ECLI:NL:RBAMS:2021:3580

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
13/322757-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van gewapende overval en witwassen, veroordeling voor wapen- en drugbezit

Op 8 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999 en gedetineerd. De zaak betreft meerdere beschuldigingen, waaronder het medeplegen van een gewapende overval, het voorhanden hebben van een vuurwapen en drugs, en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onherstelbaar vormverzuim heeft plaatsgevonden bij het afgeven van de tapmachtiging, en dat er voldoende reden was voor de verdenking tegen de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van medeplegen van de gewapende overval en witwassen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij deze feiten. De rechtbank oordeelde dat het DNA van de verdachte op een tas was aangetroffen, maar dit was niet voldoende om te concluderen dat hij de overvaller was. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en drugs, waarvoor hij een gevangenisstraf van zeven maanden kreeg opgelegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de overval. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor strafrechtelijke vervolging en de bescherming van de rechten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/322757-20
Datum uitspraak: 8 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2021. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K. Cras, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door Slachtofferhulp Nederland medewerker [naam 2] naar voren is gebracht.

2.Beschuldigingen

Aan verdachte is - na een wijziging van de tenlastelegging op 24 juni 2021 - kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het
1.medeplegen van een gewapende overval op 28 december 2019;
2.medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool en één patroon op 21 december 2020;
3.voorhanden hebben van 10,14 gram cocaïne en 22 MDMA pillen op 21 december 2020;
4.medeplegen van witwassen van € 869,39 en € 1.127,05 in de periode van 28 december 2019 tot en met 30 december 2019.
De precieze tekst van de verdenking, de tenlastelegging, is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Fouten in het vooronderzoek?

