Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Lublin, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 26 april 2021 en betreft een vrijheidsstraf van twee jaar en zes maanden die aan de opgeëiste persoon is opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 17 juni 2021 is de opgeëiste persoon gehoord via telehoren, bijgestaan door een gemachtigd advocaat en een tolk.
De rechtbank heeft onderzocht of er weigeringsgronden van toepassing zijn op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat tot de veroordeling heeft geleid, maar de rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon een gemachtigd advocaat had die zijn verdediging voerde. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid, aangezien de feiten naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De overlevering van de opgeëiste persoon aan de autoriteiten in Polen is derhalve toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de oudste rechter niet in staat was om de uitspraak mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.