ECLI:NL:RBAMS:2021:3634

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
9094618 / CV EXPL 21-4354
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een contractuele boete in een geschil over de verkoop van niet-bestaande vorderingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Finqle B.V. en een gedaagde partij die niet ter zitting is verschenen. Finqle vorderde betaling van een contractuele boete van € 13.948,88, die voortvloeide uit een overeenkomst tot koop en levering van handelsvorderingen. De gedaagde had vier handelsvorderingen ter waarde van € 6.974,44 aan Finqle verkocht, maar deze vorderingen bleken niet-bestaande te zijn. Finqle had de gedaagde meerdere keren gesommeerd tot betaling, maar de gedaagde heeft niet gereageerd.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zijn verplichtingen onder de overeenkomst niet was nagekomen en dat er geen reden was om de boete te matigen. De rechter benadrukte dat de gedaagde niet ter zitting was verschenen en de stellingen van Finqle niet had weersproken. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde bewust niet-bestaande vorderingen had verkocht en dat de boete, die was vastgesteld op tweemaal het nominale bedrag van de vordering, terecht was opgelegd. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de zijde van Finqle.

De uitspraak bevestigt de strikte handhaving van contractuele verplichtingen en de mogelijkheid voor rechters om boetebedingen te handhaven, mits deze niet tot onaanvaardbare resultaten leiden. De rechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, wat de gevolgen van zijn niet-verschijnen in de rechtszaal benadrukt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 9094618 / CV EXPL 21-4354
Uitspraak: 30 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Finqle B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: mr. D.J. Rijnbout,
t e g e n
[gedaagde] , h.o.d.n. [naam bedrijf],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als Finqle en [gedaagde] .
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 maart 2021, met producties,
- de brief van 26 april 2021 van [gedaagde] , met een bijlage,
- het tussenvonnis van 20 mei 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen,
- de akte overlegging producties van Finqle.
1.2. Op 2 juli 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Finqle is verschenen de heer [naam] [functie] in dienst bij Finqle, tezamen met mr. D.J. Rijnbout, gemachtigde. [gedaagde] is niet verschenen. De rechter heeft geverifieerd dat de oproeping van [gedaagde] goed is verlopen. Finqle is gehoord en heeft vragen van de kantonrechter beantwoord. De zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling zijn in het dossier gevoegd. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
2.2.
Finqle is een handelsmaatschappij die gespecialiseerd is in het aankopen van vorderingsrechten op handelsdebiteuren.
2.3.
Finqle en [gedaagde] hebben op 17 juli 2020 een overeenkomst tot koop en levering van handelsvorderingen (hierna: de overeenkomst) gesloten, waarbij Finqle zich heeft verbonden om handelsvorderingen van [gedaagde] te kopen.
2.4.
In de overeenkomst is het volgende bepaald, voor zover hier relevant:

Artikel 5 | Voorwaarden overdracht Vorderingen en garanties
(…)
3. Op ieder moment dat Verkoper een of meer Vorderingen aan Finqle overdraagt garandeert zij dat:
(…)
f. de Vordering betrekking heeft op een transactie die rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat er geen belemmering bestaat tot verkoop en levering van de Vordering op afnemer aan Finqle;
(…)
Artikel 10 | Terugbetaling en schadeplichtigheid Verkoper
1. Indien:
a. de afnemer binnen redelijke termijn na ontvangst van de factuur klaagt over de in rekening gebrachte goederen en/of diensten en deze klacht in de visie van Finqle terecht is,
b. naar de redelijke beoordeling van Finqle sprake is van een inbreuk op één of meer van de garanties als bedoeld in artikel 5 lid 3,
c. sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7, artikel 8 lid 1 (a) of artikl 9, heeft Finqle het recht de betreffende Vordering aan Verkoper terug te verkopen (en te retrocederen) tegen betaling, binnen twee (2) dagen, door Verkoper van het volledige factuurbedrag (inclusief omzetbelasting). Verkoper is gehouden deze verkoop en retrocessie te aanvaarden. (…)
Artikel 12 | Boetebeding, contractuele rente en (buiten)gerechtelijke kosten
1. Indien Verkoper één of meer van zijn verplichtingen onder deze overeenkomst niet (tijdig) nakomt is deze aan Finqle een boete verschuldigd ter hoogte van tweemaal het nominale bedrag van de Vordering(en) waaraan de nietnakoming is gerelateerd.
(…)
3. Verkoper dient alle buitengerechtelijke en de daadwerkelijk gemaakte gerechtelijke kosten te vergoeden die Finqle maakt om nakoming van deze overeenkomst en/of betaling van de Vorderingen te bewerkstelligen. De buitengerechtelijke kosten worden gesteld op vijftien procent (15%) van het te vorderen bedrag (…).”
2.5.
Op basis van de overeenkomst heeft [gedaagde] vier handelsvorderingen van in totaal € 6.974,44 op één van zijn debiteuren, [naam debiteur] B.V. (hierna: [naam debiteur] ), overgedragen aan Finqle.
2.6.
Finqle heeft de vorderingen niet kunnen innen bij [naam debiteur] . [naam debiteur] heeft aan Finqle laten weten dat [gedaagde] geen werkzaamheden voor [naam debiteur] heeft verricht.
2.7.
Bij brief van 1 februari 2021, verzonden per e-mail, heeft de gemachtigde van Finqle [gedaagde] gesommeerd om uiterlijk 3 februari 2021 overeenkomstig artikel 10 van de overeenkomst over te gaan tot betaling van een bedrag van € 6.974,44, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke kosten. Daarbij heeft de gemachtigde van Finqle [gedaagde] tevens aangezegd dat Finqle, bij gebreke van tijdige betaling, aanspraak zal maken op de in artikel 12 van de overeenkomst opgenomen boete, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten.
2.8.
Bij e-mailbericht van 5 februari 2021 heeft de gemachtigde van Finqle jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op de in artikel 12 lid 1 van de overeenkomst opgenomen boete. Daarbij is [gedaagde] gesommeerd om binnen twee dagen een bedrag van in totaal € 15.005,34 (€ 13.948,88 aan boete en € 1.056,34 aan buitengerechtelijke kosten) te betalen. Op 9 februari en 3 maart 2021 heeft de gemachtigde van Finqle per e-mailbericht [gedaagde] nogmaals gesommeerd te betalen. [gedaagde] heeft niet betaald.

