ECLI:NL:RBAMS:2021:3601

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
21/1869
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a Sv; niet-ontvankelijkheid van klager in verband met politieke vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend op 6 april 2021. Het klaagschrift was gericht tegen een beslag dat was gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De klager, die tevens beslagene was, stelde dat het beslag onrechtmatig was gelegd, omdat het rechtshulpverzoek niet had moeten worden uitgevoerd op basis van de weigeringsgrond van artikel 5.1.5, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De officier van justitie had in een eerdere e-mail aangegeven dat er twijfels bestonden over de politieke aard van de vervolging, wat aanleiding gaf tot de weigeringsgrond.

Tijdens de zitting op 17 juni 2021 waren de klager en zijn raadslieden niet aanwezig, maar hadden zij hun standpunt schriftelijk ingediend. De rechtbank oordeelde dat, gezien de mededelingen van de officier van justitie, de klager niet langer als belanghebbende kon worden aangemerkt. De officier van justitie had namelijk medegedeeld dat het rechtshulpverzoek niet zou worden uitgevoerd en dat alle inbeslaggenomen voorwerpen inmiddels waren teruggegeven aan de advocaat van de beslagene.

De rechtbank concludeerde dat de klager niet-ontvankelijk was in zijn klaagschrift, omdat er geen belang meer was bij de behandeling van het klaagschrift. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters. Tegen deze beslissing staat voor de klager beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

RK-nummer: 21/1869
BESCHIKKING
op het klaagschrift
ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)van:
[klager] ,
gevestigd op het adres:
[adres 1] ,
domicilie kiezend op het kantooradres van de raadslieden:
[adres 2]
klager, tevens beslagene.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 6 april 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 17 juni 2021 de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. De raadslieden en klager zijn niet verschenen, omdat zij van tevoren hun standpunt schriftelijk hadden ingediend.

