ECLI:NL:RBAMS:2021:3455

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
13/680052-19 (strafzaak)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van handel in verdovende middelen met gebruik van dealertelefoons

Op 5 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van handel in verdovende middelen, specifiek heroïne en cocaïne, in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 1 en 2 juni 2021, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, vorderde een veroordeling op basis van tapgesprekken, observaties en getuigenverklaringen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.G.C. van Riet, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel.

De rechtbank oordeelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in verdovende middelen. Dit bewijs was onder andere gebaseerd op afgeluisterde gesprekken, observaties en verklaringen van getuigen die de verdachte en zijn medeverdachten in verband brachten met de drugshandel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd de in beslag genomen Opel Corsa verbeurd verklaard, omdat deze was gebruikt bij de handel in verdovende middelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/680052-19
Datum uitspraak: 5 juli 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 en 2 juni 2021. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G.C. van Riet, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd:
het medeplegen van handel in verdovende middelen in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
De rechtbank doet gelijktijdig uitspraak in de zaken tegen verdachte en medeverdachten
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ).
Op 3 december 2018 is een opsporingsonderzoek gestart onder de naam
Tessin. Het onderzoek richtte zich in de eerste plaats op de verdenking van handel in verdovende middelen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Deze verdenking is ontstaan op basis van waarnemingen en bevindingen naar aanleiding van een anonieme getuigenverklaring van 13 juli 2018, waarin werd gemeld dat er een nieuwe dealer van cocaïne was in Amsterdam-Noord.
Op basis van het door de getuige opgegeven signalement van de nieuwe dealer en het voertuig waarvan deze gebruikmaakte, ontstonden er aanwijzingen voor betrokkenheid van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] paste in het signalement en reed in een auto die soortgelijk was als de door de getuige genoemde auto.
In de periode hierna werd [medeverdachte 2] regelmatig samen met [medeverdachte 1] in een voertuig waargenomen. In de loop van het onderzoek
Tessinzijn ook verdenkingen van betrokkenheid bij de handel in drugs ontstaan ten aanzien van verdachte en [medeverdachte 3] .
De verdenking ziet op het in vereniging plegen van de handel in heroïne en cocaïne, met gebruikmaking van via zogenaamde dealertelefoons ( [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] ) waarbij tijdens het onderzoek naar voren kwam dat de oproepen vermoedelijk werden beantwoord door [medeverdachte 3] . Er werden via de dealtelefoons bestellingen geplaatst en deals gesloten, waarna de verdovende middelen werden bezorgd door (één of meer van) de vier verdachten op een afgesproken plek. Harddrugsgebruikster [naam 1] verpakte heroïne en bereidde (kookte) cocaïne voor de verdachten.
Alle vier de verdachten hebben zich beroepen op hun zwijgrecht.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat het aan verdachte ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard op basis van de zich in het dossier bevindende tapgesprekken, observaties, getuigenverklaringen en OVC-gesprekken, in onderlinge samenhang bezien.
3.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde. De observaties en waarnemingen leveren geen bewijs op voor het aan verdachte ten laste gelegde (medeplegen). Bij verdachte zijn geen drugs aangetroffen en ook geen dealertelefoons. Verdachte is bovendien niet te linken aan de dealertelefoons. Er bevindt zich in het dossier geen bewijs waaruit blijkt dat verdachte iets met drugshandel te maken zou hebben. Er dient bovendien behoedzaam te worden omgegaan met de verklaringen van de gebruikers.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de periode van de tenlastelegging dient te worden beperkt.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op tijdstippen in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de handel in heroïne en cocaïne in Amsterdam.
3.4.1
Dealertelefoons [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
Uit de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] blijkt dat de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ) en [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2] ) werden gebruikt als dealerlijnen.
Op beide nummers zijn technische acties aangesloten. De rechtbank leidt uit de tapgesprekken af dat er korte gesprekken werden gevoerd, waarin bestellingen werden opgenomen en afspraken werden gemaakt voor de overdracht. In de gesprekken werden door de beller en de gebelde termen gebruikt als ‘boven’, ‘beneden’, ‘bolletjes’, ‘sannie’ ‘bruin’, ‘wit’, ‘donnies’ en ‘affoes’; allemaal versluierd taalgebruik duidend op handel in verdovende middelen. Ook wordt er gesproken over het koken en bereiden van drugs.