3.1.
Standpunt van de verdediging
De telefoon van verdachte is onrechtmatig getapt waardoor sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De machtiging tot het plaatsen van de tap is door de rechter-commissaris afgegeven zonder dat op dat moment sprake is geweest van een redelijke verdenking waardoor de inzet van de BOB middelen (Bijzondere Opsporingsbevoegdheid) niet is gerechtvaardigd. Daardoor is sprake van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel. Om te voorkomen en te waarborgen dat onrechtmatig optreden en vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst zullen plaatsvinden, moet dit vormverzuim leiden tot bewijsuitsluiting of strafvermindering. Het vormverzuim raakt artikel 8 EVRM (recht op privé- en familieleven), waarmee de ernst van het nadeel is gegeven en waarvan verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden. Hij is rechtstreeks in zijn recht op privacy aangetast omdat hij onrechtmatig voor een langere periode van enkele weken is afgeluisterd doordat zijn telefoon is afgetapt.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het verweer moet worden verworpen omdat er geen reden is te twijfelen aan de machtiging van de rechter-commissaris. De verdenking is gebaseerd op de telefoongesprekken van 29 en 30 december 2019. Deze gesprekken zijn getapt van de telefoon van medeverdachte
[medeverdachte 1] . Medeverdachte is de zoon van de te naam gestelde van de auto die bij de overval is gebruikt. De naam [naam 1] wordt genoemd in deze gesprekken, en die naam en het gebruikte telefoonnummer kunnen worden gekoppeld aan verdachte. Dit heeft geleid tot de verdenking van verdachte.
3.3.
Oordeel rechtbank
De rechtbank moet beoordelen of sprake is van vormverzuimen zoals bedoeld in artikel 359a Sv. Daarvoor is naar vaste rechtspraak vereist dat sprake is van een geschonden norm, die een belang van verdachte beoogt te beschermen. Die schending moet onherstelbaar zijn en verdachte moet daarvan nadeel hebben ondervonden. Bij de beoordeling welk rechtsgevolg aan dat vormverzuim moet worden verbonden, weegt de rechtbank vervolgens het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim, het nadeel dat daardoor voor verdachte is veroorzaakt en de overige omstandigheden van het geval. Mogelijke (rechts)gevolgen zijn – naast uitsluiting van het bewijs – strafvermindering, of de enkele constatering van het verzuim.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt het volgende. De rechter-commissaris heeft de officier van justitie op 23 december 2020 gemachtigd om (tele)communicatie op te nemen voor een periode van vier weken, van 23 december 2020 tot en met 19 januari 2021. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op dat moment geen sprake is geweest van een redelijke verdenking. Uit het proces-verbaal van verdenking blijkt dat verdachte op 14 januari 2020 is aangemerkt als verdachte van de gewapende overval. Deze verdenking is gebaseerd op eerdere tapgesprekken van verdachte met de medeverdachten, over tassen met geld, op basis waarvan de identiteit van verdachte is vastgesteld. Uit een aanvullend proces-verbaal van verdenking van 10 februari 2020 blijkt daarnaast dat de verdenking verder is gebaseerd op onderzoek naar de rekeningen van verdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat verdachte twee dagen na de gewapende overval in totaal € 869,39 op zijn rekening heeft gestort en vervolgens € 860,- contant heeft opgenomen. De rechtbank vindt dat de politie redelijkerwijs mocht vermoeden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en verdachte dus mocht aanmerken als verdachte. Op het moment van afgeven van de machtiging tot het tappen van de telefoon van verdachte door de rechter-commissaris, bestond dus een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Verdachte was op dat moment al aangemerkt als verdachte van de gewapende overval. De inzet van de BOB middelen is daarmee gerechtvaardigd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De vier feiten waarvan verdachte wordt beschuldigd, kunnen op grond van de bewijsmiddelen worden bewezen. Verdachte moet ten aanzien van het voorhanden hebben van het wapen en munitie worden vrijgesproken van medeplegen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken van het plegen of medeplegen van de gewapende overval. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte één van de twee overvallers is geweest of een andere wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan die overval dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Gelet op de bepleite vrijspraak van de gewapende overval, moet verdachte ook worden vrijgesproken van het witwassen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte het geld voorhanden heeft gehad. Ook kan niet worden gezegd dat sprake is geweest van het vermoeden van witwassen. Het gaat om iets meer dan € 850,- aan kleingeld, dat op verzoek van een vriend op zijn rekening is gestort. Verdachte heeft geen reden gehad te vermoeden dat dit geld afkomstig is geweest van een misdrijf.
