ECLI:NL:RBAMS:2021:3456

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
13/680051-19 (strafzaak)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in verdovende middelen met gebruik van dealertelefoons

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van handel in verdovende middelen, met name heroïne en cocaïne, in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 1 en 2 juni 2021, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R. Shahbazi.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het medeplegen van handel in verdovende middelen en het voorhanden hebben van een boksbeugel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor het eerste feit, gebaseerd op tapgesprekken, observaties en getuigenverklaringen. De verdachte en zijn medeverdachten maakten gebruik van zogenaamde dealertelefoons om hun activiteiten te coördineren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte betrokken was bij de handel in drugs, maar sprak hem vrij van het tweede feit, omdat niet kon worden vastgesteld dat de boksbeugel aan hem toebehoorde.

De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis en de noodzaak om zijn positieve lijn niet te doorbreken. De uitspraak benadrukt de ernst van de handel in verdovende middelen en de impact daarvan op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680051-19
Datum uitspraak: 5 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 en 2 juni 2021. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R. Shahbazi, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd:
Feit 1:het medeplegen van handel in verdovende middelen in de periode van
3 december 2018 tot en met 21 mei 2019 te Amsterdam;
Feit 2:het voorhanden hebben van een boksbeugel, zijnde een wapen van categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie, op 21 mei 2019 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Feit 1
De rechtbank doet gelijktijdig uitspraak in de zaken tegen verdachte en medeverdachten
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ).
Op 3 december 2018 is een opsporingsonderzoek gestart onder de naam
Tessin. Het onderzoek richtte zich in de eerste plaats op de verdenking van handel in verdovende middelen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Deze verdenking is ontstaan op basis van waarnemingen en bevindingen naar aanleiding van een anonieme getuigenverklaring van 13 juli 2018, waarin werd gemeld dat er een nieuwe dealer van cocaïne was in Amsterdam-Noord. Op basis van het door de getuige opgegeven signalement van de nieuwe dealer en het voertuig waarvan deze gebruikmaakte, ontstonden er aanwijzingen voor betrokkenheid van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] paste in het signalement en reed in een auto die soortgelijk was als de door de getuige genoemde auto.
In de periode hierna werd [medeverdachte 3] regelmatig samen met [medeverdachte 1] in een voertuig waargenomen.
In de loop van het onderzoek
Tessinzijn ook verdenkingen van betrokkenheid bij de handel in drugs ontstaan ten aanzien van verdachte en [medeverdachte 2] .
De verdenking ziet op het in vereniging plegen van de handel in heroïne en cocaïne, met gebruikmaking van zogenaamde dealertelefoons, waarbij tijdens het onderzoek naar voren kwam dat de dealertelefoons vermoedelijk werden beantwoord door verdachte. Er werden via de dealertelefoons bestellingen geplaatst en deals gesloten, waarna de verdovende middelen werden bezorgd door (één of meer van) de vier verdachten op een afgesproken plek. Harddrugsgebruikster [persoon 1] verpakte heroïne en bereidde (kookte) cocaïne voor de verdachten.
Alle vier de verdachten hebben zich beroepen op hun zwijgrecht.
Feit 2
Ten tijde van de aanhouding van verdachte op 21 mei 2019 voor het aan hem onder feit 1 ten laste gelegde, werd in de woning van verdachte een boksbeugel aangetroffen in een reiskoffer in de woonkamer.
Ook ten aanzien van dit feit heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard op basis van de zich in het dossier bevindende tapgesprekken, observaties, getuigenverklaringen en OVC-gesprekken, in onderlinge samenhang bezien.
Ook het onder feit 2 ten laste gelegde kan bewezen worden verklaard, met verwijzing naar de verklaring van de moeder van verdachte.
3.3
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat als verdachte al kan worden gelinkt aan het ten laste gelegde feit onder 1, de periode dient te worden beperkt.
Ten aanzien van feit 2:
Uit niets blijkt dat de boksbeugel aan verdachte toebehoort. In het proces-verbaal van doorzoeking staat dat de moeder van verdachte heeft verklaard dat de koffer van verdachte is. Dat is het enige bewijs dat verdachte linkt aan de koffer, maar daarmee nog niet aan de inhoud van de koffer nu deze niet was afgesloten.
Iedereen in de woning, zoals bijvoorbeeld de moeder of het broertje van verdachte, kan de koffer hebben gebruikt. Dit geldt te meer nu de koffer in de woonkamer stond.
3.4
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op tijdstippen in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de handel in heroïne en cocaïne in Amsterdam.
3.4.1
Dealertelefoons # [telefoonnummer 1] en # [telefoonnummer 2]
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (hierna: # [telefoonnummer 1] ) en [telefoonnummer 2] (hierna: # [telefoonnummer 2] ) werden gebruikt als dealerlijnen. Op beide nummers zijn technische acties aangesloten. De rechtbank leidt uit de tapgesprekken af dat er korte gesprekken werden gevoerd, waarin bestellingen werden opgenomen en afspraken werden gemaakt voor de overdracht. In de gesprekken werden door de beller en de gebelde termen gebruikt als ‘boven’, ‘beneden’, ‘bolletjes’, ‘sannie’, ‘bruin’, ‘wit’, ‘donnies’ en ‘affoes’ om zaken aan te duiden; allemaal versluierd taalgebruik duidend op handel in verdovende middelen. Ook wordt er gesproken over het koken en bereiden van drugs.
De inhoud van deze gesprekken vindt onder meer bevestiging in de verklaringen van [persoon 1] , een harddrugsgebruikster die blijkens de tap dealerlijn # [telefoonnummer 1] belde. Zo heeft [persoon 1] bevestigd dat met ‘beneden’ en ‘bruin’ heroïne werd bedoeld en dat met ‘boven’ en ‘wit’ cocaïne werd bedoeld. Ook heeft zij verklaard dat zij gedurende ongeveer een half jaar, tot en met 21 mei 2019, twee tot drie keer per week, soms iedere dag, op verzoek heroïne heeft verpakt en cocaïne heeft bereid. [persoon 1] heeft verder verklaard dat zij cocaïne kookte in ruil voor drugs.
Uit de opgevraagde historische gegevens van het nummer # [telefoonnummer 2] is gebleken dat dit nummer contact heeft gehad met vijf telefoonnummers die eerder (tussen 29 november 2018 en 1 februari 2019) ook contact hadden met # [telefoonnummer 1] . De nummers hadden tot begin februari 2019 contact met # [telefoonnummer 1] en daarna met # [telefoonnummer 2] . Uit de gesprekken op de lijn # [telefoonnummer 1] bleek dat het meermalen voorkwam dat de gebruiker van # [telefoonnummer 1] aangaf terug te zullen bellen, maar dat een dergelijk gesprek vervolgens niet werd gehoord. De hierbij passende contactmomenten waren wel te zien in de historische printgegevens van # [telefoonnummer 2] , zodat kan worden aangenomen dat beide nummers door dezelfde persoon of groep werden gebruikt.
Conclusie
Op basis van de getuigenverklaringen en de afgeluisterde tapgesprekken kan worden vastgesteld dat de nummers # [telefoonnummer 1] en # [telefoonnummer 2] werden gebruikt voor de handel in verdovende middelen. Ook kan worden vastgesteld dat beide telefoons incidenteel werden gebruikt voor één en dezelfde deal.
3.4.2
Verdachten zijn in verband te brengen met het gebruik van dealertelefoons
# [telefoonnummer 1] en # [telefoonnummer 2]
Op verschillende momenten is de politie voor observatie naar de locatie gegaan die in een afgeluisterd gesprek werd afgesproken voor de vermoedde levering van drugs, om te kunnen vaststellen wie daar zou(den) verschijnen, of werd een observatie bevestigd door opgenomen telefoongegevens.
