ECLI:NL:RBAMS:2021:3599

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
13/751458-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbaar feit in Duitsland

Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Verden in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 23 april 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Albanië en gedetineerd in Nederland, werd gehoord via telehoren op 17 juni 2021, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. De advocaat van de opgeëiste persoon voerde aan dat het EAB onduidelijkheden bevatte over de grondslag van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeerde dat het EAB was uitgevaardigd ten behoeve van vervolging en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. Het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, viel onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW, wat betekende dat er geen onderzoek naar dubbele strafbaarheid nodig was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen, zoals artikel 2, 5 en 7 van de OLW, zijn toegepast. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751458-21
RK nummer: 21/2260
Datum uitspraak: 1 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 maart 2021 door het
Amtsgericht Verden(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 juni 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is, via telehoren, gehoord en is bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.W.P. Beijen, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Albanese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Albanese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Verdenvan 25 maart 2021, dossiernummer: 9a Gs 146 Js 37750/17 (1020/21).
De advocaat heeft aangevoerd dat het onduidelijk is of het een EAB betreft ten behoeve van vervolging of executie. Enerzijds wordt vermeld dat een arrestatiebevel ten grondslag ligt aan het EAB, anderzijds is in onderdeel d) optie 3.4 aangekruist dat het proces buiten aanwezigheid van de opgeëiste persoon heeft plaatsgevonden maar dat hij verzet of hoger beroep kan instellen. Niet is vermeld de termijn waarbinnen hij dit zou moeten doen. Vanwege deze onduidelijkheid voldoet het EAB niet aan de eisen van artikel 2 OLW en moet het overleveringsverzoek worden afgewezen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat uit het EAB - in samenhang gelezen met
Form A- blijkt dat het EAB is uitgevaardigd ten behoeve van vervolging van een strafbaar feit. Onder onderdeel b) is vermeld dat een arrestatiebevel ten grondslag ligt aan het EAB en niet een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis. Onder onderdeel c) is vermeld wat de maximumstraf is en niet wat de reeds opgelegde straf is. Tot slot wordt de opgeëiste persoon in de feitsomschrijving onder onderdeel e) aangeduid als verdachte, terwijl daarin ook een andere persoon als veroordeelde staat vermeld.
Het komt de rechtbank voor dat punt 3.4 onder onderdeel d) ofwel abusievelijk is aangekruist of ziet op de procedure die voorafgaand aan de uitvaardiging van het nationaal aanhoudingsbevel heeft plaatsgevonden.
De overlevering wordt dus verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Het verweer van de advocaat wordt verworpen.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Verden(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2021.
De oudste rechter is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.