In het geval dat de rechtbank daar anders over denkt, moet verdachte worden vrijgesproken van witwassen van het bedrag dat ziet op € 1.127,05 omdat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte dit geld op enig moment voorhanden heeft gehad. Voor het bedrag dat ziet op
€ 869,39, is de kwalificatie-uitsluitingsgrond aan de orde, waardoor verdachte ook van dit onderdeel moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft een bedrag verworven of voorhanden gehad dat onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf en daarbij geen handelingen verricht die gericht zijn op het verhullen of verbergen van de herkomst van het geld.
Ten aanzien van het al dan niet in vereniging met een andere voorhanden hebben van het vuurwapen en munitie heeft de raadsvrouw vrijspraak van het medeplegen bepleit.
Er is geen verweer gevoerd ten aanzien van een bewezenverklaring van de beschuldiging die ziet op het voorhanden hebben van de drugs.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van (mede)plegen van een gewapende overval en witwassen
Vrijspraak van medeplegen van een gewapende overval
De rechtbank vindt met de raadsvrouw dat verdachte moet worden vrijgesproken van medeplegen van een gewapende overval. De rechtbank overweegt het volgende.
Naar aanleiding van de gewapende overval bij de Lidl is door de politie onderzoek verricht bij de Lidl en in de omgeving daarvan. In de kantoorruimte, waar de buit uit de kluis werd gehaald, werd een
big shoppertas aangetroffen. Uit de camerabeelden blijkt dat deze tas door één van de overvallers uit de rugtas is gehaald en vervolgens is achtergelaten in het kantoor. Op de handvatten van de
big shoppertas is een mengprofiel aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte en van in ieder geval drie andere onbekend gebleven personen. Verdachte heeft verklaard niet te weten hoe zijn DNA op de tas terecht is gekomen, maar dat hij wel in de buurt van de Lidl woont en daar regelmatig komt, hij meerdere van dit soort tassen in zijn schuur heeft liggen en het kan zijn dat hij deze tas in die buurt heeft weggegooid.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat de
big shoppertas met daarop het aangetroffen DNA van verdachte door één van de overvallers is achtergelaten. Ook kan worden vastgesteld dat het DNA van verdachte op enig moment op de tas terecht is gekomen, maar uit het voorgaande volgt niet noodzakelijkerwijs dat het verdachte is geweest die deze tas tijdens de overval heeft achtergelaten en dus één van de overvallers is. De
big shoppertas is een verplaatsbaar object en op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld hoe, wanneer en onder welke omstandigheden het DNA van verdachte op de
big shoppertas terecht is gekomen.
De verklaring van verdachte dat niet hij, maar andere personen betrokken zijn geweest bij de overval en dat mogelijk één van deze personen de
big shoppertas heeft gevonden en gebruikt bij de overval, kan bovendien niet als onaannemelijk aan de kant worden geschoven. Op de
big shoppertas is ook DNA van drie andere onbekend gebleven personen aangetroffen.
De door verdachte in de Penitentiaire Inrichting gevoerde gesprekken (OVC gesprekken), maken dat oordeel niet anders. Weliswaar blijkt uit die gesprekken in voldoende mate dat er over de overval werd gesproken, maar daaruit kan niet worden geconcludeerd dat verdachte één van de overvallers is geweest. De informatie die in deze gesprekken is besproken, is informatie die uit het dossier is te herleiden en verdachte was op dat moment al op de hoogte van het dossier. Uit die gesprekken blijkt ook dat verdachte tegen meerdere gesprekspartners heeft gezegd dat hij het (de rechtbank begrijpt: de overval) niet gepleegd heeft en dat het kan dat hij die tas (de rechtbank begrijpt: de
big shoppertas) heeft weggegooid en deze daarom kan zijn gevonden.
Daarnaast is uit onderzoek naar de telefoon van verdachte gebleken dat hij op 15 december 2019 via Google heeft gezocht op ‘lidl sluitingstijd.’ Ook zijn er twee foto’s aangetroffen van de openingstijden van de Lidl, genomen op 24 december 2019. De rechtbank vindt het niet ongebruikelijk om tijdens de feestdagen foto’s te maken van openingstijden van bijvoorbeeld een supermarkt. Ook is het niet opvallend om een zoekopdracht vervolgens te wissen. Verdachte woont in de buurt van de Lidl en heeft ook zelf aangegeven regelmatig bij de Lidl te komen. Op basis van de historische telefoongegevens kan daarnaast niet worden uitgesloten dat verdachte op het moment dat de gewapende overval werd gepleegd thuis is geweest. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat verdachte op het moment van de overval bij de Lidl is geweest.
