ECLI:NL:RBAMS:2021:3462

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
13/650624-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling opzetheling en diefstal in vereniging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte op 26 januari 2021 veroordeeld voor meerdere feiten van opzetheling en diefstal in vereniging. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 20 december 2020 en 12 januari 2021, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. G.M. Kolman, heeft de vordering ingediend, en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. M.N. de Bruijn. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van een Lotus Elise, Porsche Carrera 4S, en Audi A5, evenals heling van verschillende voertuigen en microfoons. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en diefstal in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van de Porsche en de heling van de Volkswagen Transporter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder een schadevergoeding aan [naam bedrijf bv] voor de diefstal van de Audi. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag, waarbij een geldbedrag van EUR 4.500,- aan de verdachte werd teruggegeven, terwijl andere inbeslaggenomen goederen aan het verkeer werden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/650624-17
Datum uitspraak: 26 januari 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkorte vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2020 en 12 januari 2021. Verdachte was aanwezig op de terechtzitting van 12 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.N. de Bruijn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1 primair:
diefstal in vereniging door middel van braak van een auto (Lotus Elise voorzien van kenteken [kenteken 1] ) van [persoon 1] in de periode van 16 december 2017 tot en met 19 januari 2018 te Amsterdam;
Feit 1 subsidiair:
het medeplegen van heling van die auto in die periode te Amsterdam;
Feit 2:
het medeplegen van heling van 2 microfoons (AKG414S) in de periode van 5 november 2016 tot en met 20 november 2016 te Amsterdam;
Feit 3 primair:
diefstal in vereniging door middel van braak van een auto (Porsche Carrera 4S voorzien van kenteken [kenteken 2] ) van [persoon 2] op 30 maart 2017 te Amsterdam;
Feit 3 subsidiair:
heling van die auto op die dag te Amsterdam, althans in Nederland;
Feit 4:
heling van een VW Transporter ( [kenteken 3] ) en een autoambulance ( [kenteken 4] ) in de periode van 14 maart 2017 tot en met 30 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland;
Feit 5:
diefstal in vereniging door middel van braak van een auto (Audi A5 voorzien van kenteken [kenteken 5] ) van [naam bedrijf bv] op 29 april 2016 te Amsterdam;
Feit 6:
diefstal in vereniging door middel van braak van een auto (Mercedes Benz voorzien van kenteken [kenteken 6] ) van [persoon 3] op 21 maart 2018 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op basis van een proces-verbaal van restinformatie uit een ander onderzoek, is op 27 oktober 2017 het onderzoek Droogdok gestart. In dat andere onderzoek was op 9 juni 2017 de telefoon van verdachte inbeslaggenomen. Op de resultaten van de inhoud van die telefoon is in het onderzoek Droogdok nader onderzoek gedaan.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle (primair) ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.3
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van feiten 1, 3, 4, 5 en 6, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de bewijsbaarheid van feit 2 heeft de verdediging aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van feiten 1 primair, 4 voor wat betreft het gedeelte dat ziet op de heling van de autoambulance en 6. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor wat betreft feiten 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4 voor wat betreft het gedeelte dat ziet op de heling van de Volkswagen Transporter en 5.
3.4.1
Vrijspraak feit 1 primair, 4 voor wat betreft de heling van de autoambulance en 6
Feit 1 primair (diefstal Lotus Elise)
De rechtbank stelt vast dat er een opname is van de diefstal van de Lotus, maar op die beelden is niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat verdachte één van de personen is geweest die daarop te zien zou zijn. Om die reden kan niet worden bewezen dat verdachte één van de daders is geweest die de Lotus Elise heeft gestolen.
Feit 4 voor wat betreft de autoambulance
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de heling van de autoambulance omdat de rechtbank van oordeel is dat het dossier steun biedt aan de stelling dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de autoambulance. De rechtbank baseert dat op een WhatsApp-gesprek op 18 maart 2017 om 01.06 uur waarin verdachte aangeeft dat hij een autotrailer in Amsterdam Noord heeft zien staan en op een gesprek van diezelfde datum om 03.25 uur waarin verdachte aangeeft dat hij hem heeft. Voorts blijkt uit de aangifte van [persoon 4] dat de autoambulance tussen 17 maart 2017 om 16.00 uur en 19 maart 2017 om 18.00 uur in Amsterdam Noord is gestolen. De gestolen auto-ambulance wordt op 30 maart 2017, tezamen met de, door verdachte, gestolen Porsche en de gestolen VW Transporter aangetroffen in een loods in Amstelveen.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte direct betrokken is bij de diefstal van de autoambulance wat in de weg staat aan een veroordeling terzake de ten laste gelegde heling.
