt een monumentale beschrijving van de afdeling Monumenten en Archeologie ten grondslag en een advies van de CRK. De monumentale beschrijving bevat een beschrijving van de geschiedenis van het pand waaronder het eerste gebruik als stalhouderij met bovenwoningen. Verder is aan de hand van een aantal criteria beschreven wat de monumentale waarde van het pand is. Daarbij zijn de architectonische bijzonderheden beschreven waaronder de hoogwaardige gedetailleerde gevels met erkers en siermetselwerk, dat ook is doorgezet in de zeer zichtbare blinde zijgevel. Bovendien is de typologie van een stalhouderij met bovenwoningen met grote gevelopeningen ter plaatse van de wagenstal en paardenstal, ondanks wijzigingen, volgens de CRK nog duidelijk afleesbaar in de gevel. De rol van het pand in de stedenkundige omgeving is ook beschreven: de voormalige stalhouderij met bovenwoningen vormt een representatief onderdeel van de vrijwel gave 19e eeuwse zuidwestelijke gevelwand van het Museumplein. Tenslotte is de cultuurhistorische waarde beschreven: de combinatie van bovenwoningen met op de begane grond een stalhouderij met koetsverhuur, als voorziening voor de welgestelden in de buurt, was ten tijde van de bouw een nieuw fenomeen in de 19e eeuwse buurt. De stalhouderij werd in 1913 verkocht aan de Amsterdamse Rijtuigenmaatschappij en het pand werd omgebouwd tot garage. Ook als schakel in de mobiliteitsgeschiedenis van Amsterdam is het pand van belang. Daarnaast vormt het pand een herinnering aan de bewoning door Etty Hillesum, die hier van 1937 tot 1943 woonde en schreef aan haar internationaal bekende dagboeken. De CRK heeft positief geadviseerd over het voornemen om het pand als gemeentelijk monument aan te wijzen op basis van de beschreven cultuurhistorische, architectonische en stedenbouwkundige waarden. In dat kader heeft de CRK nog overwogen dat ondanks de vele aanpassingen van de plint, de voor deze omgeving zeldzame typologie nog goed afleesbaar is.
7. Het betoog van eiseres biedt geen aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies van de CRK, de begrijpelijkheid van de in die adviezen gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. Dat eiseres een andere mening heeft over de monumentale waarde van het pand is daarvoor onvoldoende. Anders dan eiseres kan de rechtbank ook de stelling van de CRK volgen dat, ondanks de wijzigingen, de typologie van een stalhouderij met bovenwoningen met grote gevelopeningen ter plaatse van de wagenstal en paardenstal, nog duidelijk afleesbaar is in de gevel. Verweerder stelt bovendien terecht dat een aanvraag voor sloop-herbouw beoordeeld wordt vanuit een ander beoordelingskader dan een aanvraag voor een aanwijzing als monument. In zijn algemeenheid geldt dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bij de welstandstoets de voor de grond geldende bebouwingsmogelijkheden als uitgangspunt dienen te worden gehanteerd. Voor zover eiseres meent dat de beoordeling van een omgevingsvergunning voor een orde-3 pand ook een beoordeling op monumentale waarde inhoudt, heeft verweerder dit op de zitting nader toegelicht. In dit geval is sprake van een orde-3 pand. Hoewel behoud het uitgangspunt is voor een orde-3 pand, kan volgens verweerder onder voorwaarden sloop-herbouw van een dergelijk pand in specifieke omstandigheden wel toegestaan worden. Dit wordt beoordeeld vanuit het toetsingskader voor een omgevingsvergunning. Bij de beoordeling van een voornemen tot aanwijzing tot monument worden meer en andere aspecten meegewogen en heeft de CRK op basis van de criteria zoals genoemd in de Erfgoedverordening indringender getoetst. Daarbij bestaat de CRK uit verschillende subcommissies. De leden van de subcommissie die over de monumentale waarde van een pand adviseren hebben een andere expertise dan de leden van de subcommissie die de aanvragen voor omgevingsvergunningen beoordelen. Daarom is er geen sprake van een ‘draai’ hoewel dit door eiseres wel zo is ervaren. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden geen grond voor het oordeel dat verweerder niet op dit advies heeft mogen afgaan. De rechtbank acht het advies inzichtelijk gemotiveerd en navolgbaar. Verweerder heeft zich gelet hierop in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het pand zulke monumentale waarden heeft dat het voor aanwijzing als gemeentelijk monument in aanmerking komt.
8. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat zij uit het eerdere advies van de CRK voor de sloop-herbouwplannen het vertrouwen mocht ontlenen dat het pand niet als monument aangemerkt zou worden. Eiseres heeft ook aan de enkele omstandigheid dat het pand niet eerder op deze lijst is opgenomen niet het gerechtvaardigde vertrouwen kunnen ontlenen dat het pand nooit meer zou worden aangewezen als gemeentelijk monument. Daarnaast is niet gebleken dat er sprake is van een toezegging door verweerder waaruit eiseres kon opmaken dat het pand in de toekomst niet als monument zou worden aangewezen. Van strijd met het vertrouwensbeginsel is daarom geen sprake.
9. Eiseres stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar belangen. Zij wil het pand juist slopen om het in originele staat te herbouwen. Hierdoor zou het pand qua hoogte ook meer aansluiten bij de naastgelegen panden. Door de extra verdieping kan dit alles ook gefinancierd worden. De rechtbank begrijpt het belang van eiseres bij sloop en herbouw. Door de monumentstatus kan het pand niet meer in zijn geheel worden gesloopt en herbouwd. Het pand kan wel worden gerenoveerd, waarbij met name de voorgevel in stand dient te worden gelaten. Dat eiseres het pand niet meer kan slopen en herbouwen, betekent niet dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het algemeen belang om het pand aan te wijzen als gemeentelijk monument mocht laten prevaleren boven het individuele belang van eiseres om het (her)bouwplan eenvoudiger, efficiënter en sneller te realiseren.
10. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het pand beschikt over zodanige
monumentale waarden, dat het voor de aanwijzing als gemeentelijk monument in aanmerking komt en dat het algemene belang van aanwijzing van het pand als gemeentelijk monument zwaarder weegt dan het gestelde belang van eiseres bij het niet aanwijzen van het pand tot monument.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, voorzitter, en
mr. C.A.E. Wijnker en mr. S.J. Mees-Bolle, leden, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verzoeken ingediend door het Cuypers Genootschap en de heer G. Jansen namens het Joods Cultureel Kwartier (JCK), het NIOD, de Anne Frankstichting, Herinneringscentrum Kamp Westerbork, de Etty Hillesumstichting, [naam 2] , en de uitgeverij Balans.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1358.
3.Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs.