ECLI:NL:RBAMS:2021:3622

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
8600074 CV EXPL 20-11268
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verboden verhuur via AirBnB en eigen schuld verhuurder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 9 juli 2021, zijn de eiseressen, C.V. [eiseres 1] en [eiseres 2] B.V., betrokken bij een geschil over de verhuur van appartementen via AirBnB door [gedaagde 1]. De eiseressen vorderen schadevergoeding van [gedaagde 1] en de medegedaagden, [gedaagde 2] en [gedaagde 3], omdat [gedaagde 1] in strijd met de huurovereenkomst heeft gehandeld door het gehuurde aan derden te verhuren. De gemeente Amsterdam had eerder boetes opgelegd aan de eigenaar, [eiseres 2], vanwege illegale verhuur en schending van brandveiligheidseisen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde 1] aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit de onrechtmatige verhuur, en dat [gedaagde 2] ook onrechtmatig heeft gehandeld door [gedaagde 1] te ondersteunen in deze handelingen. De rechter stelt de eigen schuld van de eiseressen vast op 30%, omdat zij onvoldoende controle hebben uitgevoerd op de huurovereenkomst en de achtergrond van [gedaagde 1]. Uiteindelijk worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de schade aan de eiseressen, inclusief gederfde huurinkomsten en boetes, en worden de proceskosten toegewezen aan de eiseressen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8600074 CV EXPL 20-11268 (hoofdzaak)
8929045 CV EXPL 20-22527 (vrijwaringszaak)
vonnis van: 9 juli 2021
fno.: 8622
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e

1.de commanditaire vennootschap C.V. [eiseres 1]nader te noemen: C.V. [eiseres 1]

2. de besloten vennootschap [eiseres 2] B.V.
nader te noemen: [eiseres 2]
beiden gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseressen in de hoofdzaak
nader gezamenlijk te noemen: [eiseressen] c.s.
gemachtigde: mr. C.A.M. Jansen
t e g e n

1.[gedaagde 1]wonende te [woonplaats]nader te noemen: [gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]3. [gedaagde 3]
beiden wonende te [woonplaats]
nader te noemen: [gedaagden] c.s.
gedaagden in de hoofdzaak
gemachtigde: mr. Y. Benjamins
e n
[gedaagde 1]
eiser in de vrijwaringszaak
t e g e n

1.[gedaagde 2]2. [gedaagde 3]

gedaagden in de vrijwaringszaak
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure tot 27 november 2020 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Nadien zijn de volgende processtukken aan het dossier toegevoegd:
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van [gedaagde 1] ;
- de dagvaarding in de vrijwaringszaak van 9 december 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord in de vrijwaringszaak.
Vervolgens is in zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak tussenvonnis gewezen en een datum bepaald voor een mondelinge behandeling. Deze heeft – met instemming van partijen tegelijkertijd – plaatsgevonden op 9 juni 2021. Ter zitting is namens [eiseressen] c.s. de heer [naam] verschenen, met de gemachtigde. [gedaagde 1] is met zijn gemachtigde en een tolk Engels verschenen. [gedaagden] c.s. zijn verschenen, eveneens met hun gemachtigde en een tolk Engels. Partijen hebben vragen beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigden hebben spreekaantekeningen overgelegd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en erkend of niet (voldoende) weersproken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[eiseres 2] is eigenaar van het pand aan de [adres] in Amsterdam. C.V. [eiseres 1] is haar beheerder.
1.2.
C.V. [eiseres 1] verhuurt de vijf in voornoemd pand gesitueerde appartementen, genummerd [eiseres 1] 17A tot en met E.
1.3.
Het pand aan de [adres] tot en met E werd op last van de gemeente Amsterdam gesloten op 27 januari 2018, omdat sprake was van een logiesgebouw met een vlucht – en brandonveilige situatie. Deze sluiting duurde tot mei 2018.
1.4.
Op 28 september 2018 sloot C.V. [eiseres 1] een huurovereenkomst met [gedaagde 1] voor de appartementen aan de [adres] D en E (verder: het gehuurde). De overeengekomen huur bedraagt € 3.500,00 per maand. In de huurovereenkomst staat onder meer:
1.2 The rented object is designated for use as residential accommodation only.(…)12.1 Without the prior written consent of the landlord, the tenant will not be authorized to let, sublet, or grant the use of all or part of the rented object to third parties, including the letting of rooms, the providing of board and lodging, the permanent or temporary granting use (for example through AirBnB or a similar organization), or the relinquishment of tenancy. Any consent given by or on behalf of the landlord will be once only and will not apply to any other or subsequent situations. To be clear, Air BnB or similar organization is (also) strictly prohibited by the municipality of Amsterdam.
1.5.
[gedaagde 1] is niet zelf in het gehuurde gaan wonen. Hij heeft de sleutels overgedragen aan [gedaagde 2] , die ook de waarborgsom voor het gehuurde heeft voldaan. [gedaagde 2] heeft het gehuurde vervolgens op AirBnB aangeboden.
1.6.
Bij een controle op 20 november 2018 constateerde de gemeente Amsterdam dat in het gehuurde sprake was van een logiesverblijf. Het gehuurde werd vervolgens op last van de burgemeester voor 6 maanden gesloten. Het appartement op [adres] werd eveneens voor die periode gesloten. Dit appartement is na bezwaar een maand voor het verstrijken van de sluitingstermijn heropend. De andere twee appartementen zijn 6 maanden gesloten gebleven.
1.7.
Bij definitieve boetebeschikking van de gemeente Amsterdam van 7 maart 2019 is aan [eiseres 2] als eigenaar van [adres] en E een boete opgelegd van € 41.000,00 vanwege onttrekking aan de bestemming, als geconstateerd op 20 november 2018.
1.8.
Vanaf december 2018 is er geen huur meer betaald voor het gehuurde. C.V. [eiseres 1] heeft [gedaagde 1] hierop aangeschreven.
1.9.
[gedaagde 1] heeft de huur opgezegd per februari 2019.
1.10.
Op 8 november 2019 legde de gemeente Amsterdam een boete van € 21.500,00 op aan [eiseres 2] wegens het niet voldoen aan brandveiligheidseisen, nu het gehuurde als logiesgebouw in gebruik was geweest.
vordering en verweer in de hoofdzaak
2. [eiseressen] c.s. vorderen na vermeerdering van eis bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, kort gezegd:
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagden] c.s. tot betaling aan [eiseressen] c.s. van € 38.000,00, althans € 32.250,00 aan huurachterstand/gederfde huurinkomsten, met wettelijke rente;
veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van de huurachterstand van € 10.500,00, met wettelijke rente;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagden] c.s. tot betaling aan [eiseres 2] van € 41.000,00 aan bestuurlijke boete wegens AirBnB, met wettelijke rente;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagden] c.s. tot betaling aan [eiseres 2] van € 21.500,00 aan bestuurlijke boete wegens schending brandveiligheidsnorm, met wettelijke rente;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagden] c.s. tot betaling aan [eiseres 2] van € 29.403,00 aan kosten rechtsbijstand;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagden] c.s. tot betaling aan [eiseres 2] van € 1.252,24 aan kosten rapportage onderzoeksbureau SBWH;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] c.s. tot betaling aan [eiseres 2] van het in goede justitie te bepalen bedrag, bestaande uit de door [gedaagden] c.s. met verhuur van het gehuurde genoten winst, met wettelijke rente;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] c.s. tot betaling van beslagkosten van € 245,35, met wettelijke rente;
veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagden] c.s. in de kosten van de procedure.
3. Aan de vorderingen leggen [eiseressen] c.s. ten grondslag dat [gedaagde 1] in strijd met de huurovereenkomst heeft gehandeld door het gehuurde door derden voor AirBnB te laten exploiteren. [gedaagde 1] dient de schade die hierdoor is veroorzaakt te voldoen. Daarnaast dient hij de onbetaalde huur te voldoen.
4. [gedaagden] c.s. hebben onrechtmatig gehandeld tegenover [eiseressen] c.s. en zijn daarom mede aansprakelijk voor voornoemde schade.
5. [gedaagde 1] en [gedaagden] c.s. voeren verweer tegen de vorderingen. Op hun verweer zal bij de beoordeling, voor zover van belang, worden ingegaan.
vordering en verweer in de vrijwaringszaak
6. [gedaagde 1] vordert veroordeling van [gedaagden] c.s. tot betaling aan hem van alles waartoe hij in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met inbegrip van een kostenveroordeling. [gedaagden] c.s. dienen in de kosten van de vrijwaring te worden veroordeeld, aldus [gedaagde 1] .
7. Aan de vordering legt [gedaagde 1] ten grondslag dat [gedaagden] c.s. hem hebben gevraagd te helpen bij het verkrijgen van een huurwoning, maar dat nu duidelijk is dat hij voor hun karretje is gespannen. De uiteindelijke schade dient dan bij [gedaagden] c.s. te worden gelegd.