Feit 6 (diefstal Mercedes)
Er bevinden zich stills van camerabeelden in het dossier waarop verdachte wordt herkend door verbalisant [verbalisant] . De rechtbank is echter van oordeel dat de stills van onvoldoende kwaliteit zijn om een herkenning op te baseren. Op de beelden, die zich in het dossier bevinden, is immers geen gezicht en huidskleur waar te nemen, terwijl de verbalisant zijn herkenning onder meer baseert op de huidskleur en de gezichtsvorm. De in de woning van verdachte aangetroffen kleding die gelijkend is op kleding die verdachte bij een eerdere herkenning zou hebben gedragen is onvoldoende onderscheidend om tot de vaststelling te komen dat het verdachte is geweest die op de beelden van 21 maart 2018 te zien zou zijn geweest. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het in de woning van verdachte aantreffen van het kentekenbewijs van de gestolen Mercedes belastend is, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om tot een veroordeling van de ten laste gelegde diefstal te komen. Daarom spreekt de rechtbank verdachte vrij van dit feit.
3.4.2
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair, 2, 3 primair, 4 voor wat betreft de heling van de Volkswagen Transporter en 5
Feit 1 subsidiair (heling Lotus Elise)
Op 19 januari 2018 doet [persoon 1] aangifte van diefstal van zijn personenauto, merk Lotus, type Elise, kleur geel, kenteken [kenteken 1] . Op 16 december 2017 stond het voertuig nog geparkeerd in de afgesloten parkeergarage De Atleet aan de Hestiastraat te Amsterdam.
Er bevindt zich een tapgesprek in het dossier waaruit blijkt dat verdachte heeft gebeld met [persoon 5] en laatstgenoemde opdracht geeft om een Lotus Elise te verplaatsen van de [adres 2] te Hoorn naar Amsterdam Noord. Een dag na dit gesprek wordt de auto aangetroffen in Amsterdam Noord aan de [adres 3] . [persoon 5] heeft tegenover de politie verklaard dat hij niet zeker weet of hij [verdachte] kent, maar dat hij wel de naam [verdachte] herkent en dat die jongen hem heeft gevraagd om een auto te verplaatsen van Hoorn naar Amsterdam. Die jongen was samen met een man op de sloperij en hij heeft geholpen met het uit de loods duwen van de Lotus. Vervolgens heeft [persoon 5] de auto vervoerd naar de locatie in Amsterdam Noord waar de Lotus is aangetroffen. Mede gelet op het eerdergenoemde gesprek stelt de rechtbank vast dat de [verdachte] waar [persoon 5] het over heeft de verdachte betreft.
Verder bevindt zich in het dossier een tapgesprek van 1 februari 2018 waarin verdachte, na het aantreffen en in beslag nemen van de Lotus Elise, tegen een onbekend gebleven persoon, zegt dat ‘de gele’ gerepareerd moest worden en nu weg is en dat hij zijn investering kwijt is.
In de dagen na de diefstal van de Lotus Elise worden via de telefoon waarvan verdachte, blijkens het dossier, gebruikmaakt verschillende websites bezocht over auto’s. In de telefoon van verdachte zijn onder meer de volgende sporen aangetroffen:
  • berichten met teksten ‘ [adres 2] ’ en ‘Hoorn’; en
  • foto’s van de omgeving van de [adres 2] te Hoorn.
Ook belt verdachte met het autobedrijf [naam autobedrijf] . [verdachte] belt ‘voor die Lotus Elise Demontage S1 model’. Hij is op zoek naar een alarmkast met afstandsbediening.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte na de diefstal van de Lotus de beschikkingsmacht heeft gehad over de Lotus, waarbij de verdachte wist dat de auto afkomstig was van diefstal. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
Feit 2 (heling microfoons)
De rechtbank acht – met de officier van justitie – bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] twee uit misdrijf verkregen microfoons voorhanden heeft gehad, terwijl zij wisten dat deze van misdrijf afkomstig waren.
Feit 3 primair (diefstal Porsche) en feit 4 (heling Volkswagen Transporter)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met anderen de Porsche heeft gestolen door middel van braak. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte de Volkswagen Transporter opzettelijk heeft geheeld.
Op 30 maart 2017 heeft mevrouw [persoon 6] namens de heer [persoon 2] aangifte gedaan van diefstal van diens personenauto, merk Porsche, type Carrera, model 4S, kleur grijs, kenteken [kenteken 2] . In de nacht van 30 maart 2017 is het afgesloten voertuig weggenomen uit de parkeergarage van Q-park aan de Aaron Coplandstraat te Amsterdam.
