ECLI:NL:RBAMS:2021:3556

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
C/13/704039 / KG ZA 21-556
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over gebruik van gezamenlijke koopwoning na beëindiging relatie tussen niet gehuwde ex-partners

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 8 juli 2021, hebben niet gehuwde ex-partners een kort geding aangespannen over het gebruik van hun gezamenlijke koopwoning na de beëindiging van hun relatie op 1 september 2020. De man vordert dat hij het exclusieve gebruik van de woning krijgt, terwijl de vrouw in reconventie vraagt om tijdelijk gebruik van de woning totdat deze verkocht wordt of totdat er een andere regeling is getroffen. De kinderrechter had eerder bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen voorlopig bij de man zou zijn, wat een belangrijke factor in deze zaak is. De voorzieningenrechter heeft beide vorderingen afgewezen, met de overweging dat het in het belang van de kinderen is dat zij een thuis hebben en dat de huidige situatie voorlopig moet blijven bestaan. De vrouw heeft zich zonder overleg toegang tot de woning verschaft en de sloten veranderd, wat niet in het belang van de kinderen was. De voorzieningenrechter benadrukt dat er snel duidelijkheid moet komen over de toekomst van de woning, maar dat de huidige situatie voorlopig moet blijven bestaan. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien beide partijen ex-partners zijn.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/704039 / KG ZA 21-556 DvH/MAH
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 8 juli 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 30 juni 2021,
advocaat mr. P.H. Visser te Wormerveer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.G. Ton te Almere.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, en mr. M.A.H. Verburgh, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen partijen met hun advocaten.

1.De procedure

De man heeft producties in het geding gebracht en partijen hebben over en weer het woord gevoerd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dit proces-verbaal opgemaakt.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad, die is beëindigd op 1 september 2020.
Uit deze relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1] ( [minderjarige 1] jr.), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] (de woning).
2.3.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 februari 2021 de ouders gezamenlijk met het gezag over de kinderen belast en hun hoofdverblijf voorlopig bepaald bij de man. De beslissing tot definitieve bepaling van het hoofdverblijf van de kinderen is pro forma aangehouden tot 12 juli 2021.
2.4.
In dit kort geding vordert de man:
- voor recht te verklaren dat enkel hij zijn hoofdverblijf heeft in de woning, subsidiair het tijdelijk gebruik van de woning aan hem toe te wijzen;
- de vrouw te bevelen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de woning te verlaten, op straffe van een dwangsom.
2.5.
De vrouw voert daartegen verweer en vordert in reconventie (tegenvordering):
- het tijdelijk gebruik van de woning aan haar toe te kennen voor de periode tot de woning aan een derde is verkocht dan wel de man de vrouw heeft uitgekocht met daarbij afdracht van de sleutels, dan wel een andere regeling in goede justitie te bepalen waarbij geen van beide partijen op straat komt te staan;
- de man te verbieden om de woning te betreden op straffe van een dwangsom.
2.6.
Beide partijen vorderen veroordeling van de ander in de proceskosten.

3.De beoordeling in conventie en in reconventie

3.1.
Zowel de vorderingen als de tegenvorderingen worden afgewezen. De redenen daarvoor zijn de volgende.
3.2.
Op grond van de beschikking van de kinderrechter van februari 2021 is het hoofdverblijf van de kinderen voorlopig bij de man. Op het moment dat de kinderrechter die beslissing nam, was de feitelijke situatie dat de man toen (op basis van een tussen partijen gemaakte afspraak) al sinds september 2020 met de kinderen in de woning verbleef. De vrouw verbleef bij haar zuster in [woonplaats] .
3.3.
De vrouw heeft zich op 25 juni 2021 – zonder echt overleg met de man – toegang verschaft tot de woning en de sloten veranderd. Dat is natuurlijk niet zoals het hoort. Dat was immers ook voor de kinderen zeer onverwacht.
3.4.
De kinderen zijn nog minderjarig. Het is in het belang van de kinderen dat ze een thuis hebben. De woning is hun thuis. [minderjarige 2] wil niet bij haar moeder wonen.
3.5.
De vrouw kan in verband met een verbouwing niet langer bij haar zuster verblijven en heeft geen andere familie waar ze kan logeren, zo heeft zij verklaard. Zij kan op dit moment ook geen andere woning kopen of huren, zo is haar verteld, omdat zij nog mede-eigenaar van de woning is. Volgens haar kan de man bij zijn ouders verblijven en heeft zij dus meer belang bij het gebruik van de woning, totdat duidelijk is of de woning aan de man zal worden toebedeeld, zal worden verkocht of – zoals ter zitting voor het eerst naar voren kwam – de woning aan haar kan worden toebedeeld.
3.6.
De voorzieningenrechter ziet het vooral als een tijdelijk praktisch probleem. Er moet duidelijkheid komen over wat er met de woning gaat gebeuren. Voor de kinderen zou de beste optie zijn als zij hun thuis kunnen behouden. Vooralsnog is er steeds gesproken over de mogelijkheid dat de man de vrouw zou uitkopen. Ook de tegenvordering van de vrouw gaat daar vanuit. Ter zitting heeft zij voor het eerst gemeld dat zij de man misschien ook wel kan en wil uitkopen. Tot nu toe is de man niet erg voortvarend te werk gegaan. Dat is misschien ook wel begrijpelijk omdat hij alleen de zorg over de kinderen had. Er moet nu echter wel snel duidelijkheid komen.
3.7.
Totdat het duidelijk is of de man de vrouw kan uitkopen, moet de situatie maar even blijven zoals die nu is: de vrouw verblijft met [minderjarige 1] jr. in de woning, de man verblijft met [minderjarige 2] bij zijn ouders. Uit de stukken van Levvel maakt de voorzieningenrechter op dat [minderjarige 2] het daar in ieder geval heel prettig vindt. Deze situatie is voor de man niet ideaal, want hij heeft geen eigen slaapkamer en slaapt afwisselend in de slaapkamer van zijn ouders en in een slaapkamer in de woning. Hij komt echter niet op straat te staan, terwijl niet denkbeeldig is dat de vrouw wel in de auto moet slapen of veel kosten moet maken voor een hotel of pension als zij nu de woning moet verlaten. Het gaat bovendien slechts om een tijdelijke situatie. Dat de man in de woning moet zijn voor zijn administratie is voor een korte periode ook niet onoverkomelijk. Niet gesteld of gebleken is dat de man geen toegang heeft tot de woning en/of dat de vrouw hem de toegang belemmert en dat partijen niet af en toe gelijktijdig in de woning kunnen zijn. De vrouw mag de man de toegang tot de woning niet ontzeggen. Maar het is verstandig als de man de vrouw tevoren even laat weten wanneer hij van plan is te komen.
3.8.
De proceskosten worden gecompenseerd omdat partijen ex-partners zijn.
4. De beslissing in conventie en in reconventie
De voorzieningenrechter
4.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier op 9 juli 2021 is vastgesteld en ondertekend.
Type: MAH
Coll: MA