Observaties in samenhang met tap op dealertelefoon # [telefoonnummer 1]
- Op 30 januari 2019 vraagt [persoon 1] aan de gebruiker van # [telefoonnummer 1] of diegene kan zorgen dat ‘hij’ (dus niet de gebruiker van # [telefoonnummer 1] , maar iemand waar diegene kennelijk mee in contact staat) om 16:15 uur bij haar is. Om 16:28 uur belt ze weer met # [telefoonnummer 1] , met de vraag waar hij is. Om 16:28 uur wordt gezien dat [medeverdachte 3] de woning van [persoon 1] in gaat.
- Op 20 februari 2019 wordt # [telefoonnummer 1] tussen 12:08 en 13:44 uur meermalen gebeld door het nummer [telefoonnummer 3] . Er wordt een afspraak gemaakt bij de dierenkliniek en er wordt gesproken over 20 wit en 20 bruin, en affoe. De politie ziet dat om 13:48 uur een Peugeot 307 ( [kenteken 1] , op naam van [medeverdachte 3] ) parkeert op de Isolatorweg, waar een dierenkliniek is gevestigd. De inzittenden van het voertuig zijn [medeverdachte 2] (bestuurder) en verdachte. Een fietser en een persoon op een scootmobiel gaan naar de auto, waar een overdracht plaatsvindt. De auto rijdt verder en stopt op een gegeven moment, waarna een persoon instapt. Deze persoon wordt herkend als [persoon 2] . Het voertuig rijdt een rondje, waarna [persoon 2] weer uitstapt. [persoon 2] staat in de politiesystemen geregistreerd als harddrugsgebruiker.
- Op 22 februari 2019 om 15:15 uur is gezien dat de hiervoor genoemde Peugeot met drie inzittenden vanuit de [adres 5] naar de dierenkliniek op de Isolatorweg rijdt. Twee vermoedelijke drugsgebruikers lopen naar de auto. De auto is kort daarna, om 15:33 uur, gecontroleerd. De bestuurder blijkt [medeverdachte 2] te zijn, de passagiers zijn verdachte en [medeverdachte 1] . Bij [medeverdachte 2] worden twee telefoons aangetroffen. Eén van deze telefoons gaat tijdens de staandehouding over. Uit de tap op # [telefoonnummer 1] blijkt dat er die dag om 15:40 uur naar dat nummer is gebeld. Het nummer peilt dan uit op de Spaarndammerdijk, de straat waar ook de staandehouding plaatsvond. Het nummer peilde om 15:15 uur uit in de directe omgeving van de [adres 5] .
Observatie in samenhang met tap op dealertelefoon # [telefoonnummer 2]
- Op 5 maart 2019 om 11:17 uur belt [persoon 3] ( [persoon 3] , van de [adres 2] ) naar # [telefoonnummer 2] en vraagt of diegene tijd heeft. De gebruiker van # [telefoonnummer 2] zegt over 10 tot 15 minuten bij hem te zijn. Op de [adres 2] staat [persoon 4] ingeschreven, hij heeft de classificatie harddrugsgebruiker. Om 11:31 uur belt [persoon 3] weer en vraagt of # [telefoonnummer 2] nog komt. Diegene zegt er binnen 6 tot 7 minuten te zijn. Om 11:51 uur komt [medeverdachte 3] aan in een op zijn naam staande Opel Corsa (kenteken [kenteken 2] ). [medeverdachte 3] stapt uit en maakt contact met [persoon 4] en een onbekende man. Ze lopen samen naar een hoekje, staan dicht bij elkaar en lijken iets over te dragen. Kort daarna rijdt [medeverdachte 3] weer weg.