Verdachte heeft op de dag van de overval een aankoop gedaan bij [winkel] . Niet is komen vast ts staan welke aankoop daar is gedaan. De winkelmanager heeft verklaard dat het aankoopbedrag overeenkomt met de prijs voor twee bivakmutsen. Bij de overval hebben de twee overvallers bivakmutsen gedragen. Verdachte heeft verklaard geen bivakmutsen te hebben gekocht, maar zich niet te kunnen herinneren welke aankoop hij dan wel heeft gedaan.
Omdat er geen bivakmutsen zijn aangetroffen, kan niet worden vastgesteld dat de door de overvallers gedragen bivakmutsen zijn aangeschaft bij [winkel] .
Uit tapgesprekken is gebleken dat verdachte een dag na de overval met medeverdachten heeft gesproken over een tas met muntgeld dat gestort moest worden. Het bedrag dat door verdachte is gestort bedroeg € 869,39. Ook al is een soortgelijke hoeveelheid muntgeld buit gemaakt bij de overval, de rechtbank kan niet vaststellen dat het muntgeld waarover verdachte beschikte, het muntgeld is dat is buit gemaakt bij de betreffende overval.
Hoewel de rechtbank in het bovenstaande wel aanwijzingen ziet dat verdachte op een of andere manier betrokken is geweest bij de gewapende overval, kan zij op grond de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte een van de overvallers is geweest of anderszins al medepleger hierbij betrokken is.
Vrijspraak van medeplegen van witwassen
De rechtbank vindt met de raadsvrouw dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van witwassen. De rechtbank overweegt het volgende.
Uit onderzoek naar de rekening van verdachte is gebleken dat hij op 30 december 2019 drie stortingen op zijn rekening heeft gedaan waarbij hij in totaal € 869,39 heeft gestort. Bij geen van deze stortingen is briefgeld gestort. Steeds zijn munten gestort, variërend van één cent tot twee euro munten. Op diezelfde dag heeft hij een totaal bedrag van € 860,- contant opgenomen bij dezelfde bank als waar de munten zijn gestort. Verdachte heeft dit bedrag van € 869,39 dus voorhanden gehad, omdat hij wetenschap heeft gehad van het geld en hier ook over heeft beschikt.
Verdachte heeft over de € 869,39 verklaard dat hij het geld als vriendendienst voor medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gestort. Hij heeft verklaard meerdere vrienden te hebben die geen geldbedragen kunnen storten omdat zij een uitkering hebben. Hij heeft gevraagd waar het geld vandaan kwam en er is toen gezegd dat dit geld met kerstkaarten is verdiend. Na het geld te hebben gestort, heeft hij € 860,- contant opgenomen en aan [medeverdachte 2] gegeven. Uit het dossier is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 2] zijn broer en ook medeverdachte, [medeverdachte 1] , telefonisch (tapgesprekken) heeft gevraagd om verdachte het geld te laten storten dat hij heeft verdiend met zijn krantenwijk en dat hij muntjes heeft opgehaald met kerst.
Dat verdachte wist van de criminele herkomst van dit geld, of dit redelijkerwijs had moeten vermoeden, blijkt niet uit het dossier. Verdachte is goed bevriend met medeverdachte en uit het dossier is gebleken dat [medeverdachte 2] ook tegen zijn broer heeft gezegd dat het geld is verdiend met de verkoop van kerstkaarten.
Dat er in de getapte gesprekken ook is gesproken over de één en twee eurocent munten die tussen het geld uit moesten worden gehaald, betekent niet zonder meer dat verdachte nader onderzoek had moeten doen naar de herkomst van het geld en dat verdachte – door dat na te laten – aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. Verdachte heeft verklaard als vriendendienst het geld te hebben gestort en dat zijn vrienden vaker hebben gevraagd geld te storten. Na het geld te hebben gestort heeft hij meteen een geldbedrag contant opgenomen en dit aan medeverdachte [medeverdachte 2] gegeven. Omdat het dossier geen aanwijzingen bevat dat verdachte enige wetenschap heeft gehad of had moeten hebben van een door medeverdachte gepleegd misdrijf, kan niet worden bewezen dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Uit het dossier is ook niet gebleken van enige betrokkenheid van verdachte bij het bedrag van € 1.127,05.
Verdachte zal daarvan daarom ook worden vrijgesproken van witwassen van beide bedragen (€ 1.127,05 en € 869,39).
4.3.2.
Voorhanden hebben van een wapen, munitie en drugs - bewezen
De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen dat verdachte een wapen, munitie en drugs voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft bekend de drugs voorhanden te hebben gehad. Ook heeft verdachte bekend het wapen en munitie voorhanden te hebben gehad. Hij heeft verklaard deze in bezit te hebben gehad omdat hij deze voor iemand bewaarde. Ook heeft hij verklaard te hebben geweten dat het wapen geladen was. De bekennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door het andere bewijs in het dossier.