8. [gedaagden] c.s. voeren verweer in vrijwaring. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.
beoordeling in de hoofdzaak en de vrijwaring
9. Gezien de samenhang worden beide zaken gezamenlijk beoordeeld.
huurovereenkomst
10. [gedaagde 1] is een huurovereenkomst aangegaan met C.V. [eiseres 1] . De verplichtingen uit die overeenkomst is hij niet nagekomen. De openstaande huur zal hij alsnog moeten voldoen. Daarnaast is hij aansprakelijk voor de gevolgen van de AirBnB verhuur die in het gehuurde heeft plaatsgevonden, aangezien een uitdrukkelijk verbod op dergelijke kortdurende (en overigens ook andere) onderverhuur is overeengekomen. [gedaagden] c.s. hebben het gehuurde met zijn goedvinden gebruikt, zodat [gedaagde 1] voor dit gebruik – bestaande uit AirBnB verhuur – jegens C.V. [eiseres 1] op grond van artikel 7:219 Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk is.
onrechtmatige daad
11. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde 2] onrechtmatig gehandeld tegenover [eiseressen] c.s. en [gedaagde 1] . [gedaagde 2] heeft er bewust voor gekozen het gehuurde niet zelf te huren, maar dat via [gedaagde 1] te doen. [gedaagde 1] was een collega van
[gedaagde 3] en hem is gevraagd de huurovereenkomst aan te gaan, omdat [gedaagden] c.s. dat niet op eigen naam zouden kunnen. Achteraf gezien is voor deze handelwijze een andere reden dan dat [gedaagde 2] buiten beeld wilde blijven niet gebleken. Nu [gedaagde 2] beroepsmatig – al dan niet met anderen – onroerend goed via AirBnB verhuurt, zo heeft hij zelf ter zitting erkend, moet hem bekend zijn geweest dat dit slechts onder strikte voorwaarden is toegestaan in Amsterdam. Ook moet hij hebben geweten dat handelen in strijd met de regels tot oplegging van hoge boetes en andere financiële gevolgen zou kunnen leiden voor de eigenaar en de huurder van het gehuurde. Door niettemin met tussenkomst van een derde het gehuurde via AirBnB te verhuren heeft [gedaagde 2] dan ook gehandeld in strijd met wat in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Dat levert een onrechtmatige daad op jegens zowel eigenaar [eiseressen] c.s. als tussenpersoon [gedaagde 1] . [gedaagde 2] is daarvoor aansprakelijk. Dat ook zijn echtgenote [gedaagde 3] een substantiële rol heeft gespeeld bij deze handelingen is onvoldoende onderbouwd, zodat onrechtmatig handelen door haar niet is komen vast te staan.
11. De schade als gevolg van het onrechtmatig handelen zal [gedaagde 2] moeten vergoeden.
omvang schade, eigen schuld
13. De schade bestaat om te beginnen uit de door de gemeente Amsterdam opgelegde boetes, nu deze een rechtstreeks gevolg zijn van de onderverhuur in strijd met de huurovereenkomst en de gemeentelijke regels. Dat de boete in het bestuursrechtelijke traject aan [eiseressen] c.s. is opgelegd maakt dit niet anders. In onderhavige zaak gaat het immers om de schending van een civielrechtelijke norm en de gevolgen daarvan. Ook de in de bestuursrechtelijke procedure gemaakte advocaatkosten vormen schade als gevolg van de tekortkoming door [gedaagde 1] , respectievelijk de onrechtmatige daad van [gedaagde 2] . De vraagtekens die [gedaagde 1] c.s. bij deze kosten hebben gesteld zijn onvoldoende voor de conclusie dat deze kosten niet of ten onrechte gemaakt zijn. De kosten van het door [eiseressen] c.s. ingeschakelde onderzoeksbureau zijn eveneens toewijsbaar.
13. Ook de gederfde huurinkomsten gedurende de sluiting van het gehuurde leveren een schadepost op. Daarbij wordt ook de sluiting van appartement 17C in aanmerking genomen, nu voldoende is onderbouwd dat deze sluiting enkel heeft plaatsgevonden in het kielzog van het gehuurde. Dat [eiseressen] c.s. een eerdere heropening had kunnen bewerkstelligen is onvoldoende onderbouwd. De gederfde huurinkomsten worden gesteld op € 32.500,00, nu [eiseressen] c.s. onvoldoende heeft onderbouwd en toegelicht hoe zij dit bedrag vanwege additionele kosten tot € 38.000,00 heeft bijgesteld.
13. [eiseressen] c.s. heeft onvoldoende aanknopingspunten gegeven voor berekening van de gevorderde winstafdracht, zodat deze post wordt afgewezen.