Gebruiker nummers # [telefoonnummer 1] en # [telefoonnummer 2]
Over het algemeen werd, op een enkele keer na, in zowel gesprekken gevoerd met of naar het nummer # [telefoonnummer 1] als met of naar het nummer # [telefoonnummer 2] één en dezelfde stem gehoord als stem van de gebruiker van die nummers.
Op 19 maart 2019 is een tap aangesloten op het telefoonnummer [telefoonnummer 4] (hierna: # [telefoonnummer 4] ). Het is op basis van observatie aannemelijk geworden dat verdachte de gebruiker van dit nummer was. De stem van de gebruiker van de nummers # [telefoonnummer 1] en # [telefoonnummer 2] kwam overeen met de stem van de gebruiker van het nummer # [telefoonnummer 4] . Gelet hierop gaat de rechtbank er van uit dat verdachte de gebruiker was van de dealernummers # [telefoonnummer 1] en # [telefoonnummer 2] .
Conclusie
De observaties in combinatie met de afgeluisterde gesprekken bevestigen de onder 3.4.1. getrokken conclusie dat # [telefoonnummer 1] en # [telefoonnummer 2] dealerlijnen betreffen. Tevens is op basis van de observaties en afgeluisterde gesprekken duidelijk dat alle vier de verdachten in verband kunnen worden gebracht met het exploiteren van deze dealerlijnen.
Betrouwbaarheid stemherkenningen
De rechtbank acht de verschillende stemherkenningen op basis van stemvergelijking, zowel ten aanzien van de tapgesprekken als van de OVC-gesprekken, betrouwbaar. De verbalisanten waren langdurig betrokken bij het onderzoek en daardoor in staat stemmen te herkennen. Zij waren immers gefocust op een beperkt aantal personen en gedurende een lange periode intensief bezig met het uitluisteren van de vele gesprekken die in het kader van dit onderzoek werden opgenomen. Daaruit vloeit voort dat – zeker naarmate de tijd vorderde – een verbalisant, in het algemeen, vertrouwd raakte met de te onderscheiden stemmen en in staat was de specifieke kenmerken daarvan te herkennen. De rechtbank is van oordeel dat de kwantiteit, namelijk het uitluisteren van honderden telefoongesprekken waarvan in dit onderzoek sprake is geweest, de betrouwbaarheid van de stemherkenningen vergroot.
De rechtbank acht daarbij tevens van belang dat de verdachte niet uitdrukkelijk de tegen hem gerezen verdenkingen heeft ontkend, of heeft betwist dat hij degene was die aan de aan hem toegeschreven gesprekken deelnam of de aan hem toegeschreven telefoon gebruikte. Alle verdachten hebben, hoewel ter zitting uitdrukkelijk geconfronteerd met de verdenkingen en met de in de ogen van de politie belastende gesprekken, op vragen steeds volstaan met een beroep op het zwijgrecht. De raadsvrouw heeft daarnaast op geen enkele wijze concreet aangegeven waarom de politie zich zou hebben vergist. Er is slechts betoogd dat de rechtbank behoedzaam dient om te gaan met de stemherkenningen die zich in het dossier bevinden.
3.4.3
Medeplegen
De raadsvrouw heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Van medeplegen van een strafbaar feit is sprake wanneer twee of meer personen nauw en bewust samenwerken, waarbij hun opzet zowel is gericht op de samenwerking als op het te plegen strafbare feit. Hierbij is niet vereist dat alle verdachten ieder de delictsbestanddelen van het desbetreffende strafbare feit vervullen. Het is ook niet nodig dat iedere medepleger zelf een uitvoeringshandeling verricht.
