3.3.1Vrijspraak feit 1
Feiten en omstandigheden
Op zondag 12 april 2020 rond 05:40 uur heeft er een woningoverval plaatsgevonden op de [ adres 1] te Diemen. Moeder, [slachtoffer 2] , en dochter, [slachtoffer 1] , waren in de woning aanwezig op het moment dat drie mannen de woning betraden. Die mannen hebben met geweld de voordeur geforceerd en zijn naar de slaapkamer van [slachtoffer 1] gegaan. Onder bedreiging van een vuurwapen hebben ze een Rolex-horloge van de arm van [slachtoffer 1] afgetrokken. De mannen vroegen vervolgens naar de kluis. Toen duidelijk werd dat er geen kluis in de woning aanwezig was, hebben de mannen de woning verlaten.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn in beeld gekomen doordat zijbeiden een DNA-match hebben met DNA dat is aangetroffen op een in de overvallen woning aangetroffen kogelpatroon. Daarnaast hebben verdachten telefonisch contact met elkaar hebben gehad in de nacht van de woningoverval. Ook zouden de telefoons van verdachten ten tijde van de woningoverval hebben uitgepeild in de buurt van de woning.
Beide verdachten zijn op 29 oktober 2020 in hun woning aangehouden. Beiden hebben ontkend iets met de woningoverval te maken te hebben.
Overwegingen rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte en medeverdachte de woningoverval hebben gepleegd.
DNA-onderzoek
Uit het dossier volgt dat er een DNA-onderzoek heeft plaatsgevonden op een kogelpatroon, die is aangetroffen op de vloer in de woonkamer van de woning.
Bij dat onderzoek is bevonden dat verdachten de mogelijke donors kunnen zijn van een deel van het celmateriaal op de kogelpatroon. In beide gevallen zijn de hypothesen onderzocht dat a) de verkregen resultaten kunnen worden verklaard door vermenging van celmateriaal van – kort gezegd – de verdachte en een onbekende persoon die geen bloedverwant is van de verdachte en b) dat de verkregen resultaten kunnen worden verklaard door vermenging van celmateriaal van twee onbekende personen, die geen bloedverwanten zijn van de verdachte. In het geval van medeverdachte [medeverdachte] is het resultaat van de zoekactie ongeveer negen duizend maal waarschijnlijker onder hypothese A dan onder hypothese B. In het geval van verdachte is onder hypothese A het resultaat van de handmatige vergelijking meer dan 1 miljoen maal waarschijnlijker dan onder hypothese B.
Ondanks dat DNA-materiaal dat matcht met het DNA-profiel van verdachten is aangetroffen op een kogelpatroon die mogelijk bij de overval is gebruikt, betekent dat niet zonder meer dat het verdachten moeten zijn geweest die de overval in de woning hebben gepleegd. Een kogelpatroon is immers een verplaatsbaar object en uit de bewijsmiddelen blijkt niet op welk moment het DNA van verdachten op de kogelpatroon is terechtgekomen.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de overval niet heeft gepleegd. Hij heeft in het verleden wel eens munitie aangeraakt in een box waar een scooter van een kennis stond geparkeerd. Er zou van een plank een doosje zijn afgevallen waarin zich munitie bevond. Verdachte zou de munitie vervolgens hebben opgeraapt en terug hebben gedaan in het doosje. Verdachte heeft de naam van zijn kennis niet willen noemen. Zijn DNA-materiaal kan op die manier op de kogelpatroon zijn terechtgekomen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft eveneens, voor het laatst op zitting, verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de woningoverval. Hij heeft verklaard dat hij mogelijk met munitie in aanraking is geweest omdat hij een tas met inhoud, waaronder munitie, bewaarde voor een kennis in de auto van zijn moeder. [medeverdachte] heeft de naam van de kennis niet willen noemen.
Ondanks dat de rechtbank deze verklaringen van verdachten summier en weinig concreet acht, is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte geopperde alternatieven onvoldoende kunnen worden uitgesloten.
Telefonisch contact tussen verdachten
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachten, onder meer, in de nacht van de woningoverval telefonisch contact met elkaar hebben gehad, veelvuldig midden in de nacht kort voor de woningoverval. Dat verdachten contact met elkaar hebben gehad, ook in de nacht van 12 april 2020, heeft de verdediging niet betwist.
Waaruit precies het contact tussen verdachten zou hebben bestaan, blijkt niet uit het dossier. Er bevinden zich in het dossier ook geen tapgesprekken.
Dat verdachten contact met elkaar hebben gehad in de nacht van 12 april 2020 en in de periode daarvoor en daarna, acht de rechtbank op zich onvoldoende om daaruit betrokkenheid van verdachten bij de woningoverval op te maken.