2.Inhoud klaagschrift. standpunt Openbaar Ministerie en standpunt klager

Het klaagschrift strekt tot:
  • het onrechtmatig verklaren van het beslag, omdat de vervolging van politieke aard is en dus sprake is van de weigeringsgrond ex artikel 5.1.5, derde lid, Sv;
  • het opheffen van het beslag met onmiddellijke teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan klager;
  • het verbieden van ieder (verder) gebruik van de inbeslaggenomen voorwerpen, daaronder begrepen dat van de (inhoud van de) inbeslaggenomen voorwerpen door anderen dan klager en hun advocaten/raadslieden geen (verdere) kennis zal worden genomen;
  • het bepalen dat enige vastlegging van de (inhoud van de) inbeslaggenomen voorwerpen (waaronder afschriften en elektronische vastlegging) wordt vernietigd;
  • het bepalen dat geen gebruik wordt gemaakt van de (inhoud van de) inbeslaggenomen voorwerpen, ook niet in enig opsporings- dan wel fiscaal onderzoek;
  • het bepalen dat aan het huidige rechtshulpverzoek dan wel overige rechtshulpverzoeken die verband houden met de in het klaagschrift omschreven verdenking, geen gevolg zal worden gegeven cq. de overdracht van de resultaten van de uitvoering van het rechtshulpverzoek verbieden.
In de e-mail van 14 juni 2021 van officier van justitie, mr. C.E.J. Backer staat:
Inmiddels heeft AIRS ons laten weten, na overleg met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat men van oordeel is dat niet uitgesloten kan worden dat het hier een politieke vervolging betreft en dat dus de weigeringsgrond van art 5.1.5 lid 5 WvSv van toepassing is.
Dit betekent dat het rechtshulpverzoek niet uitgevoerd zal worden en dat ik de politie opdracht zal geven om al hetgeen nog onder beslag ligt terug te geven aan beslagene en om, mochten er digitale kopieën zijn gemaakt, deze te vernietigen. Ik zal de politie vragen om hierover contact op te nemen met de raadslieden.
De raadsvrouw van klager heeft in reactie daarop in de e-mail van 15 juni 2021 ter aanvulling op het klaagschrift het volgende aangevoerd:
Het heeft de voorkeur van onze cliënten en van ons als de klaagschriftprocedures worden afgesloten met een beslissing van de rechtbank, aannemende dat die beslissing zal worden genomen met inachtneming van de mededeling van de officier van justitie over de bestaande weigeringsgrond. Wij zien daarvoor twee mogelijkheden, die wij in volgorde van onze voorkeur uiteen zullen zetten:
1.
Wat ons betreft had de weigeringsgrond van art. 5.1.5 vijfde lid Sv er formeel toe moeten leiden dat het rechtshulpverzoek in zijn geheel niet zou zijn uitgevoerd, in welk geval er ook geen beslag zou zijn gelegd. Nu er wel beslag is gelegd, is het rechtshulpverzoek voor een deel al uitgevoerd. Zodoende zijn wij van mening dat terugkijkend het beslag ex 5.1.11 jo 552a Sv onrechtmatig is gelegd. Ons eerste voorstel is dat de rechtbank de klaagschriften in behandeling neemt en beslist dat klaagschriften gegrond zijn vanwege aanwezigheid van de weigeringsgrond van art. 5.1.5 vijfde lid Sv, waarbij zal worden verwezen naar de mededelingen van het OM zoals die zijn gedaan in de mail van 14 juni 2021 van het OM.
2.
Een tweede mogelijkheid is dat, vanwege de mededeling van het OM dat de inbeslaggenomen goederen zullen worden teruggegeven, onze cliënten in hun beklag niet-ontvankelijk worden verklaard, waarbij dan in de beslissing van de rechtbank zal worden opgenomen dat het OM heeft medegedeeld dat sprake is van de weigeringsgrond van art. 5.1.5 vijfde lid Sv en dat aan het rechtshulpverzoek niet zal worden voldaan.
Vervolgens heeft de officier van justitie op 16 juni 2021 het proces-verbaal van 16 juni 2021 verspreid, waarin – voor zover van belang – het volgende staat:
Het onderzoeksteam heeft van de op 23 maart 2021 in beslaggenomen documenten één fysieke
kopie laten maken en tevens is een digitale kopie (pdf-document) op één cd-rom gebrand. De cdrom werd in de doos met fysieke kopieën bewaard op het politiebureau. Op 21 april heeft de
Officier van Justitie C.E.J. Backer opdracht gegeven om de inbeslaggenomen documenten terug te geven en tevens verzocht om mogelijke geheimhoudersstukken apart in een enveloppe te doen en ook terug te geven aan de advocaat van beslagene. Daar de pdf op de cd-rom een integrale scan was van alle fysieke documenten en derhalve dus ook mogelijke geheimhoudersstukken onderdeel zouden kunnen zijn van die pdf is deze cd-rom op diezelfde dag (21 april 2021) vernietigd.
Op 22 april 2021 zijn alle documenten die tijdens de doorzoeking op het kantoor van [klager] in beslag waren genomen teruggegeven aan de advocaat van beslagene, mr. J.W. Soeteman van het kantoor Jebbink Soeteman Advocaten te Amsterdam, zie bijlage 1.
Op maandag 14 juni 2021 hebben wij bericht ontvangen van de officier van justitie, mr. C.E.J.
Backer van het Functioneel Parket, dat de afdeling AIRS van het Ministerie van Justitie en Veiligheid de opdracht tot uitvoering van het rechtshulpverzoek heeft ingetrokken. De reden hiervoor was dat niet uitgesloten kan worden de onderhavige strafvervolging politiek gemotiveerd is, waardoor de weigeringsgrond van art. 5.1.5 lid 3 WvSv van toepassing is.
De fysieke kopie is op 15 juni 2021 in een daarvoor bestemde afgesloten bak gedeponeerd die
periodiek op het terrein van de Nationale Politie te Amsterdam, onder toezicht van medewerkers van de Nationale Politie, definitief zullen worden vernietigd.
In raadkamer heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van klager.

3.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat gelet op de mededelingen van de officier van justitie klager redelijkerwijs niet meer als belanghebbende kan worden aangemerkt, nu de officier van justitie heeft meegedeeld dat sprake is van de weigeringsgrond van art. 5.1.5 vijfde lid Sv en dat aan het rechtshulpverzoek niet zal worden voldaan en dat alle inbeslaggenomen voorwerpen inmiddels zijn teruggegeven aan de (advocaat van de) beslagene en dat de fysieke kopie definitief is (of zal worden) vernietigd. Klager is daarom niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart klager
niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is op 1 juli 2021 gegeven en in het openbaar uitgesproken door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier.
De oudste rechter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.