ECLI:NL:RBAMS:2021:3598

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
13/751475-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel; weigeringsgrond artikel 12 OLW niet van toepassing

Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Lublin, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 26 april 2021 en betreft een vrijheidsstraf van twee jaar en zes maanden die aan de opgeëiste persoon is opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 17 juni 2021 is de opgeëiste persoon gehoord via telehoren, bijgestaan door een gemachtigd advocaat en een tolk.

De rechtbank heeft onderzocht of er weigeringsgronden van toepassing zijn op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat tot de veroordeling heeft geleid, maar de rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon een gemachtigd advocaat had die zijn verdediging voerde. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid, aangezien de feiten naar Nederlands recht strafbaar zijn.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De overlevering van de opgeëiste persoon aan de autoriteiten in Polen is derhalve toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de oudste rechter niet in staat was om de uitspraak mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751475-21
RK nummer: 21/2301
Datum uitspraak: 1 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 januari 2021 door
the Regional Court in Lublin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 juni 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is, via telehoren, gehoord en is bijgestaan door mr. S. Önemli die heeft waargenomen voor zijn advocaat, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
cumulative judgment of the District Court Lublin-Wschód of Lublin in Świdnik of 7th May 2019(II K 589/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon nog in zijn geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde samengestelde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Cumulatieve vonnis met nummer II K 589/19
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich een omstandigheid als in artikel 12, sub b, OLW heeft voorgedaan. De opgeëiste persoon had namelijk een gemachtigd advocaat die tijdens het proces zijn verdediging heeft gevoerd. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.
Onderliggende vonnis met nummer III K 696/16
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich een omstandigheid als in artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 19 mei 2021 staat dat de opgeëiste persoon tijdig en in persoon is opgeroepen voor de zitting; de opgeëiste persoon heeft de dagvaarding persoonlijk opgehaald. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.
Onderliggende vonnis met nummer III K 1001/16
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich een omstandigheid als in artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 19 mei 2021 staat dat de opgeëiste persoon tijdig en in persoon is opgeroepen voor de zitting; de opgeëiste persoon heeft de dagvaarding persoonlijk opgehaald. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd en de feiten dus dubbel strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Lublin(Polen).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2021.
De oudste rechter is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.