Aanstralen zendmasten telefoons verdachten in de buurt van het plaats delict ten tijde van de woningoverval
De officier van justitie heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de telefoons van verdachten zendmasten in de omgeving van of op de route van de plaats delict aanstraalden rond de tijd van de woningoverval.
De rechtbank is van oordeel dat deze gegevens multi-interpretabel zijn. Niet valt uit de historische gegevens in het dossier af te leiden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voorafgaand aan de overval samen zijn geweest op dezelfde locatie en ook valt niet te constateren dat zij daarna naar de plaats delict zijn gereisd.
Daarbij komt dat de raadslieden aannemelijk hebben gemaakt dat de beider woningen van verdachten ook in de straalrichting van bepaalde zendmasten liggen waarvan, zoals blijkt uit het dossier, een enkele zendmast ook is aan te stralen vanaf de plaats delict. Uit het aanstralen van de bewuste zendmasten kan daarom niet met zekerheid worden afgeleid dat verdachten zich kort voor het tijdstip van de overval in de (directe) omgeving van de Rietzangerstraat bevonden.
Nu zich voor het overige geen (steun)bewijs in het dossier bevindt voor betrokkenheid bij de woningoverval door verdachte, spreekt de rechtbank hem daarvan vrij..
3.3.2Vrijspraak feit 2 primair en bewezenverklaring feit 2 subsidiair: schuldheling
Feiten en omstandigheden
In de woning van verdachte zijn 26 horloges aangetroffen. Deze lagen in een plastic tas in een washok. Alle horloges waren voorzien van een klein wit stickertje met daarop een registratienummer en een prijs. Aan de hand van een serienummer heeft de politie achterhaald dat in elk geval 25 van deze horloges afkomstig waren van een inbraak bij [juwelier] in Breda. Dit geldt vermoedelijk ook voor het 26e horloge. De winkelverkoopwaarde van de horloges bedraagt EUR 9.001,-.
Namens [juwelier] is aangifte gedaan van een inbraak in hun filiaal op de [adres 2] te Breda op 4 augustus 2020. Bij de inbraak werden, volgens de aangifte, horloges en sieraden weggenomen.
Verdachte heeft over de in zijn woning aangetroffen horloges bij de rechter-commissaris en op zitting verklaard dat hij in die tijd minder uitkering had gehad, geld nodig had en de horloges had gekregen van iemand zodat hij winst kon maken en wat geld over kon houden. Het was volgens verdachte een domme fout van hem om de horloges aan te nemen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij diegene, van wie hij de horloges heeft gekregen, kent als iemand die namaakspullen koopt en verkoopt (‘1 op 1’). Verdachte zou de verkoop van die horloges op zich nemen op de zwarte markt in Beverwijk en zou daarna een deel van de winst hebben mogen houden. Verdachte heeft verder verklaard dat het niet bij hem is opgekomen dat de horloges gestolen zouden zijn, het waren geen al te dure horloges en er werd aan hem verteld dat hij de horloges ook bij de ‘
Used Products’ kon verkopen. Verdachte ging er om die reden vanuit dat de horloges niet als gestolen geregistreerd zouden staan. Bij
Used Productswordt dat immers altijd nagekeken in het register. Pas later, toen hij in zijn woning de Albert Heijn-tas openmaakte waarin de horloges zaten en de prijskaartjes aan de horloges zag, kreeg verdachte het vermoeden dat het wel eens om gestolen horloges zou kunnen gaan. Wie die persoon, waarvan hij de horloges heeft gekregen, is heeft verdachte niet willen verklaren.
Vrijspraak diefstal met braak [juwelier]
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van verdachte bij de inbraak bij [juwelier] op 4 augustus 2020. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde onder feit 2 primair.
Tenlastegelegde heling, feit 2 primair en subsidiair
Voor de bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling dient te worden vastgesteld dat de verdachte ‘ten tijde van’ het voorhanden krijgen wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een ‘door misdrijf verkregen goed’ betrof.
Vrijspraak opzetheling
Uit vaste jurisprudentie volgt dat het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen voor opzetheling. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij, op basis van wat hem werd verteld, dacht dat hij de horloges bij
Used Productskon verkopen en degene van wie hij de horloges had gekregen kende als iemand die handelde in namaakspullen, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de horloges wist dat het ging om gestolen goederen. De rechtbank spreekt verdachte daarmee vrij van opzetheling.
Bewezenverklaring schuldheling
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling doordat hij zoveel horloges in een tas heeft aangenomen zonder daarnaar onderzoek te doen. Verdachte heeft daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld en zich schuldig gemaakt aan schuldheling: hij had ten tijde van het voorhanden krijgen van de horloges redelijkerwijs moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.