3.Vordering en verweer

3.1.
Finqle vordert - samengevat - dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
primair
a. € 15.005,34;
subsidiair
b. € 8.172,26, te vermeerderen met primair de contractuele rente van 1% per maand, subsidiair de wettelijke handelsrente, meer subsidiair de wettelijke rente, over een bedrag van € 6.974,44 vanaf 4 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
primair en subsidiair
c. de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Finqle stelt - kort weergegeven - dat [gedaagde] Finqle heeft opgelicht door niet-bestaande vorderingen te verkopen aan Finqle. Finqle heeft [gedaagde] voor deze koop en levering van de vorderingen wel betaald, maar heeft de vorderingen niet kunnen innen bij [naam debiteur] . Op grond van de overeenkomst diende [gedaagde] de door [naam debiteur] betwiste en niet-betaalde vorderingen van in totaal € 6.974,44 aan Finqle terug te betalen. Finqle heeft [gedaagde] meerdere malen aangesproken en om opheldering gevraagd, maar [gedaagde] heeft niet gereageerd. Bij gebreke van tijdige terugbetaling is [gedaagde] de contractuele boete als bedoeld in artikel 12 lid 1 van de overeenkomst, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten als bedoeld in artikel 12 lid 3 van de overeenkomst, verschuldigd aan Finqle.
3.3.
[gedaagde] heeft in zijn brief van 26 april 2021 - kort samengevat - aangevoerd dat hij met Finqle tot een oplossing wenst te komen, dat hij bereid is om de subsidiaire vordering te betalen, maar dat de primaire vordering te hoog is en dat hij dat gelet op zijn inkomen niet kan betalen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] de primair gevorderde boete van € 13.948,88 aan Finqle moet betalen.
4.2.
Niet ter discussie staat dat [gedaagde] zijn verplichtingen onder de overeenkomst niet is nagekomen. Op grond van artikel 12 lid 1 van de overeenkomst is dan een boete verschuldigd van tweemaal het nominale bedrag van de vordering waaraan de niet nakoming is gerelateerd. In dit geval is dat € 13.948,88 (2 x € 6.974,44).
4.3.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] de boete te hoog vindt en daarmee een beroep doet op matiging. Finqle vindt dat er geen reden is om de boete te matigen.
4.4.
Artikel 6:94 Burgerlijk Wetboek (BW) geeft de rechter de bevoegdheid om een bedongen boete te matigen. De rechter moet die bevoegdheid terughoudend hanteren: matiging is alleen toegestaan ‘indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist’. Die maatstaf brengt volgens vaste rechtspraak mee dat matiging alleen aan de orde is als toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal niet alleen moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er in dit geval geen reden om de boete te matigen. Omstandigheden die in het voordeel van [gedaagde] zouden moeten meewegen, zijn niet gebleken. Integendeel, Finqle heeft gemotiveerd gesteld dat de aan haar verkochte vorderingen niet-bestaande vorderingen zijn en dat [gedaagde] Finqle heeft opgelicht door die niet-bestaande vorderingen te verkopen. Nu [gedaagde] niet ter zitting is verschenen en de stellingen van Finqle niet weersproken heeft, moet ervan uit worden gegaan dat [gedaagde] bewust vorderingen heeft overgedragen waarvan hij wist dat die door Finqle niet zouden kunnen worden geïncasseerd. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat toepassing van het boetebeding hier tot een onaanvaardbaar resultaat leidt. Het beroep van [gedaagde] op zijn financiële situatie kan hem niet baten, omdat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn inkomens- en vermogenspositie, terwijl overigens ook uit de wel verstrekte inkomensgegevens niet kan worden afgeleid dat [gedaagde] niet in staat is om de boete (zo nodig in termijnen) te betalen.
4.6.
De conclusie is daarom dat het primair gevorderde boetebedrag van € 13.948,88 zal worden toegewezen.
4.7.
Finqle vordert daarnaast een bedrag van € 1.056,46 voor buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering baseert Finqle op artikel 12 lid 3 van de overeenkomst. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van deze gevorderde vergoeding op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst niet betwist. Er zijn geen termen aanwezig om (ambtshalve) tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan. De kantonrechter zal daarom ook het gevorderde bedrag van € 1.056,46 toewijzen.
4.8.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Finqle. Deze kosten worden tot op heden begroot op:
  • explootkosten € 94,30
  • griffierecht € 507,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.347,30
4.9.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld. De over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagde] om aan Finqle te betalen een bedrag van € 13.948,88,
II. veroordeelt [gedaagde] om aan Finqle te betalen een bedrag van € 1.056,46 aan buitengerechtelijke incassokosten,
III. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Finqle tot op heden begroot op € 1.347,30, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de voldoening,
IV. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 71,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot aan de voldoening,
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
VI. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J.T. Kruis, kantonrechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2021.
De griffier De kantonrechter