De inhoud van deze gesprekken vindt onder meer bevestiging in de verklaringen van [naam 1] , een harddrugsgebruikster die blijkens de tap dealerlijn [telefoonnummer 1] belde. Zo heeft [naam 1] bevestigd dat met ‘beneden’ en ‘bruin’ heroïne werd bedoeld en dat met ‘boven’ en ‘wit’ cocaïne werd bedoeld. Ook heeft zij verklaard dat zij, gedurende ongeveer een half jaar, tot en met 21 mei 2019, twee tot drie keer per week, soms iedere dag, op verzoek heroïne heeft verpakt en cocaïne heeft bereid. [naam 1] heeft verder verklaard dat zij cocaïne kookte in ruil voor drugs.
Uit de opgevraagde historische gegevens van het nummer [telefoonnummer 2] is gebleken dat dit nummer contact heeft gehad met vijf telefoonnummers die eerder (tussen 29 november 2018 en 1 februari 2019) ook contact hadden met [telefoonnummer 1] . De nummers hadden tot begin februari 2019 contact met [telefoonnummer 1] en daarna met [telefoonnummer 2] . Uit de gesprekken van de lijn [telefoonnummer 1] bleek dat het meermalen gebeurde dat de gebruiker van [telefoonnummer 1] aangaf terug te zullen bellen, maar dat een dergelijk gesprek vervolgens niet werd gehoord. De hierbij passende contactmomenten waren wel te zien in de historische printgegevens van [telefoonnummer 2] , zodat kan worden aangenomen dat beide nummers door dezelfde persoon of groep werden gebruikt.
Conclusie
Op basis van de getuigenverklaringen en de afgeluisterde tapgesprekken kan worden vastgesteld dat de nummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] werden gebruikt voor de handel in verdovende middelen. Ook kan worden vastgesteld dat beide telefoons incidenteel werden gebruikt voor één en dezelfde deal.
3.4.2
Verdachten zijn in verband te brengen met het gebruik van dealertelefoons
[telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
Op verschillende momenten is de politie voor observatie naar de locatie gegaan die in een afgeluisterd gesprek werd afgesproken voor de vermoedde levering van drugs, om te kunnen vaststellen wie daar zou(den) verschijnen of werd een observatie bevestigd door opgenomen telefoongegevens.
Observaties in samenhang met tap op dealertelefoon [telefoonnummer 1]
- Op 30 januari 2019 vraagt [naam 1] aan de gebruiker van [telefoonnummer 1] of diegene kan zorgen dat ‘hij’ (dus niet de gebruiker van [telefoonnummer 1] , maar iemand waar diegene kennelijk mee in contact staat) om 16:15 uur bij haar is. Om 16:28 uur belt ze weer met [telefoonnummer 1] , met de vraag waar hij is. Om 16:28 uur wordt gezien dat [medeverdachte 2] de woning van [naam 1] in gaat.
- Op 20 februari 2019 wordt [telefoonnummer 1] tussen 12:08 en 13:44 uur meermalen gebeld door het nummer [telefoonnummer 3] . Er wordt een afspraak gemaakt bij de dierenkliniek en er wordt gesproken over 20 wit en 20 bruin, en affoe. De politie ziet dat om 13:48 uur een Peugeot 307 ( [kenteken 1] , op naam van [medeverdachte 2] ) parkeert op de [straatnaam 1] , waar een dierenkliniek is gevestigd. De inzittenden van het voertuig zijn verdachte (bestuurder) en [medeverdachte 3] .
Een fietser en een persoon op een scootmobiel gaan naar de auto, waar een overdracht plaatsvindt. De auto rijdt verder en stopt op een gegeven moment, waarna een persoon instapt. Deze persoon wordt herkend als [naam 2] . Het voertuig rijdt een rondje, waarna [naam 2] weer uitstapt. [naam 2] staat in de politiesystemen geregistreerd als harddrugsgebruiker.