Op camerabeelden van de parkeergarage Q-park is de vernieling van de slagbomen en de diefstal van de Porsche te zien. Er zijn drie personen in beeld. De Porsche is uitgerust met een volgsysteem, waardoor de auto, dezelfde dag, wordt getraceerd in een loods te Amstelveen. Uit het dossier blijkt dat getuige [getuige] heeft gezien hoe de Porsche die nacht rond 02.00 uur op een aanhanger naar de loods werd gereden. Uit het dossier volgt verder dat de vader van verdachte vermoedelijk de huurder is van de loods. De verhuurder gaf het telefoonnummer op van de huurder dat verdachte opgeeft als het nummer van zijn ‘ [bijnaam] ’.
Er bevinden zich in het dossier WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . In een WhatsApp-gesprek van 28 maart 2017 vraagt medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte of hij T-shirts kan maken met ‘pp’ en ‘service’ erop. Verdachte geeft aan dit niet nodig te vinden, want ze kijken volgens hem niet zo diep. Daaropvolgend stuurt verdachte een foto van een witte Volkswagen Transporter, met daarop aangebrachte bestickering, met de tekst ‘Porsche [naam] Service 24/7’, naar medeverdachte [medeverdachte] . In de begeleidende tekst van het bericht zegt verdachte: ‘aan zoiets moet je denken’. Medeverdachte [medeverdachte] antwoordt dat hij dit geweldig vindt en is van mening dat het niet fout kan gaan.
Op 31 maart 2017, de dag na de inbeslagname van de voertuigen uit de loods in Amstelveen, bericht verdachte aan medeverdachte [medeverdachte] dat de ‘waggie’, de bus en de trailer die ochtend door de politie (‘blauw’) in beslag zijn genomen. Verdachte stuurt tevens twee foto’s mee waarop de gestolen Porsche en de gestolen Volkswagen Transporter met daarop aangebrachte bestickering, met de tekst ‘Porsche [naam] Service 24/7’ te zien zijn. Verdachte liet medeverdachte [medeverdachte] weten dat hij die ochtend al had gezien dat de Porsche (‘die 4s’) als gestolen stond geregistreerd.
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte samen met anderen de Porsche heeft gestolen. Er is sprake van diefstal met braak nu daarbij onder meer de slagbomen van de parkeergarage zijn vernield en de staalkabel waarmee de Porsche aan een Harley Davidson was bevestigd is doorgeknipt.
Er wordt een gestolen Volkswagen Transporter in de loods aangetroffen met daarop aangebrachte bestickering, met de tekst ‘Porsche [naam] Service 24/7’. Van deze diefstal bevindt zich een aangifte in het dossier. Op de inbeslaggenomen telefoon van verdachte is een foto aangetroffen waarop een persoon poseert voor de Volkswagen Transporter met een aanhanger met daarop de gestolen Porsche. De foto is gemaakt op 30 maart 2017 om 04.04 uur. De Volkswagen Transporter is bestickerd. Er is nog een tweede foto van de bestickerde Volkswagen Transporter op de telefoon van verdachte aangetroffen.
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over de Volkswagen Transporter en komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte deze opzettelijk heeft geheeld.
Feit 5 (diefstal Audi)
De rechtbank acht – met de officier van justitie – bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak van de Audi van [naam bedrijf bv]
Er bevindt zich een aangifte in het dossier van de heer [persoon 7] namens [naam bedrijf bv] Uit camerabeelden in het dossier blijkt dat de auto op 29 april 2016 is weggenomen.
Uit het dossier volgt dat op de beelden is te zien dat drie personen de parkeergarage binnenkomen. Vervolgens is te zien dat zij om een voertuig heen staan. Er wordt een zwartkleurig voorwerp in de kofferbak gelegd, de verlichting van het voertuig gaat aan en de Audi rijdt weg. Op de beelden is te zien dat het gaat om de Audi van [naam bedrijf bv] , voorzien van kenteken [kenteken 5] . Eén van de personen zit op de motorkap van de rijdende auto en lijkt de weg te wijzen. Eén zit achter het stuur en de ander loopt achter het voertuig. De rechtbank maakt hieruit op dat de drie jongens tezamen en in vereniging de Audi hebben gestolen en dat er sprake is van diefstal met braak.
