ECLI:NL:RBAMS:2021:3461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
13/650637-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling en diefstal met meerdere feiten in Amsterdam

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder diefstal en opzetheling. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 20 december 2020 en 12 januari 2021, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. G.M. Kolman, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Waal, vrijspraak vroeg voor verschillende feiten wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, waaronder de diefstal van een Lotus Elise en een Porsche, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Echter, de rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van twee microfoons en de diefstal van een Vespa, evenals opzetheling van een Porsche en een Volkswagen Transporter. De rechtbank baseerde haar oordeel op onder andere WhatsApp-gesprekken en getuigenverklaringen die de betrokkenheid van de verdachte bij de misdrijven bevestigden.

De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit dat aan de vordering ten grondslag lag. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/650637-17
Datum uitspraak: 26 januari 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [BRP-adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkorte vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2020 en van 12 januari 2021. Verdachte was aanwezig op de terechtzitting van 12 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.A. van der Waal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1 primair:
diefstal in vereniging door middel van braak van een auto (Lotus Elise voorzien van kenteken [kenteken 1] ) van [aangever 1] in de periode van 16 december 2017 tot en met 19 januari 2018 te Amsterdam;
Subsidiair:
het medeplegen van heling van die auto in die periode te Amsterdam;
Feit 2:
het medeplegen van heling van 2 microfoons (AKG414S) in de periode van 5 november 2016 tot en met 20 november 2016 te Amsterdam;
Feit 3 primair:
diefstal in vereniging door middel van braak van een bromfiets (Vespa Piaggio voorzien van kenteken [kenteken 2] ) van [aangever 2] in de periode van 4 juni 2017 tot en met 30 juni 2017 te Amsterdam;
Subsidiair:
het medeplegen van heling van voornoemde bromfiets in die periode te Amsterdam;
Feit 4 primair:
diefstal in vereniging door middel van braak van een auto (Porsche Carrera 4S voorzien van kenteken [kenteken 3] ) van [aangever 3] op 30 maart 2017 te Amsterdam, althans in Nederland;
Subsidiair:
heling van die auto op die dag te Amsterdam, althans in Nederland;
Feit 5:
heling van een VW Transporter ( [kenteken 4] ) en een autoambulance ( [kenteken 5] ) in de periode van 14 maart 2017 tot en met 30 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland;
Feit 6:
diefstal in vereniging door middel van braak van een auto (Audi A5 voorzien van kenteken [kenteken 6] ) van [aangever 4] op 29 april 2016 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op basis van een proces-verbaal van restinformatie uit een ander onderzoek, is op 27 oktober 2017 het onderzoek Droogdok gestart. In dat eerdere onderzoek was op 9 juni 2017 de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] inbeslaggenomen. Op de resultaten van de inhoud van die telefoon is in het onderzoek Droogdok nader onderzoek gedaan.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle (primair) ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.3
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van feiten 1, 2, 4, 5 en 6, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de bewijsbaarheid van feit 3 heeft de verdediging aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 1 primair en subsidiair, feit 4 primair en feit 6, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank komt, mede gelet op het uitblijven van een alternatieve verklaring van verdachte voor de beschuldigingen, tot een bewezenverklaring voor wat betreft feiten 2, 3 primair, 4 subsidiair en 5.
3.4.1
Vrijspraak feit 1, 4 primair en 6
Feit 1 primair en subsidiair (diefstal/heling Lotus Elise)
Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich in het dossier onvoldoende bewijs om de betrokkenheid van verdachte vast te stellen bij de diefstal van de Lotus Elise dan wel de heling daarvan. Hoewel uit het dossier volgt dat het aan verdachte toegedichte mobiele telefoonnummer in de nacht van 19 januari 2018 gebruikmaakt van een zendmastlocatie in de nabije omgeving van de garage ( [garage] ) waaruit de Lotus Elise is ontvreemd en dat het betreffende telefoonnummer later die nacht gebruik maakt van een zendmast die zich in de buurt van een industrieterrein in Hoorn bevindt, waar de Lotus heen zou zijn vervoerd, zijn die onderzoeksgegevens onvoldoende om betrokkenheid van verdachte vast te stellen bij het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Er bevindt zich geen verder steunbewijs in het dossier. Wat het primair ten laste gelegde betreft kan niet worden vastgesteld dat door verdachte sprake is van wegnemingshandelingen dan wel een wezenlijke bijdrage daaraan. Ook bevindt zich geen steunbewijs in het dossier voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van opzetheling. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de Lotus Elise.
Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Feit 4 primair (diefstal Porsche)
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de Porsche op 30 maart 2017 heeft weggenomen, dan wel aan dat wegnemen een significante materiële of intellectuele bijdrage heeft geleverd. De constatering dat de schoenen en jas van verdachte (mogelijk) te zien zijn geweest op de beelden van de garage waaruit de Porsche is weggenomen is onvoldoende om vast te stellen dat het dus verdachte is geweest die op 30 maart 2017 samen met andere de Porsche heeft gestolen.
Feit 6 (diefstal Audi)
Op de camerabeelden van de betreffende parkeergarage waaruit de Audi is weggenomen worden drie personen waargenomen. Een verbalisant constateert dat één van die personen qua signalement een grote gelijkenis vertoont met verdachte. Dat signalement – licht getint, smal postuur, grijs joggingvest met capuchon, donkere pet, grijze joggingbroek en zwarte gympen met opvallende oranje zool – is dermate ruim geformuleerd dat de rechtbank dit niet bruikbaar acht voor het bewijs. Ander bewijs dat wijst op betrokkenheid van verdachte bij dit aan hem ten laste gelegde feit ontbreekt.
3.4.2
Bewezenverklaring feit 2, 3 primair, 4 subsidiair en 5
Feit 2 (heling microfoons)
De rechtbank acht – met de officier van justitie – bewezen dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] twee uit misdrijf verkregen microfoons voorhanden heeft gehad, terwijl zij wisten dat deze van misdrijf afkomstig waren.
Op 20 november 2016 heeft [getuige] voor een bedrag van EUR 1.200,- via Marktplaats een koffer met microfoons van het type ‘AKG 414 XLS C’ gekocht. Uit het dossier volgt dat de koffer met microfoons is verkregen uit misdrijf. Uit het dossier blijkt dat deze op 5 november 2016 zijn weggenomen bij een auto-inbraak. Het gaat om een ‘AKG C414 XLS Stereo Set’. Op de door getuige [getuige] gekochte set microfoons zit een sticker met een barcode en de naam ‘Musikhaus Thomann’. Uit het dossier volgt dat dit het bedrijf is waar [aangever 5] de microfoons in 2011 heeft gekocht. Ook komen de serienummers op de door getuige [getuige] gekochte koffer en microfoons overeen met de serienummers van de door aangever als gestolen opgegeven exemplaren. Daarnaast herkent [aangever 5] de microfoons op de foto’s die zijn gemaakt van de door getuige [getuige] gekochte exemplaren als de zijne aan de stickers die erop zijn geplakt.
Uit een WhatsApp-gesprek op 6 november 2016 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , volgt dat zij betrokken zijn bij de verkoop van de gestolen microfoons. Zij berichten elkaar onder andere over ‘mics’ die veel waard zijn. Uit het berichtenverkeer blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] de beschikking heeft over de twee microfoons. Zo stuurt hij enkele uren na de diefstal van de microfoons foto’s van een koffer met daarop de tekst C 414 XLS naar verdachte.
Uit verschillende voice-messages via WhatsApp in de periode tussen 8 november 2016 en 10 november 2016 blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verschillende verhalen aan elkaar voorstellen om bij de microfoons te plaatsen op Markplaats. Potentiële kopers stelden technische vragen over de microfoons en één potentiële koper vroeg naar de reden van de verkoop.
Uit een Whatsapp-gesprek op 19 november 2016 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat er een koper is voor de microfoons. Medeverdachte [medeverdachte] zegt tegen verdachte dat de sticker met het serienummer van de microfoons eraf gehaald moet worden.
Op 20 november 2016 zegt medeverdachte tegen verdachte dat de koper in zijn gang stond, medeverdachte geeft aan dat de koper wel een ‘blauw’ leek. Verdachte zegt hierop dat dit eng is, maar dat de ‘akg gone’ is. Op 19 maart 2017 vindt het verhoor met [getuige] plaats. Hij geeft aan dat de microfoons uit de gang van de [adres 1] werden gehaald, dit is het adres van medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voormelde WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat zij wisten dat de microfoons van diefstal afkomstig waren en dat zij gezamenlijk de beschikking hebben gehad over de tenlastegelegde microfoons.
Uit het dossier blijkt dat verdachte heeft voorgesteld om de microfoons op Marktplaats te zetten. In een WhatsApp-gesprek op 8 november 2016 laat verdachte aan medeverdachte [medeverdachte] op 8 november 2016 weten dat hij de advertentie zal maken. Dat komt overeen met het Marktplaatsbericht dat hij vervolgens doorstuurt aan medeverdachte [medeverdachte] . Uit het dossier blijkt dat er een advertentie is geplaatst met de titel ‘AKG C 414 XLS’. Bij deze advertentie is gebruikgemaakt van het IP-adres op het adres [adres 2] , het voormalige adres van verdachte.