13. Dan resteert het beroep van [gedaagde 1] c.s. op eigen schuld aan de zijde van [eiseressen] c.s. Dit gaat niet op voor zover het ziet op de stelling dat [eiseressen] c.s. het onrechtmatig handelen eerder had kunnen ontdekken. Het is vanzelfsprekend de pleger van een onrechtmatige daad die dit handelen kan en moet staken en hij kan die verantwoordelijkheid niet bij de benadeelde leggen. Het beroep op eigen schuld treft wel doel waar het ziet op het aangaan van de overeenkomst. Met de nadere toelichting ter zitting is gebleken dat [gedaagde 1] bij het aanhuren te kennen heeft gegeven dat (in elk geval) één appartement door een ander, namelijk [gedaagden] , in gebruik genomen zou worden. Daarmee gaf [eiseressen] c.s. dus toestemming een deel van het gehuurde aan een onbekende in gebruik te geven. [gedaagden] betaalde vervolgens ook de waarborgsom, maar ook dat was kennelijk geen reden nader onderzoek te doen naar de achtergrond van de gekozen constructie en de personen die daarbij betrokken waren. Verder is niet weersproken dat [gedaagde 1] een bescheiden inkomen heeft, iets dat [eiseres 2] c.s. kennelijk niet gecontroleerd heeft, omdat haar dan duidelijk moest zijn geworden dat het onverantwoord was het gehuurde voor € 3.500,00 aan hem te verhuren. Dit alles klemt temeer, nu [eiseressen] c.s. zelf heeft aangevoerd dat zij ook in 2018 door de gemeente Amsterdam was aangeschreven in verband met illegale verhuur, zodat zij er groot belang bij had alles voor de toekomst goed te regelen. Het ontstaan van de schade is dan ook deels aan eigen schuld van [eiseressen] c.s. te wijten, de kantonrechter stelt deze eigen schuld op een percentage van 30%.
13. De slotsom is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van 70% van de hiervoor genoemde toe te wijzen posten. Tegen de gevorderde hoofdelijkheid is ook geen verweer gevoerd. [gedaagde 1] dient daarnaast aan C.V. [eiseres 1] de huurachterstand te voldoen, nu hij met die vennootschap een huurovereenkomst heeft gesloten. Een grondslag voor huurbetaling aan Tay Investements is gesteld noch gebleken. In vrijwaring wordt [gedaagde 2] veroordeeld tot betaling aan [gedaagde 1] van datgene wat [gedaagde 1] aan [eiseressen] c.s. moet betalen, daaronder ook begrepen de huurachterstand, nu [gedaagde 2] [gedaagde 1] op onrechtmatige wijze als tussenpersoon heeft ingezet. De vorderingen jegens [gedaagde 3] worden afgewezen.
13. Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] grotendeels in het ongelijk worden gesteld, zullen zij in de proceskosten in de hoofdzaak worden veroordeeld. Nu niet aanstonds duidelijk was wat de mogelijke betrokkenheid van [gedaagde 3] was, terwijl gezamenlijk verweer is gevoerd voor haar en [gedaagde 2] , zullen de proceskosten ten aanzien van [gedaagde 3] gecompenseerd worden. [gedaagde 2] wordt in de kosten van de vrijwaringszaak veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
in de hoofdzaak:
I. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan C.V. [eiseres 1] van € 22.575,00 aan gederfde huurinkomsten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vandaag tot de dag van betaling;
II. veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan C.V. [eiseres 1] van € 10.500,00 aan huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vandaag tot de dag van betaling;
III. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres 2] van € 43.750,00 aan bestuurlijke boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vandaag tot de dag van betaling;
IV. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres 2] van € 20.582,10 aan kosten rechtsbijstand;
V. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres 2] van € 876,56 aan kosten rapportage onderzoeksbureau SBWH, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vandaag tot de dag van betaling;
VI. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseressen] c.s. begroot op:
exploot € 166,76
salaris € 1.744,00
griffierecht € 996,00
beslagkosten € 245,35
-----------------
totaal € 3.152,11
voor zover van toepassing, inclusief btw;
VII. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 124,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
VIII. compenseert de proceskosten ten aanzien van [gedaagde 3] , wat betekent dat partijen in zoverre de eigen kosten dragen;
in de vrijwaringszaak:
IX. veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [gedaagde 1] van al hetgeen waartoe [gedaagde 1] in de hoofdzaak is veroordeeld;
X. veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] begroot op:
griffierecht: € 79,00
exploot: € 98,51
salaris: € 200,00
----------
totaal: € 377,51
voor zover van toepassing, inclusief btw;
XI. veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van een bedrag van € 124,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak:
XII. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
XIII. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2021 in aanwezigheid van de griffier.