- Op 22 februari 2019 om 15:15 uur is gezien dat de hiervoor genoemde Peugeot met drie inzittenden vanuit de [straatnaam 2] naar de dierenkliniek op de [straatnaam 1] rijdt. Twee vermoedelijke drugsgebruikers lopen naar de auto. De auto is kort daarna, om 15:33 uur, gecontroleerd. De bestuurder blijkt verdachte te zijn, de passagiers zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Bij verdachte worden twee telefoons aangetroffen. Eén van deze telefoons gaat tijdens de staandehouding over. Uit de tap op [telefoonnummer 1] blijkt dat er die dag om 15:40 uur naar dat nummer is gebeld. Het nummer peilt dan uit op de [straatnaam 3] , de straat waar ook de staandehouding plaatsvond. Het nummer peilde om 15:15 uur uit in de directe omgeving van de [straatnaam 2] .
Observatie in samenhang met tap op dealertelefoon [telefoonnummer 2]
- Op 5 maart 2019 om 11:17 uur belt [naam 3] ( [naam 3] , van de [adres 2] ) naar [telefoonnummer 2] en vraagt of diegene tijd heeft. De gebruiker van [telefoonnummer 2] zegt over 10 tot 15 minuten bij hem te zijn. Op de [adres 2] staat [naam 3] ingeschreven, hij heeft de classificatie harddrugsgebruiker. Om 11:31 uur belt [naam 3] weer en vraagt of [telefoonnummer 2] nog komt. Diegene zegt er binnen 6 tot 7 minuten te zijn. Om 11:51 uur komt [medeverdachte 2] aan in een op zijn naam staande Opel Corsa (kenteken [kenteken 2] ). [medeverdachte 2] stapt uit en maakt contact met [naam 3] en een onbekende man. Ze lopen samen naar een hoekje, staan dicht bij elkaar en lijken iets over te dragen. Kort daarna rijdt [medeverdachte 2] weer weg.
Gebruiker nummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
Over het algemeen werd, op een enkele keer na, in zowel gesprekken gevoerd met of naar het nummer [telefoonnummer 1] als met of naar het nummer [telefoonnummer 2] één en dezelfde stem gehoord als stem van de gebruiker van die nummers.
Op 19 maart 2019 is een tap aangesloten op het telefoonnummer [telefoonnummer 4] (hierna: [telefoonnummer 4] ). Het is op basis van observatie aannemelijk geworden dat [medeverdachte 3] de gebruiker van dit nummer was. De stem van de gebruiker van de nummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] kwam overeen met de stem van de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 4] . Gelet hierop gaat de rechtbank er van uit dat [medeverdachte 3] de gebruiker was van de dealernummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] .
Conclusie
De observaties in combinatie met de afgeluisterde gesprekken bevestigen de onder 3.4.1. getrokken conclusie dat [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] dealerlijnen betreffen. Tevens is op basis van de observaties en afgeluisterde gesprekken duidelijk dat alle vier de verdachten in verband kunnen worden gebracht met het exploiteren van deze dealerlijnen.
3.4.3
Medeplegen
De raadsvrouw heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Van medeplegen van een strafbaar feit is sprake wanneer twee of meer personen nauw en bewust samenwerken, waarbij hun opzet zowel is gericht op de samenwerking als op het te plegen strafbare feit. Hierbij is niet vereist dat alle verdachten ieder de delictsbestanddelen van het desbetreffende strafbare feit vervullen. Het is ook niet nodig dat iedere medepleger zelf een uitvoeringshandeling verricht.
Uit het dossier blijkt, in de eerste plaats, dat verdachten elkaar kennen. Zo wordt bijvoorbeeld tijdens een observatie op 18 januari 2019 omstreeks 03:50 uur ’s nachts waargenomen dat verdachte en zijn medeverdachten met z’n vieren in de auto van [medeverdachte 2] (een Peugeot 307) zaten. Verdachten waren nar eigen zeggen met elkaar aan het ‘chillen’: [medeverdachte 2] zat achter het stuur en de anderen waren bezig met lachgasballonnen en daarvan onder invloed.
Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat hij drugs kocht bij een vriendenploeg. Hij heeft tijdens zijn verhoor [medeverdachte 3] herkend als degene die de telefoon opnam. [medeverdachte 3] zou degene zijn geweest die vervolgens de jongen belde die de drugs kwam brengen. [naam getuige 2] heeft [medeverdachte 2] herkend als zijnde die jongen. [naam getuige 2] heeft ook verdachte herkend. Hij zou dezelfde rol vervullen als [medeverdachte 2] ; hij bracht ook heroïne en cocaïne langs. Verdachte, [medeverdachte 3] en werkten volgens [naam getuige 2] samen met [medeverdachte 1] . De jongens waren 24/7 bereikbaar. Ze namen altijd op, ook ’s nachts.
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] , die zij ‘ [naam 4] ’ noemde, bij haar op de [adres 3] aan de deur kwam met de drugs. Met [medeverdachte 3] , die zij ‘ [naam 5] ’ noemde, had ze telefonisch contact over de drugs en verdachte, zij kende hem als ‘ [medeverdachte 3] ’, hoorde ook bij de jongens die heroïne en cocaïne ophaalden en langsbrachten.
Getuige [naam getuige 3] heeft [medeverdachte 2] herkend als degene die drugs kwam afleveren.
De verklaringen van [naam 1] , [naam getuige 3] en [naam getuige 2] worden ondersteund door opgenomen gesprekken die zijn gevoerd tussen de verdachten in de auto van verdachte.
Op 14 april 2019 is een Opel Corsa ( [kenteken 3] ) op naam van verdachte gezet. Dit voertuig is door de politie voorzien van afluisterapparatuur. De rechtbank geeft hieronder enkele relevante OVC-gesprekken zakelijk weer.
- Op 25 april 2019 om 21:32 uur zitten verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in de auto. Zij spreken over 430, donnies, lotto’s en affoes. [medeverdachte 1] vraagt hoeveel ze hebben gepakt. verdachte zegt dat ‘
die uitkering vandaag moet komen [naam 6]’, hij wil die donnies nog afmaken. [medeverdachte 1] zegt dat hij de keuze aan hen laat. [medeverdachte 1] vraagt hoeveel ze hebben gepakt de man en of er in totaal een gram over is. Hij zegt tegen verdachte en [medeverdachte 3] ‘
je weet toch je moet ook uitrekenen je raakt leeg in de avond je (ntv) wat heb je aan die lotto gram’. [medeverdachte 1] zegt dat het 10 gram wordt. [medeverdachte 1] zegt dat hij nog 35 ‘
daar’heeft liggen en vraagt of ze wel van die nieuwe hebben gepakt. Er wordt gesproken over donnies en barkies. [medeverdachte 1] vraagt wanneer hij die sannie heeft gekregen, die 100 gram toch. Daarnaast wordt gesproken over 70 tot 75 gram gepusht, 16 tot 17 barkie per dag.
Verdachte zegt
’15 daar moeten nieuwe balletjes gemaakt worden voor [naam 6] ook voor 18’. Verdachte zegt ‘
ze hadden gisteren wel goed betaald hè [naam 6] , 1,4 duroe bankoe euro’.
- Op 26 april 2019 om 02:34 uur zitten verdachte, [medeverdachte 3] en een onbekende derde persoon (NN) in de auto. [medeverdachte 3] zegt dat een donnie bruin 160 euro is. [medeverdachte 3] zegt dat hij naar Noord moet, dat hij daar genoeg bruin heeft. Hij koopt 50 of 100 euro in. Hij spreekt over affoetjes en donnietjes en zegt dat hij alles heeft gewogen.
NN zegt dat [medeverdachte 3] zijn vaste dealer is, dat hij minimaal douza of 1500 euro bij hem inkoopt. [medeverdachte 3] beaamt dat NN vaker bij hem koopt. Vervolgens wordt [medeverdachte 3] gebeld en er wordt een afspraak gemaakt. Een paar minuten later gaat de deur van de auto open, een NN vraagt ‘
hoeveel voor 150’. [medeverdachte 3] zegt dat hij gisteren heeft gekookt, in totaal 45 gram. Hij heeft veel bruin verkocht die dag en moet eigenlijk weer gaan koken.