Uit het dossier blijkt, in de eerste plaats, dat de verdachten elkaar kenden. Zo werd bijvoorbeeld tijdens een observatie op 18 januari 2019 omstreeks 03:50 uur ’s nachts waargenomen dat verdachte en zijn medeverdachten met z’n vieren in de auto van [medeverdachte 3] (een Peugeot 307) zaten. Verdachten waren naar eigen zeggen met elkaar aan het ‘chillen’; [medeverdachte 3] zat achter het stuur en de anderen waren bezig met lachgasballonnen en waren onder invloed.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij drugs kocht bij een vriendenploeg. Hij heeft tijdens zijn verhoor verdachte herkend als degene die de telefoon opnam. Verdachte zou degene zijn geweest die vervolgens de jongen belde die de drugs kwam brengen. [getuige 2] heeft [medeverdachte 3] herkend als zijnde die jongen. [getuige 2] heeft ook [medeverdachte 2] herkend. Hij zou dezelfde rol vervullen als [medeverdachte 3] ; hij bracht ook heroïne en cocaïne langs.
Verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] werkten volgens [getuige 2] samen met [medeverdachte 1] . De jongens waren 24/7 bereikbaar. Ze namen altijd op, ook ’s nachts.
Getuige [persoon 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] , die zij ‘ [bijnaam 1] ’ noemde, bij haar op de [adres 3] aan de deur kwam met de drugs. Met verdachte, die zij ‘ [bijnaam 2] ’ noemde, had ze telefonisch contact over de drugs en [medeverdachte 1] , zij kende hem als ‘ [bijnaam 3] ’, hoorde ook bij de jongens die heroïne en cocaïne ophaalden en langsbrachten.
Getuige [getuige 1] heeft [medeverdachte 3] herkend als degene die drugs kwam afleveren.
De verklaringen van [persoon 1] , [getuige 1] en [getuige 2] worden ondersteund door opgenomen gesprekken die zijn gevoerd tussen de verdachten in de auto van [medeverdachte 2] .
Op 14 april 2019 is een Opel Corsa ( [kenteken 3] ) op naam van [medeverdachte 2] gezet. Dit voertuig is door de politie voorzien van afluisterapparatuur. De rechtbank geeft hieronder enkele relevante OVC-gesprekken zakelijk weer.
- Op 25 april 2019 om 21:32 uur zitten verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de auto. Zij spreken over 430, donnies, lotto’s en affoes. Verdachte vraagt hoeveel ze hebben gepakt. [medeverdachte 2] zegt dat ‘
die uitkering vandaag moet komen [naam]’, hij wil die donnies nog afmaken. [medeverdachte 1] zegt dat hij de keuze aan hen laat. [medeverdachte 1] vraagt hoeveel ze hebben gepakt de man en of er in totaal een gram over is. Hij zegt tegen verdachte en [medeverdachte 2] ‘
je weet toch je moet ook uitrekenen je raakt leeg in de avond je (ntv) wat heb je aan die lotto gram’. [medeverdachte 1] zegt dat het 10 gram wordt. [medeverdachte 1] zegt dat hij nog 35 ‘
daar’heeft liggen en vraagt of ze wel van die nieuwe hebben gepakt. Er wordt gesproken over donnies en barkies. [medeverdachte 1] vraagt wanneer hij die sannie heeft gekregen, die 100 gram toch. Daarnaast wordt gesproken over 70 tot 75 gram gepusht, 16 tot 17 barkie per dag. [medeverdachte 2] zegt
’15 daar moeten nieuwe balletjes gemaakt worden voor [naam] ook voor 18’. [medeverdachte 2] zegt ‘
ze hadden gisteren wel goed betaald hè [naam] , 1,4 duroe bankoe euro’.
- Op 26 april 2019 om 02:34 uur zitten verdachte, [medeverdachte 2] en een onbekende derde persoon (NN) in de auto. Verdachte zegt dat een donnie bruin 160 euro is. Verdachte zegt dat hij naar Noord moet, dat hij daar genoeg bruin heeft. Hij koopt 50 of 100 euro in. Hij spreekt over affoetjes en donnietjes en zegt dat hij alles heeft gewogen. NN zegt dat verdachte zijn vaste dealer is, dat hij minimaal douza of 1500 euro bij hem inkoopt. Verdachte beaamt dat NN vaker bij hem koopt. Vervolgens wordt verdachte gebeld en er wordt een afspraak gemaakt. Een paar minuten later gaat de deur van de auto open, een NN vraagt ‘
hoeveel voor 150’. Verdachte zegt dat hij gisteren heeft gekookt, in totaal 45 gram. Hij heeft veel bruin verkocht die dag en moet eigenlijk weer gaan koken.
