ECLI:NL:RBAMS:2021:3579

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
13/307702-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen gewapende overval en witwassen na gebrek aan bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van een gewapende overval en witwassen. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 24 juni 2021, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, heeft de vordering gedaan, en de verdediging werd gevoerd door mr. S. Plas. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de verklaringen van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door Slachtofferhulp Nederland.

De beschuldigingen tegen de verdachte omvatten het medeplegen van een gewapende overval op 28 december 2019 en het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 1.996,44 in de periode van 28 tot en met 30 december 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de gewapende overval. De rechtbank concludeerde dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet bleek dat de verdachte betrokken was bij de overval.

Wat betreft de beschuldiging van witwassen, oordeelde de rechtbank dat er geen bewijs was dat de verdachte wist of had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. De verdachte had een tas met muntgeld overhandigd aan een medeverdachte, maar er was geen bewijs dat dit geld uit een misdrijf afkomstig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide beschuldigingen en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/307702-19
Datum uitspraak: 8 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2021. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Plas, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door Slachtofferhulp Nederland medewerker [naam] naar voren is gebracht.

2.Beschuldigingen

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het
1.medeplegen van een gewapende overval op 28 december 2019;
2.medeplegen van witwassen van € 1.996,44 in de periode van 28 december 2019 tot en met 30 december 2019.
De volledige tekst van de tenlastelegging, is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen een geldbedrag van ten minste € 869,39 voorhanden heeft gehad terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geld van misdrijf afkomstig is.
Niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de gewapende overval. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
3.2
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet geheel worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de gewapende overval. Ook kan niet worden bewezen dat hij geld heeft witgewassen. Er kan niet worden vastgesteld dat het geld van enig misdrijf afkomstig is. Als de rechtbank daar anders over denkt, kan niet worden vastgesteld dat verdachte heeft geweten of heeft moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig is.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van medeplegen van een gewapende overval
De rechtbank vindt met de raadsvrouw en met de officier van justitie dat verdachte moet worden vrijgesproken van medeplegen van de gewapende overval. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat hij als pleger of medepleger betrokken is geweest bij de overval.
Vrijspraak van (mede)plegen van witwassen
De rechtbank vindt met de raadsvrouw dat verdachte moet worden vrijgesproken van het (mede)plegen van witwassen. De rechtbank overweegt het volgende.
Uit getapte telefoongesprekken en de verklaring van verdachte ter zitting, is gebleken dat verdachte door zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 1] , op 29 december 2019 is gevraagd om een tas met muntgeld aan medeverdachte [medeverdachte 2] te overhandigen. Over dit muntgeld zegt [medeverdachte 1] in een gesprek met verdachte (sessie 52 TA001) dat hij met de krantenwijk, met kerstkaarten, muntjes heeft opgehaald en in een Albert Heijntas in de kledingkast heeft gelegd. Het muntgeld moest zo snel mogelijk gestort worden op een bankrekening. In de nacht van 30 december 2019 zegt Adam tegen verdachte dat hij de één en twee eurocent munten tussen de rest van het geld uit moet halen. Verdachte heeft de tas met muntgeld aan medeverdachte [medeverdachte 2] overhandigd.
Uit onderzoek naar de rekening van medeverdachte [medeverdachte 2] is gebleken dat hij op 30 december 2019 drie stortingen op zijn rekening heeft gedaan waarbij hij in totaal € 869,39 heeft gestort. Bij geen van deze stortingen is briefgeld gestort. Steeds zijn munten gestort, variërend van één cent tot twee euromunten. Op diezelfde dag heeft hij een totaal bedrag van € 860,- contant opgenomen bij dezelfde bank als waar de munten zijn gestort. Verdachte heeft verklaard de rugzak met geld naar medeverdachte [medeverdachte 2] te hebben gebracht. Hiermee komt vast te staan dat verdachte het bedrag van € 869,39 voorhanden heeft gehad.
Niet is komen vast te staan dat dit geld uit eigen misdrijf afkomstig was.
Dat verdachte wist van de criminele herkomst van dit geld, of dit redelijkerwijs had moeten vermoeden, blijkt niet uit de bewijsmiddelen. Uit het dossier is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 1] tegen verdachte heeft gezegd dat het geld is verdiend met kerstkaarten. Dat in de getapte gesprekken ook is gesproken over dat de één en twee eurocent munten tussen het geld uit moesten worden gehaald en zo snel mogelijk gestort moest worden op de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte 2] , betekent niet zonder meer dat verdachte nader onderzoek had moeten doen naar de herkomst van het geld en dat verdachte – door dat na te laten – aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. Omdat het dossier verder geen aanwijzingen bevat dat verdachte wetenschap heeft gehad van een criminele herkomst van het geld, kan niet worden bewezen dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte weet had van de herkomst van het geld of dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het om geld afkomstig uit misdrijf ging. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van witwassen.
Uit het dossier is ook niet gebleken van enige betrokkenheid van verdachte bij het bedrag van € 1.127,05. Verdachte wordt dus ook vrijgesproken van het witwassen van dit bedrag.

4.Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij, [benadeelde partij 2] , vordert in totaal € 2.700,- aan immateriële schade als schadevergoeding voor de door hem door de gewapende overval geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De benadeelde partij, [benadeelde partij 3] , vordert in totaal € 4.016,03 bestaande uit € 516,03 aan materiële- en € 3.500,- aan immateriële schade als schadevergoeding voor de door hem door de gewapende overval geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , vordert in totaal € 5.455,63 bestaande uit € 455,63 aan materiële- en € 5.000,- aan immateriële schade als schadevergoeding voor de door haar door de gewapende overval geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt, zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en C.C.J. Maas-Van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2021.
[...]