In het dossier bevindt zich een herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant] . De verbalisant heeft de bewegende beveiligingsbeelden gekeken. In het proces-verbaal van herkenning zijn stills opgenomen. Op de stills is te zien dat de persoon die de verbalisant herkent als verdachte recht in de camera kijkt. De rechtbank acht de herkenning betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs nu de beelden duidelijk genoeg zijn en verbalisant [verbalisant] verdachte vier weken eerder twee achtereenvolgende dagen uitgebreid heeft verhoord.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair:
in de periode van 16 december 2017 tot en met 31 januari 2018 te Amsterdam en/of Hoorn een auto, Lotus Elise van kenteken [kenteken 1] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 2:
in de periode van 5 november 2016 tot en met 20 november 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, 2 microfoons, AKG414S, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Feit 3 primair:
op 30 maart 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een parkeergarage, gelegen aan de Aaron Coplandstraat, heeft weggenomen een auto, Porsche Carrera 4S voorzien van kenteken [kenteken 2] , toebehorende aan [persoon 2] , waarbij zij, verdachte en zijn mededaders, zich de toegang tot de voornoemde parkeergarage hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Feit 4:
in de periode van 14 maart 2017 tot en met 30 maart 2017 in Nederland, een Volkswagen Transporter, voorzien van kenteken [kenteken 3] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 5:
op 29 april 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een parkeergarage, gelegen aan de Westerdoksdijk, heeft weggenomen een auto, Audi A5 voorzien van kenteken [kenteken 5] , toebehorende aan [naam bedrijf bv]
5. Bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Motivering van de straf

6.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zijn leven inmiddels op de rails. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn met acht maanden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals is geëist door de officier van justitie, te hoog is en heeft verzocht de voorwaardelijke gevangenisstraf in plaats daarvan te bepalen op drie maanden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het (medeplegen) van opzetheling. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het diefstal in vereniging en diefstal in vereniging met braak. Dit zijn ergerlijke feiten die tot overlast en financiële schade leiden en die voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving zorgen. Verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Het is ook niet de eerste keer dat verdachte voor vermogensdelicten wordt veroordeeld.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat bij dergelijke strafbare feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Daar staat in strafmatigende zin tegenover dat tijdens de zitting is gebleken dat het inmiddels beter gaat met verdachte. Hij woont momenteel op zichzelf en heeft werk gevonden. Verdachte werkt bij basisscholen. Hij verzorgt workshops die zien op de onderwerpen ‘sport en beweging’ en ‘Social Media’. Dat zijn positieve ontwikkelingen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou veel negatieve gevolgen kunnen hebben voor verdachte. Hij zou zijn huis en werk kwijt kunnen raken.
Hoewel de rechtbank concludeert dat de redelijke termijn niet is overschreden zal zij ten gunste van verdachte wel rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak. Verder is artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf daarom niet op zijn plaats en zal een werkstraf voor de duur van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opleggen met een proeftijd van twee jaar.

7.Benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
Feit 5: [naam bedrijf bv]
De benadeelde partij [naam bedrijf bv] vordert EUR 22.567,50 als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten: diefstal van het motorrijtuig (EUR 22.500,-) en expertisekosten (EUR 67,50).
Feit 6: [persoon 3]
De benadeelde partij [persoon 3] vordert EUR 13.350,- als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten: diefstal van een Mercedes Benz (EUR 13.000,-), een IPod MP3 speler (EUR 100,-) en een gereedschapskist (EUR 250,-).
7.2
Standpunt van de officier van justitie
Feit 5: [naam bedrijf bv]
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf bv] volledig toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is voldoende onderbouwd met een rapport. Niet is gebleken dat het voertuig was verzekerd en dat een bedrag is uitgekeerd. Ook de gevorderde expertisekosten zijn voldoende onderbouwd met een factuur en zijn een rechtstreeks gevolg van de diefstal van het voertuig.
Daarnaast heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de benadeelde partij geleden schade en heeft zij verzocht verdachte hoofdelijk te veroordelen om het schadebedrag te betalen. Ook heeft de officier van justitie verzocht om de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Feit 6: [persoon 3]
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [persoon 3] niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft de post die ziet op de diefstal van de Mercedes Benz. De officier van justitie gaat er op basis van het bijgevoegde rapport vanuit dat de schade reeds is vergoed door de verzekeraar.
Ook heeft de officier van justitie verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren voor wat betreft de post die ziet op de IPod MP3 speler, aangezien deze onvoldoende is onderbouwd.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering voor wat betreft de post die ziet op de gereedschapskist toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente. Volgens de aangifte lag de gereedschapskist in de Mercedes Benz toen deze werd gestolen.