- Op 27 april 2019 om 00:28 uur zitten [medeverdachte 2] en verdachte in de auto. Verdachte zegt dat iets moet worden gegeven aan [persoon 5] , 10. [medeverdachte 2] zegt dat ze het op moeten halen en haar ook moeten laten roken, ze moeten zeggen dat het nieuwe sannie is. Dan stapt [medeverdachte 1] in. [medeverdachte 2] zegt ‘
[naam] de manager’. [medeverdachte 1] hoopt dat die oude weer heeft, die sannie. Die [persoon 6] heeft tegen hem gezegd ‘
die sannie die je eerst had was dynamite’. [medeverdachte 2] zegt dat ze alleen maar die halve ki pakkies kopen. Even later zegt hij dat hij morgen die gast gaat betalen. [medeverdachte 1] antwoordt ‘
geen stress we betalen morgen’. [medeverdachte 2] zegt dat ze 28 gaan geven voor een halve kilo.
Uit observaties volgt dat verdachten, naast de woning van [persoon 1] aan de [adres 3] , ook veelvuldig lijken te komen op dan wel gebruik lijken te maken van twee andere adressen van bekende harddrugsgebruikers, namelijk het adres [adres 5] en het adres [adres 4] . De rechtbank geeft hieronder twee observaties zakelijk weer.
- Op 6 december 2018 om 21:48 uur bestuurt [medeverdachte 3] de Peugeot 307, de passagier lijkt op verdachte. Beiden gaan het portiek van (onder andere) [adres 5] in, waar harddrugsgebruiker [persoon 7] staat ingeschreven. Om 22:02 uur komt [medeverdachte 3] naar buiten en maakt hij contact met een persoon op een fiets. Ze staan dicht bij elkaar, na een minuut rijdt de fietser weg. Rond 22:23 uur verlaten [medeverdachte 3] en de andere persoon de woning en rijden weg in de Peugeot.
- Op 30 januari 2019 rijdt de auto van [medeverdachte 3] weg vanaf de [adres 5] . [medeverdachte 3] bestuurt de auto, de bijrijder is vermoedelijk [medeverdachte 1] . Even later staat de auto geparkeerd voor de woning van [persoon 7] . Om 15:19 uur gaat de auto rijden. Bij de [adres 4] stopt de auto, een man loopt naar de passagierszijde, pakt iets aan en loopt weg. De auto parkeert even later op de [adres 4] , waar [medeverdachte 3] uitstapt. Even later rijdt hij naar de woning van [persoon 1] , daarna rijdt hij weer naar de woning van [persoon 7] . Om 17:29 uur gaat hij weer rijden. Op de Reling komt een man naast de auto staan, die contact maakt met [medeverdachte 3] . Kort daarna loopt de man weg. Om 21:14 uur parkeert de Peugeot bij de taxistandplaats van het AMC en blijft daar een tijd wachten, [medeverdachte 3] is de bestuurder. Een man stapt in de auto en stapt na een minuut weer uit. Daarna rijdt de auto naar de KFC. Ook daar stapt een man in de auto, na 1 tot 2 minuten stapt de man weer uit.