- Op 27 april 2019 om 00:28 uur zitten verdachte en [medeverdachte 3] in de auto. [medeverdachte 3] zegt dat iets moet worden gegeven aan [naam 7] , 10.Verdachte zegt dat ze het op moeten halen en haar ook moeten laten roken, ze moeten zeggen dat het nieuwe sannie is. Dan stapt verdachte in. Verdachte zegt ‘
[naam 6] de manager’. [medeverdachte 1] hoopt dat die oude weer heeft, die sannie. Die [naam 8] heeft tegen hem gezegd ‘
die sannie die je eerst had was dynamite’. Verdachte zegt dat ze alleen maar die halve ki pakkies kopen. Even later zegt hij dat hij morgen die gast gaat betalen. [medeverdachte 1] antwoordt ‘
geen stress we betalen morgen’. Verdachte zegt dat ze 28 gaan geven voor een halve kilo.
Uit observaties volgt dat verdachten, naast de woning van [naam 1] aan de [adres 3] , ook veelvuldig lijken te komen op dan wel gebruik lijken te maken van twee andere adressen van bekende harddrugsgebruikers, namelijk het adres [straatnaam 2] en het adres [adres 4] . De rechtbank geeft hieronder twee observaties zakelijk weer.
- Op 6 december 2018 om 21:48 uur bestuurt [medeverdachte 2] de Peugeot 307, de passagier lijkt op verdachte. Beiden gaan het portiek van (onder andere) [straatnaam 2] in, waar harddrugsgebruiker [persoon] staat ingeschreven. Om 22:02 uur komt [medeverdachte 2] naar buiten en maakt hij contact met een persoon op een fiets. Ze staan dicht bij elkaar, na een minuut rijdt de fietser weg. Rond 22:23 uur verlaten [medeverdachte 2] en de andere persoon de woning en rijden weg in de Peugeot.
- Op 30 januari 2019 rijdt de auto van [medeverdachte 2] weg vanaf de [straatnaam 2] . [medeverdachte 2] bestuurt de auto, de bijrijder is vermoedelijk [medeverdachte 1] . Even later staat de auto geparkeerd voor de woning van [persoon] . Om 15:19 uur gaat de auto rijden. Bij de Zeevaart stopt de auto, een man loopt naar de passagierszijde, pakt iets aan en loopt weg. De auto parkeert even later op de [adres 4] , waar [medeverdachte 2] uitstapt. Even later rijdt hij naar de woning van [naam 1] , daarna rijdt hij weer naar de woning van [persoon] . Om 17:29 uur gaat hij weer rijden. Op de Reling komt een man naast de auto staan, die contact maakt met [medeverdachte 2] . Kort daarna loopt de man weg. Om 21:14 uur parkeert de Peugeot bij de taxistandplaats van het AMC en blijft daar een tijd wachten, [medeverdachte 2] is de bestuurder. Een man stapt in de auto en stapt na een minuut weer uit. Daarna rijdt de auto naar de KFC. Ook daar stapt een man in de auto, na 1 tot 2 minuten stapt de man weer uit.
Betrouwbaarheid getuigenverklaringen
Voor zover de raadsvrouw heeft willen bepleiten dat de verklaringen van [naam 1] , [naam getuige 3] en [naam getuige 2] tegenstrijdigheden bevatten en moeten worden uitgesloten van het bewijs, verwerpt de rechtbank dit verweer. De rechtbank acht de voornoemde verklaringen betrouwbaar. [naam 1] en [naam getuige 3] zijn eerst als verdachten door de politie gehoord, [naam getuige 2] is door de politie als getuige gehoord. Vervolgens zijn [naam 1] , [naam getuige 3] en [naam getuige 2] als getuige gehoord door de rechter-commissaris.
[naam 1] , [naam getuige 3] en [naam getuige 2] hebben zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerd en consistent verklaard over hun langdurige harddrugsgebruik, hoe zij aan hun (dagelijkse) drugs kwamen, over de dealerlijnen en over de samenwerking tussen de verdachten. Voor zover van enige tegenstrijdigheden al sprake zou zijn, betreffen dit naar het oordeel van de rechtbank ondergeschikte punten.
Daarnaast worden de verklaringen van [naam 1] , [naam getuige 3] en [naam getuige 2] ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
- Zo hebben zowel [naam 1] als [naam getuige 3] verklaard dat [naam 1] drugs kookte voor de verdachten. Dit wordt onder meer ondersteund door de hiervoor aangehaalde tapgesprekken.