De advertentie is geplaatst via een account gekoppeld aan het e-mailadres ‘ [e-mailadres 1] ’. In een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 23 april 2017 geeft verdachte een soortgelijk e-mailadres aan [medeverdachte] : [e-mailadres 2] .
Feit 3 primair (diefstal Vespa)
De rechtbank acht – met de officier van justitie – bewezen dat verdachte de Vespa Sprint van mevrouw [aangever 2] heeft gestolen. Er was sprake van diefstal met braak.
Op 4 juni 2017 heeft mevrouw [aangever 2] aangifte gedaan van diefstal van haar bromfiets. Het gaat om een matgroene Vespa Sprint voorzien van kenteken [kenteken 2] . Die ochtend constateerde zij dat het hangslot was doorgeknipt en de bromfiets was weggenomen.
Op 19 oktober 2017 is door [persoon] via Marktplaats een Vespa gekocht. Van 1 juni 2017 tot en met 19 oktober 2017 heeft de Vespa op naam gestaan van verdachte.
De aangifte wordt ondersteund door op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen WhatsApp-gesprekken. Daaruit blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de Vespa. Het gesprek begint op 2 juni 2017, twee dagen voordat de diefstal plaatsvindt. Verdachte geeft aan hulp nodig te hebben met een Vespa. Hij heeft het over een ‘groene’. Op 3 juni 2017 vraagt verdachte aan medeverdachte [medeverdachte] waar de ‘slijp’ is. Via Whatsapp spreken verdachte en medeverdachte [medeverdachte] af om elkaar op 4 juni 2017 rond 02.00 uur te treffen, daarna valt het WhatsApp-gesprek stil. Rond 03:44 uur wordt het WhatsApp-gesprek weer opgepakt. Medeverdachte [medeverdachte] vraagt verdachte zich te melden als hij ‘oss’ is. Dit doet verdachte en geeft tevens aan ‘kk blij’ te zijn. Medeverdachte [medeverdachte] geeft advies om de Vespa te checken op een GPS-tracker, over de mogelijkheid om de gestolen Vespa om te katten of de onderdelen te gebruiken. Op 5 juni 2017 heeft verdachte een bus nodig om de Vespa te vervoeren en wil hij voor de zekerheid de plaat van medeverdachte [medeverdachte] lenen zodat ‘het toch een beetje save is’.
Daarnaast wordt de aangifte ondersteund door een advertentie die is geplaatst op Piaggiozone. Bij deze advertentie staat het telefoonnummer van verdachte genoteerd. Uit het dossier blijkt dat de Vespa met het kenteken [kenteken 7] op de advertentiefoto’s grote gelijkenissen vertoont met de gestolen Vespa. Uit onderzoek in het RDW-register bleek dat het kenteken in de periode dat de advertentie geplaatst was, op naam van verdachte geregistreerd stond.
Feit 4 subsidiair en feit 5 (heling Porsche, VW Transporter en autoambulance)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zowel de Porsche als de Volkswagen Transporter en de autoambulance opzettelijk heeft geheeld.
Er bevinden zich in het dossier WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . In een WhatsApp-gesprek van 28 maart 2017 vraagt verdachte aan medeverdachte [medeverdachte] of hij T-shirts kan maken met ‘pp’ en ‘service’erop. Medeverdachte [medeverdachte] geeft aan dit niet nodig te vinden, want ze kijken volgens hem niet zo diep. Daaropvolgend stuurt medeverdachte [medeverdachte] een foto van een witte Volkswagen Transporter, met daarop aangebrachte bestickering, met de tekst ‘Porsche [naam] Service 24/7’, naar verdachte [verdachte] . In de begeleidende tekst van het bericht zegt verdachte: ‘aan zoiets moet je denken’. Verdachte [verdachte] antwoordt dat hij dit geweldig vindt en is van mening dat het niet fout kan gaan.