De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte een wapen, munitie en drugs voorhanden heeft gehad. De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte voor wat betreft het voorhanden hebben van het wapen en munitie samen heeft gewerkt met een ander. Van medeplegen hiervan wordt hij daarom vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
2.op 21 december 2020 te Amsterdam een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk Zoraki ,model M917, kaliber 9x17 mm, synoniem 9 mm kort/.380 auto, en munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2,categorie III van de Wet wapens en Munitie, te weten 1 patroon voorhanden heeft gehad;
3.op 21 december 2020 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 10,14 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 22 pillen van een materiaal bevattende MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
Verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achtenveertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan die proeftijd moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Er moet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, gelijk aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarnaast moet de voorlopige hechtenis van verdachte worden opgeheven of geschorst.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De oplegging van de vrijheidsbenemende straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf in het bijzonder het volgende laten meewegen.
In de slaapkamer van verdachte zijn bij een doorzoeking cocaïne en MDMA aangetroffen. Gelet op de hoeveelheid en de verpakkingen beschouwt de rechtbank deze verdovende middelen als handelswaar en neemt zij een handelsindicatie aan. Drugs als cocaïne en MDMA zijn niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar werken ook verslavend met alle gevolgen van dien voor de maatschappij. De handel in drugs gaat bovendien samen met zeer gewelddadige criminaliteit. Met zijn handelen heeft verdachte dus een rol gehad in die keten van de handel.
Daarnaast is er een pistool met munitie in een kluis op zijn slaapkamer aangetroffen waardoor verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben hiervan. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het wapen was bovendien geladen. In het magazijn bevonden zich meerdere patronen al is slechts het voorhanden hebben van één patroon ten laste gelegd. Dat het wapen zich in een kluisje bevond, maakt het voorhanden hebben niet minder ernstig.
De combinatie van het voorhanden hebben van een geladen wapen met munitie en verdovende middelen baart de rechtbank grote zorgen temeer nu verdachte niet heeft willen verklaren voor wie en waarom hij dat wapen zou bewaren
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 5 maart 2021, waaruit volgt dat verdachte wel eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten maar niet eerder voor dit soort feiten is veroordeeld. Dit strafblad geeft geen reden tot een hogere of lagere straf.
De rechtbank houdt rekening met wat in vergelijkbare zaken aan straffen wordt opgelegd en kijkt hierbij ook naar de oriëntatiepunten van rechtbanken en hoven die bij het voorhanden hebben van een pistool in een woning uitgaan van forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Als uitgangspunt voor de hoeveelheid drugs die verdachte in bezit heeft gehad, geven de oriëntatiepunten een taakstraf van tachtig uur aan. Voor het wapenbezit in een woning gaan de oriëntatiepunten uit van een gevangenisstraf van vier maanden in het geval dat sprake is van een
first offender. Het zwaartepunt ligt dus op het wapenbezit. De rechtbank moet vervolgens kijken of sprake is van straf verhogende of verminderende omstandigheden.
Straf verhogend weegt mee dat het pistool en het patroon zijn aangetroffen – weliswaar in een kluis- in de slaapkamer van verdachte, in een woning waar ook zijn jongere broertje en zusje wonen. Het pistool was niet doorgeladen, maar wel geladen. Alleen het naar achter halen van de slede is volgens onderzoek voldoende om het vuurwapen gebruiksklaar te kunnen maken en direct te kunnen vuren. Ook dit weegt de rechtbank verzwarend mee.
De rechtbank zit in het samenstel van bewezenverklaarde feiten en de handelsindicatie reden om niet een taakstraf op te leggen voor het voorhanden hebben van de verdovende middelen maar ook daarvoor een gevangenisstraf op te leggen.
Omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, komt de rechtbank tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Omdat de bewezenverklaring ziet op feiten waar verdachte niet eerder voor is veroordeeld, ziet de rechtbank geen reden om een voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
De rechtbank veroordeelt verdachte alles overziend tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank wijst de verzoeken van de raadsvrouw tot het opheffen of schorsen van de voorlopige hechtenis van verdachte af. Verdachte wordt veroordeeld tot een langere straf dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