- Ook worden de verklaringen van [naam 1] ondersteund door observaties van de politie. Meermalen worden de auto’s van [medeverdachte 2] (een Peugeot 307) en van verdachte (een Opel Corsa) gesignaleerd bij het adres van [naam 1] in de [adres 3] en wordt gezien dat [medeverdachte 2] de woning in gaat.
Voor wat betreft de verklaring van [naam getuige 2] bij de rechter-commissaris geldt dat uit het dossier en de verklaring blijkt dat hij weliswaar boos was dat zijn eerste verklaring snel nadat hij deze had afgelegd bij de verdachten terecht was gekomen en hij spijt had dat hij zijn verklaring had ondertekend, maar de strekking van de verklaring die [naam getuige 2] bij de politie heeft afgelegd is dezelfde als van de verklaring die hij als getuige bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Beide verklaringen komen er op neer dat [naam getuige 2] regelmatig en gedurende een langere periode bij de verdachten drugs heeft gekocht.
Hier tegenover staat slechts een algemene betwisting door de raadsvrouw. Resumerend acht de rechtbank de verklaringen van [naam 1] , [naam getuige 3] en [naam getuige 2] bruikbaar voor het bewijs.
Conclusie
Verdachte is meerdere keren verhoord door de politie en heeft ook ter zitting uitgebreid de gelegenheid gekregen om zijn kant van het verhaal te vertellen, maar heeft zich consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Dit is het goed recht van de verdachte, maar dit maakt dat de rechtbank haar conclusies trekt enkel op basis van het dossier zoals dat er ligt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor weergegeven tapgesprekken, observaties, getuigenverklaringen en OVC-gesprekken de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is komen vast te staan. Uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachten contact onderhielden met klanten, bestellingen opnamen en een afspraak met hen maakten voor de overdracht. Wie precies welke rol vervulde en hoe de onderlinge verhoudingen en afspraken tussen de verdachten waren is de rechtbank uit het dossier niet gebleken, maar dat is ook niet relevant voor een bewezenverklaring van medeplegen.
Hoewel niet is gezien of gehoord dat verdachte daadwerkelijk een deal heeft gesloten, is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich samen met anderen bezig heeft gehouden met de handel in heroïne en cocaïne. Gebleken is dat verdachte zich samen met de medeverdachten bezig heeft gehouden met het aanwezig hebben, bereiden, vervoeren, verkopen, verhandelen en overdragen van heroïne en cocaïne.
3.4.4
Pleegperiode
De raadsvrouw heeft de rechtbank subsidiair verzocht om de ten laste gelegde periode te beperken. Hoewel niet is gebleken dat verdachte zich dagelijks bezig hield met de handel in heroïne en cocaïne, heeft de rechtbank met voornoemde tapgesprekken, observaties en OVC-gesprekken een aantal momenten aangeduid binnen de ten laste gelegde periode waarop dat in ieder geval wel het geval is geweest. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich op tijdstippen gelegen in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de handel in heroïne en cocaïne.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op tijdstippen gelegen in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heroïne en cocaïne aanwezig heeft gehad, bereid, vervoerd, verkocht, verhandeld en overgedragen aan personen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis.

6.Motivering van de straf

6.1
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het door haar bewezen geachte feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, verdachte minder dan één maand, subsidiair anderhalve maand, actief is geweest in de handel in verdovende middelen.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de straftoemeting ook rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft, na bijna achttien maanden wachten, momenteel zicht op een woning met 24-uurs begeleiding. Ook heeft hij op 6 november 2020 een ernstig auto-ongeluk gehad, waarvan hij nog steeds herstellende is.
De raadsvrouw heeft de rechtbank daarnaast verzocht om bij de straftoemeting mee te wegen dat verdachte voor het aan hem ten laste gelegde feit 200 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, tot op heden een meldplicht heeft, en voor de duur van 339 dagen een locatiegebod een contactverbod met zijn beste vriend (medeverdachte [medeverdachte 1] ) en een avondklok heeft gehad. Dit is verdachte zwaar gevallen.
