ECLI:NL:RBAMS:2021:350
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 1 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 13/993855-13. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van bedrog in jaarcijfers en het opzettelijk gebruik maken van valse 'Letters of Representation'. De officier van justitie stelde dat de veroordeelde € 1.470.000,00 had verkregen als wederrechtelijk voordeel uit deze strafbare feiten, en vroeg de rechtbank om dit bedrag vast te stellen en de veroordeelde te verplichten tot betaling aan de Staat.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op verschillende data, waarbij de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de veroordeelde zijn besproken. De verdediging betwistte de ontnemingsvordering en stelde dat er geen bewijs was dat de veroordeelde enig wederrechtelijk voordeel had verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat het bedrog in de jaarcijfers en de valse LOR's hadden geleid tot de verkrijging van het krediet van de bank. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet aannemelijk had gemaakt dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de ontnemingsvordering afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat de strafbare feiten hadden geleid tot een hogere beurskoers of dat deze beurskoers de aanleiding was voor de verstrekking van het krediet. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, en dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2021.