Conclusie
Verdachte is meerdere keren verhoord door de politie en heeft ook ter zitting uitgebreid de gelegenheid gekregen om zijn kant van het verhaal te vertellen, maar heeft zich consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Dit is het goed recht van de verdachte, maar dit maakt dat de rechtbank haar conclusies trekt enkel op basis van het dossier zoals dat er ligt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor weergegeven tapgesprekken, observaties, getuigenverklaringen en OVC-gesprekken de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is komen vast te staan. Uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachten contact onderhielden met klanten, bestellingen opnamen en een afspraak met hen maakten voor de overdracht. Wie precies welke rol vervulde en hoe de onderlinge verhoudingen en afspraken tussen de verdachten waren is de rechtbank uit het dossier niet gebleken, maar dat is ook niet relevant voor een bewezenverklaring van medeplegen.
3.4.4
Pleegperiode
De raadsvrouw heeft de rechtbank subsidiair verzocht om de ten laste gelegde periode te beperken. Hoewel niet is gebleken dat verdachte zich dagelijks bezig hield met de handel in heroïne en cocaïne, heeft de rechtbank met voornoemde tapgesprekken, observaties en OVC-gesprekken een aantal momenten aangeduid binnen de ten laste gelegde periode waarop dat in ieder geval wel het geval is geweest. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich op tijdstippen gelegen in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de handel in heroïne en cocaïne.
3.5
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
De rechtbank volgt de redenering van de raadsvrouw ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde en spreekt verdachte daarvan vrij. Uit niets blijkt dat de boksbeugel aan verdachte toebehoort. Iedereen in de woning, zoals bijvoorbeeld de moeder of het broertje van verdachte, kan de reiskoffer hebben gebruikt. Dit geldt te meer nu de reiskoffer in de woonkamer stond. Uit het dossier blijkt niet of de reiskoffer al dan niet was afgesloten. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat verdachte de voor een bewezenverklaring vereiste wetenschap had van de aanwezigheid van de boksbeugel in de reiskoffer en de beschikkingsmacht daarover had.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op tijdstippen gelegen in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heroïne en cocaïne aanwezig heeft gehad, bereid, vervoerd, verkocht, verhandeld en overgedragen aan personen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis.

6.Motivering van de straf

6.1
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden op te leggen, met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals aan hem zijn opgelegd ten tijde van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op 24 mei 2019.
6.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dit zou een doorbreking betekenen van de positieve lijn die verdachte heeft ingezet. Verdachte heeft zich sinds de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis per 24 mei 2019 gehouden aan de voorwaarden. Hij is bereikbaar voor de reclassering en is stuurbaar gebleken. Ook is hij sinds de schorsing niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Verdachte focust zich nu op werk.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om in geval van een bewezenverklaring aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een taakstraf. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de duur van de op te leggen taakstraf te matigen met het oog op de beperkte rol die verdachte heeft vervuld in het samenwerkingsverband en de beperkte periode dat hij betrokken was bij de handel in verdovende middelen. Ook heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om een op te leggen proeftijd te beperken tot één jaar.
Tot slot heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om rekening te houden met de kleine overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019 samen met anderen, door middel van zogenaamde dealerlijnen, gedeald in heroïne en cocaïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een ontoelaatbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Verdachte heeft met zijn gedragingen zijn eigen financieel gewin boven de veiligheid en gezondheid van anderen gesteld. Daarnaast gaat de handel in harddrugs gepaard met overlast in de samenleving. Het gebruik van harddrugs veroorzaakt op zijn beurt strafbare feiten, onder meer bij de verwerving van middelen voor de bekostiging ervan. Verdachte heeft door in harddrugs te handelen de maatschappij bewust aan deze risico’s blootgesteld.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting noemen voor ‘handel in verdovende middelen, gedurende drie tot zes maanden, in geval van een alleen opererende dader’ als oriëntatiepunt voor een straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. In deze zaak is sprake van medeplegen. Dat is een strafverzwarende omstandigheid en rechtvaardigt in beginsel een langere gevangenisstraf. Datzelfde geldt voor het feit dat uit het dossier blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij het bereiden van harddrugs.