Van belang is volgens de raadsvrouw eveneens dat het een relatief oude zaak betreft: het gaat over een feit van meer dan twee jaar geleden.
Tot slot heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om aan verdacht niet opnieuw een verplicht toezicht op te leggen, omdat verdachte ‘behandelmoe’ is.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft in de periode van 3 december 2018 tot en met 21 mei 2019 samen met anderen, door middel van zogenaamde dealerlijnen, gedeald in heroïne en cocaïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een ontoelaatbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Verdachte heeft met zijn gedragingen zijn eigen financieel gewin boven de veiligheid en gezondheid van anderen gesteld. Daarnaast gaat de handel in harddrugs gepaard met overlast in de samenleving. Het gebruik van harddrugs veroorzaakt op zijn beurt strafbare feiten, onder meer bij de verwerving van middelen voor de bekostiging ervan. Verdachte heeft door in harddrugs te dealen de maatschappij bewust aan deze risico’s blootgesteld.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting noemen voor ‘handel in verdovende middelen, gedurende drie tot zes maanden, in geval van een alleen opererende dader’ als oriëntatiepunt voor een straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Er zijn in de ernst van het feit en de persoon van verdachte diverse strafverzwarende omstandigheden die mee wegen bij het bepalen van de hoogte van de straf.
  • De rechtbank acht de strafverzwarende omstandigheid van medeplegen bewezen.
  • Datzelfde geldt voor het feit dat uit het dossier blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij het bereiden van harddrugs.
  • Uit het strafblad (uittreksel Justitiële Documentatie) van verdachte van 3 mei 2021 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het handelen in harddrugs, namelijk op 15 maart 2018. Aan verdachte is toen (mede voor de handel in verdovende middelen) een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 21 maanden. De rechtbank weegt het feit dat sprake is van speciale recidive eveneens ten nadele van verdachte mee bij de strafoplegging. Verdachte is opnieuw gaan handelen in verdovende middelen.
Door de zwijgende proceshouding van verdachte heeft de rechtbank geen enkel inzicht verkregen in waarom de verdachte opnieuw is gaan handelen in verdovende middelen en wat ervoor nodig is om verdachte daarmee te laten stoppen. Het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte het matig deed in het toezicht.
Ook kwam verdachte ter zitting niet gemotiveerd over om aan de slag te gaan met de reclassering en heeft de raadsvrouw aan de rechtbank verzocht om aan verdachte geen toezicht op te leggen. De rechtbank ziet daarom geen andere mogelijkheid dan verdachte kaal af te straffen.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf mee dat verdachte gedurende een kortere periode binnen de ten laste gelegde periode, namelijk gedurende vier maanden, actief geweest in de handel en verdovende middelen. Daarbij geldt echter wel dat dit slechts het gevolg was van het feit dat verdachte tot 14 januari 2019 in detentie zat en op 2 mei 2019 opnieuw is aangehouden voor een openstaande straf. De kortere periode was dan ook niet ingegeven door een eigen beslissing van verdachte om te stoppen met de handel in verdovende middelen. In die zin zal met de kortere periode van dealen slechts beperkt rekening worden gehouden.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn voor strafvervolging is overschreden, maar verbindt daaraan – gelet op de zeer beperkte overschrijding – geen gevolgen voor de hoogte van de straf.
Alles afwegende, en mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden is.
Op 1 juli 2021 is de Wet Straffen & Beschermen in werking getreden. De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 359, lid 6 Wetboek van Strafvordering, bepalen dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig ten uitvoer zal worden gelegd binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling.

7.Beslag

Onder verdachte is een personenauto, te weten een Opel Corsa met kenteken [kenteken 3] , in beslag genomen, zoals weergegeven op de beslaglijst. Deze beslaglijst is als
bijlage IIIaan dit vonnis gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De Opel Corsa zal worden verbeurdverklaard, omdat deze is gebruikt bij de handel in verdovende middelen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart verbeurd:
- de op de beslaglijst vermelde personenauto, te weten: een Opel Corsa met kenteken
[kenteken 3] .
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. I. Mannen en P.K. Oosterling – van der Maarel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juli 2021.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
.
[...]

[...]