Daarnaast heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is met zijn mededaders voor de door de benadeelde partij geleden schade en heeft zij verzocht verdachte hoofdelijk te veroordelen om het schadebedrag te betalen. Ook heeft de officier van justitie verzocht om de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
7.3
Standpunt van de verdediging
Feit 5: [naam bedrijf bv]
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij [naam bedrijf bv] primair niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering wegens de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er geen leaseovereenkomst in het dossier zit en daardoor niet valt te controleren hoe de benadeelde partij is verzekerd.
Feit 6: [persoon 3]
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij [persoon 3] primair niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering wegens de bepleitte vrijspraak.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het gevorderde bedrag reeds aan de benadeelde partij is uitgekeerd.
Ten aanzien van de posten die zien op de IPod MP3 speler en de gereedschapskist heeft de verdediging verzocht om deze af te wijzen. Uit de aangifte blijkt niet dat deze goederen in de auto lagen.
7.4
Oordeel van de rechtbank
Feit 5: [naam bedrijf bv]
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreekse materiële schade is toegebracht. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd.
De rechtbank wijst de vordering toe. Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden en de rechtbank stelt deze voor wat betreft de materiële schade vast op een bedrag van EUR 22.567,50. Verdachte is voor de schade met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
De materiële schadepost die ziet op het gestolen voertuig (EUR 22.500,-) zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2016, de dag waarop het strafbare feit is begaan, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Daarnaast zal de rechtbank ten aanzien van deze schadepost de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, [naam bedrijf bv] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in rubriek 4 van dit vonnis bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op EUR 22.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Als ‘vervangende gijzeling’, bedoeld als dwangmiddel om de verdachte tot betaling te bewegen, legt de rechtbank op 136 dagen. Anders dan de term doet vermoeden vervalt de verplichting tot betaling niet met het uitzitten van de gijzeling.
Feit 6: [persoon 3]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte is vrijgesproken van het onder feit 6 aan hem ten laste gelegde feit.

8.Beslag

8.1
De beslaglijst
1. Een geldbedrag van EUR 4.500,- (9 x 500 euro) (5567200)
4. Een sleutel (2 euro) (5567262)
5. Een slotentrekker (2 euro) (5567273)
54. GSM tracker / 3 bakens (5567241)
54. Een jammer (5567278)
8.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om over het geldbedrag van EUR 4.500,- geen beslissing te nemen, aangezien daarvoor een machtiging tot het leggen van conservatoir beslag is afgegeven.
Ten aanzien van de overige goederen (nummers 4, 5, 54 en 55) heeft de officier van justitie verzocht om deze te onttrekken aan het verkeer, omdat deze goederen geschikt zijn om te gebruiken bij het stelen van voertuigen.
8.3
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen bedrag van EUR 4.500,-. Het betreft legaal inkomen en houdt geen verband met de verdenkingen.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de overige inbeslaggenomen goederen onder nummers 4, 5, 54 en 55.
8.4
Oordeel van de rechtbank
Terug naar verdachte
Het geldbedrag van EUR 4.500,- (nummer 1) dient te worden teruggegeven aan verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geld geen verband houdt met (één van) de bewezenverklaarde feiten.
Onttrekking aan het verkeer
De overige inbeslaggenomen goederen (nummers 4, 5, 54 en 55) dienen te worden onttrokken aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, nu de inbeslaggenomen voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 47, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 primair en feit 6 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals ten laste is gelegd onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3 primair, feit 4 en feit 5, zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair en feit 4:
opzetheling, meermalen gepleegd
Feit 2:
medeplegen van opzetheling
Feit 3 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Feit 5:diefstal door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van vier maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van de benadeelde partijen:
Feit 5:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf bv] toe tot een bedrag van
EUR 22.567,50(tweeëntwintigduizend vijfhonderdzevenenzestig euro en vijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade.
Een bedrag van EUR 22.560,- (tweeëntwintigduizend vijfhonderdzestig euro) dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 april 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam bedrijf bv] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [naam bedrijf bv] aan de Staat EUR 22.560,- (tweeëntwintigduizend vijfhonderdzestig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 136 (honderdzesendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of zijn mededader aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Feit 6:
Verklaart [persoon 3] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van het beslag:
Gelast de teruggave aan verdachte [verdachte] van:
- Een geldbedrag van EUR 4.500,- (9 x 500 euro) (5567200) (nr. 1 op de beslaglijst)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • Een sleutel (2 euro) (5567262) (nr. 4 op de beslaglijst)
  • Een slotentrekker (2 euro) (5567273) (nr. 5 op de beslaglijst)
  • GSM tracker / 3 bakens (5567241) (nr. 54 op de beslaglijst)
  • Een jammer (5567278) (nr. 55 op de beslaglijst)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en C.C.J. Maas, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2021.
[...]