Van alle drie de voertuigen bevinden zich aangiftes van diefstal in het dossier. Daarnaast bevinden zich in het dossier onder andere WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Kort na de inbeslagname van de voertuigen uit de loods in Amstelveen bericht medeverdachte [medeverdachte] aan dat de ‘waggie’, de bus en de trailer die ochtend door de politie (‘blauw’) in beslag zijn genomen. Medeverdachte [medeverdachte] stuurt tevens twee foto’s mee waarop de gestolen Porsche en de gestolen Volkswagen Transporter met daarop aangebrachte bestickering, met de tekst ‘Porsche [naam] Service 24/7’ te zien zijn. ‘NOOIT’ antwoordt verdachte en hij bericht medeverdachte [medeverdachte] : ‘me hoofd doet pijn’. Medeverdachte [medeverdachte] liet verdachte weten dat hij die ochtend al had gezien dat de Porsche (‘die 4s’) als gestolen stond geregistreerd en dat hij het jammer vindt van zoveel werk. Verdachte reageert door te zeggen: ‘We moeten bewegen niet opgeven’ en ‘is alles of niks man’, ‘tegenslagen maken ons nog sterker’. Ook zegt hij dat ze wel ‘emo’ kunnen gaan doen, maar dat ze daar niet rijk van zullen worden.
Uit het voorgaande WhatsApp-gesprek met medeverdachte [medeverdachte] heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over de Porsche, de Volkswagen Transporter (de ‘bus’) en de autoambulance (de ‘trailer’) en wist dat deze voertuigen uit misdrijf afkomstig waren.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 2:
in de periode van 5 november 2016 tot en met 20 november 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, 2 microfoons, AKG414S, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Feit 3, primair:
op 4 juni 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een parkeergarage gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen een bromfiets, Vespa Piaggio voorzien van kenteken [kenteken 2] , toebehorende aan [aangever 2] , waarbij hij, verdachte, dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 4, subsidiair:
op 30 maart 2017 in Nederland een auto, Porsche Carrera 4S voorzien van kenteken [kenteken 3] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 5:
in de periode van 14 maart 2017 tot en met 30 maart 2017 in Nederland, een Volkswagen Transporter, voorzien van kenteken [kenteken 4] en een autoambulance, voorzien van kenteken [kenteken 5] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen goed wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Motivering van de straf

6.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte neemt deel aan een hulpverleningstraject bij de gemeente. Hij heeft hulp van een coach om werk te vinden. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de ouderdom van de feiten en met de overschrijding van de redelijke termijn.
Indien de rechtbank tot strafoplegging komt heeft de verdediging verzocht om in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het (medeplegen) van opzetheling. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal met braak. Dit zijn ergerlijke feiten die tot overlast en financiële schade leiden en die voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving zorgen. Verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Het is ook niet de eerste keer dat verdachte voor een vermogensfeit wordt veroordeeld.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat bij dergelijke strafbare feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Daar staat in strafmatigende zin tegenover dat tijdens de zitting is gebleken dat het inmiddels beter gaat met verdachte. Hij is met zijn moeder en zusje uit Amsterdam is verhuisd. Momenteel is hij, met behulp van een jobcoach, op zoek naar werk. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze voorzichtige positieve wending in het leven van verdachte kunnen doorkruisen.
Gelet daarop, gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en gelet op het tijdverloop acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats en zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opleggen met een proeftijd van twee jaar.

7.Benadeelde partij

7.1
De vordering
[aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] vordert EUR 22.567,50 als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten: diefstal van het motorrijtuig (EUR 22.500,-) en expertisekosten (EUR 67,50).
7.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [aangever 4] volledig toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is voldoende onderbouwd met een rapport. Niet is gebleken dat het voertuig was verzekerd en dat een bedrag is uitgekeerd. Ook de gevorderde expertisekosten zijn voldoende onderbouwd met een factuur en zijn een rechtstreeks gevolg van de diefstal van het voertuig.
Daarnaast heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de benadeelde partij geleden schade en heeft zij verzocht verdachte hoofdelijk te veroordelen om het schadebedrag te betalen. Ook heeft de officier van justitie verzocht om de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
7.3
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij [aangever 4] primair niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering wegens de bepleitte vrijspraak.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er geen leaseovereenkomst in het dossier zit en daardoor niet valt te controleren hoe de benadeelde partij is verzekerd.
7.4
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte is vrijgesproken van het onder feit 6 aan hem tenlastegelegde feit.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 primair en subsidiair, feit 4 primair en feit 6 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals ten laste is gelegd onder feit 2, feit 3 primair, feit 4 subsidiair en feit 5, zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2:
medeplegen van opzetheling
Feit 3 primair:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Feit 4 subsidiair en feit 5:
opzetheling, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van vier maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van de benadeelde partij:
Feit 6:
Verklaart [aangever 4] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en C.C.J. Maas, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2021.
[...]