Echter, de rechtbank ziet, gelet op de vordering van de officier van justitie en de positieve terugkoppeling van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, aanleiding om in onderhavige zaak in het voordeel van verdachte van het oriëntatiepunt af te wijken. Verdachte heeft het gedurende het toezicht van de afgelopen twee jaar zeer goed gedaan, aldus de reclassering. Verdachte lijkt zijn leven een positieve wending te hebben gegeven. Ook is verdachte sinds de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis per 24 mei 2019 niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. De reclassering wijst er bovendien op dat verdachte het risico loopt om zijn werk, zijn schuldenregeling en zijn woning kwijt te raken als hij vast komt te zitten. De reclassering adviseert de rechtbank om wel een toezicht op te leggen.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn voor strafvervolging is overschreden, maar verbindt daaraan –gelet op het beperkte tijdsverloop– geen gevolgen voor de hoogte van de straf.
De rechtbank legt aan verdachte een straf op conform de vordering van de officier van justitie, nu zij dat een passende straf vindt.
De rechtbank acht het onwenselijk om de door verdachte positief ingezette lijn te doorbreken en zal aan hem daarom, ondanks de ernst van de bewezenverklaarde feiten, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank legt aan verdachte de maximale, taakstraf op van 240 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank verbindt daaraan de bijzondere voorwaarden zoals deze aan verdachte zijn opgelegd ten tijde van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op 24 mei 2019, met uitzondering van de voorwaarde van het volgen van een gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden nu ter zitting is gebleken dat verdachte deze reeds met goed gevolg heeft afgerond.

7.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen, zoals weergegeven op de beslaglijst. Het gaat om geldbedragen van EUR 135,- (nr. 1 op de beslaglijst), EUR 3,15 (nr. 2) en USD 7,- (nr. 3) en om goederen: twee handschoenen (nr. 4), een imitatiewapen (ASG SCORPION) (nr. 5), twee patroonhouders (nrs. 6 en 8), een zwart imitatiewapen (nr. 7) en een boksbeugel (nr. 9). De beslaglijst is als
bijlage IIIaan dit vonnis gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen geldbedragen, nrs. 1 en 2 op de beslaglijst, verbeurd moeten worden verklaard, omdat deze bedragen door middel van het bewezenverklaarde feit zijn verkregen. Daarnaast heeft de officier van justitie aangevoerd dat de twee handschoenen (nr. 4) en USD 7,- (nr. 3) terug kunnen worden gegeven aan verdachte. De officier van justitie heeft hierbij vermeld dat er conservatoir beslag op de USD 7,- (nr. 3) ligt en dat dit feitelijk betekent dat deze niet terug zullen worden gegeven aan verdachte. Tot slot heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om de twee imitatiewapens, de twee patroonhouders en de boksbeugel te onttrekken aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over de in beslag genomen voorwerpen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de officier van justitie in haar standpunt en redenering ten aanzien van het beslag. De geldbedragen onder nrs. 1 en 2 worden verbeurd verklaard, de handschoenen en USD 7,- gaan retour naar verdachte en de imitatiewapens, de patroonhouders en de boksbeugel worden onttrokken aan het verkeer.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 (vier) maanden.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Verdachte zal zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, [adres 6] en zich telkens weer melden zo vaak en zo lang deze reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen van genoemde reclasseringsinstelling zolang deze instelling dit noodzakelijk acht. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig acht. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
  • Verdachte heeft dagbesteding.
Geeft aan het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
- de op de beslaglijst genoemde geldbedragen van EUR 135,- en EUR 3,15.

Gelast de teruggave aan de verdachte van:

- de op de beslaglijst genoemde handschoenen en USD 7,-.

Onttrekt aan het verkeer:

- de op de beslaglijst genoemde imitatiewapens, patroonhouders en boksbeugel.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. I. Mannen en P.K. Oosterling – van der Maarel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juli 2021.
[...]

[...]

[...]

[...]