9.Beslag

Onder verdachte is een aantal voorwerpen in beslag genomen. De rechtbank moet een beslissing nemen over deze voorwerpen zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Deze beslaglijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
9.2.
Standpunt van de officier van justitie
De onder 1 (munitie), 2 (patroonhouder), 3 (pistool), 5 (breekijzer), 7-11 (verdovende middelen) genoemde voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De onder 4 (
big shoppertas), 6 (weegschaal), 12 (geldkist) en 13 (kluis) genoemde voorwerpen moeten worden verbeurd verklaard.
De onder 14-16 (brillenkoker, sieraden en sieradendoos) genoemde voorwerpen kunnen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
De onder 17 en 18 genoemde telefoons kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
Verbeurd verklaren
De onder 6 (weegschaal), 12-14 (geldkist, kluis, brillenkoker) en 16 (sieradendoos) inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, moeten verbeurd worden verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan. Ook de onder 4 in beslag genomen
big shoppertas moet verbeurd worden verklaard omdat deze tas gebruikt is bij de gewapende overval. Dat verdachte is vrijgesproken van deze overval maakt dit niet anders.
Onttrekken aan het verkeer
De rechtbank overweegt dat met de onder 1 (munitie), 2 (patroonhouder), 3 (pistool) en 7-11 (verdovende middelen) genoemde voorwerpen op de beslaglijst, de bewezen verklaarde feiten zijn begaan. Bovendien zijn deze voorwerpen zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De rechtbank beslist daarom dat deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
Bewaren voor de rechthebbende
Over het onder 5 genoemde breekijzer overweegt de rechtbank dat het bezit daarvan niet strafbaar is gesteld. De rechtbank beslist daarom dat het breekijzer wordt bewaard voor de rechthebbende.
Teruggave aan verdachte
De onder 15 inbeslaggenomen broche en de onder 17 en 18 inbeslaggenomen telefoons kunnen worden teruggeven aan verdachte, voor zover dit niet al is gebeurd.

10.Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij, [benadeelde partij 2] , vordert in totaal € 2.700,- aan immateriële schade als schadevergoeding voor de door hem door de gewapende overval geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De benadeelde partij, [benadeelde partij 3] , vordert in totaal € 4.016,03 bestaande uit € 516,03 aan materiële- en € 3.500,- aan immateriële schade als schadevergoeding voor de door hem door de gewapende overval geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , vordert in totaal € 5.455,63 bestaande uit € 455,63 aan materiële- en € 5.000,- aan immateriële schade als schadevergoeding voor de door haar door de gewapende overval geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van deze gewapende overval, zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

12. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag:
Verklaart verbeurd:
4. 1 STK Tas (Omschrijving: Big Shopper G-5858934, roos/wit/blauw)
6. 1 STK Weegschaal (Omschrijving: G-6009919, Myco)
12. 2 STK Geldkist (Omschrijving: G-6010031)
13. 1 STK Kluis Deponeren (Omschrijving: G-6009998)
14. 1 STK Brillekoker (Omschrijving: G-6009987, Dolce & Gabbana)
16. 21 STK Sieradendoos (Omschrijving: G-6009960)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. DV Munitie (Omschrijving: 6010006, S&B)
2. 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: 6009997)
3. 1 STK Pistool (Omschrijving: 6099996)
7. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: Wit poeder G-6009932)
8. 20 STK Xtc (Omschrijving: G-6009934)
9. 24 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 24 WIKKELS MET VERMOEDELIJK COCAINE ERIN G-6009938)
10. 4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: Wikkels G-6009941)
11. 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: TWEE ORANJE PILLEN EN EEN GROENE PIL G-6009945)
Gelast de teruggave aan[verdachte]van:
15. 2 STK Broche (Omschrijving: Twee broches en een schakel van een horlogebandje G-6009966)
17. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G-6009898, rood, merk: Apple)
18. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G-6009743, zwart, merk: Apple)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
5. 1 STK Breekijzer (Omschrijving: G-6009875, zwart/geel)
Vorderingen van benadeelde partijen:
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Voorlopige hechtenis:
Wijst af het verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en C.C.J. Maas-Van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2021.
[...]

[...]

1.[...]