ECLI:NL:RBAMS:2021:3648

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
AWB 20/5123
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over naheffingsaanslag parkeerbelasting en bewijslevering door de heffingsambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiser, een inwoner van Schiedam, had een naheffingsaanslag ontvangen van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam op 28 juli 2020. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond in een uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2020. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 22 april 2021, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden, heeft de rechtbank de argumenten van de eiser gehoord. De eiser stelde dat zij ten tijde van de controle bezig was met het lossen van zware zakken tuinaarde en dat zij zeer waarschijnlijk nog in de auto zat toen de scanauto langsreed. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er sprake was van parkeren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag, en droeg de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 48,- aan de eiser te vergoeden. Daarnaast werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.068,-. De uitspraak werd gedaan door mr. K. Oldekamp-Bakker, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5123
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te Schiedam, eiseres (hierna: [eiser] )

(gemachtigde: [gemachtigde eiser] ),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,verweerder (hierna: de heffingsambtenaar)
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Op 28 juli 2020 heeft de heffingsambtenaar aan [eiser] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met een uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2020 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag van 28 juli 2020;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 48,- aan [eiser] te vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van [eiser] tot een bedrag van € 1.068,-.

Overwegingen

1. Tussen partijen is in geschil of sprake is van parkeren. Ter zitting is namens [eiser] aangevoerd dat zij ten tijde van de controle bezig was met het lossen van zware zakken tuinaarde. De omstandigheid dat zij niet op de scanfoto’s is te zien, maakt dat [eiser] aanneemt dat ze op het moment van het langsrijden van de scanauto zeer waarschijnlijk nog in de auto achter het stuur zat. Gelet op deze stelling, in samenhang met het feit dat er geen foto’s van de bestuurderskant van de auto zijn genomen, zodat niet is te zien of [eiser] in de auto zat en het op de scanfoto’s lijkt alsof de autolichten branden, is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat sprake is van parkeren. De naheffingsaanslag is daarom ten onrechte opgelegd. Dit betekent dat [eiser] gelijk krijgt en het beroep gegrond is.
2. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar aan [eiser] het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
3. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar ook in de door [eiser] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Oldekamp-Bakker, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier, op 22 april 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.