ECLI:NL:RBAMS:2021:345

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
13/741242-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en beoordeling van recidivegevaar

Op 7 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussentijdse toetsing uitgevoerd van de ISD-maatregel die op 20 maart 2019 was opgelegd aan een veroordeelde, geboren in 1997 en zonder vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder eerdere beslissingen over de voortzetting van de ISD-maatregel en verslagen van de reclassering. De veroordeelde verblijft momenteel bij een instelling en heeft een MBO-opleiding gestart. Hij heeft contact met zijn familie en is bezig met behandelingen gericht op identiteitsontwikkeling en verslavingszorg. Echter, op 14 december 2020 is hij opnieuw veroordeeld voor een strafbaar feit, wat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk maakt.

Tijdens de openbare zitting bevestigde de deskundige A.E. Mosterd dat de veroordeelde redelijk functioneert, maar dat er nog steeds een risico op recidive bestaat. De officier van justitie en de raadsman pleitten beiden voor voortzetting van de ISD-maatregel. De rechtbank concludeerde dat de hulpverlening goed op gang is gekomen, maar dat de veroordeelde nog begeleiding nodig heeft om het recidivegevaar te verminderen. Daarom werd besloten de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, in overeenstemming met artikel 38m lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/741242-18 (tussentijdse toetsing)
BESLISSING
Deze rechtbank heeft op 20 maart 2019 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende bij [naam instelling] .

Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 20 maart 2019, waarin begrepen de beslissing van de rechtbank ex artikel 38n lid 3 van het Wetboek van Strafrecht tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel na 9 maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
  • de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2020, waarbij na een tussentijdse toetsing is beslist dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet, alsmede dat na 3 maanden de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel opnieuw zal worden getoetst;
  • de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2020, waarbij na een tussentijdse toetsing is beslist dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 september 2020, gewezen naar aanleiding van het door veroordeelde ingestelde beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2020, waarbij de beslissing van de rechtbank is bevestigd en waarbij tevens is bepaald dat de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tussentijds wordt getoetst vóór 1 januari 2021;
  • een ongedateerd Verslag tussentijdse toetsing verblijfsplan ISD extramuraal, opgesteld ten behoeve van de zitting van 7 januari 2021;
  • een voortgangsverslag van Jeugdbescherming & Reclassering van het Leger des Heils (hierna de Reclassering) van 22 december 2020, alsmede een voortgangsverslag van dezelfde instelling van 25 november 2020;
  • een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 18 december 2020.
De rechtbank heeft op 7 januari 2021 de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, de gemachtigde (waarnemend) raadsman van veroordeelde, mr. C.J.B. Rijser, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige A.E. Mosterd, programmamanager ISD bij het Justitieel Complex Zaanstad, op de openbare terechtzitting gehoord.

Beoordeling

Verloop van het ISD-traject
In het door Mosterd opgestelde verblijfsplan ISD extramuraal is vermeld dat veroordeelde op 19 oktober 2020 in het kader van de extramurale fase is geplaatst bij [naam instelling] . Tijdens zijn verblijf bij [naam instelling] is hij begonnen aan een MBO opleiding. Hij heeft goed contact met zijn moeder en familie. Hij wil graag in [plaats] blijven wonen en aldaar re-integreren. Hij heeft gesprekken met een psycholoog en is aangemeld bij [naam instelling 2] voor behandeling en begeleiding gericht op identiteitsontwikkeling en voor het maken van pro-sociale keuzes. Veroordeelde is tevens aangemeld bij [naam instelling 3] voor verslavingszorg met betrekking tot zijn cannabisgebruik.
Op 14 december 2020 is veroordeelde voor een nieuw strafbaar feit door de politierechter veroordeeld. De consequenties daarvan voor zijn verblijf bij [naam instelling] zijn nog onzeker. De ISD instelling adviseert om de ISD-maatregel voort te zetten.
In het voortgangsverslag van de Reclassering van 22 december 2020 is te lezen dat veroordeelde zich redelijk houdt aan de met [naam instelling] en de reclassering gemaakte afspraken. Hij stelt zich open op in het contact en is redelijk aan te spreken op zijn gedrag. Hij kan wel onverschillig overkomen en ziet de reclassering als ‘moeten’. Er is geen zicht op zijn sociaal netwerk en veroordeelde wil hierover niet in gesprek gaan.
Op de openbare terechtzitting van 7 januari 2021 heeft Mosterd de bevindingen van het verblijfsplan ISD bevestigd. Veroordeelde doet het redelijk goed bij [naam instelling] , maar het is belangrijk dat hij niet meer in aanraking komt met zijn oude netwerk. Inmiddels is ook een behandeling bij [naam instelling 2] gestart. De recente veroordeling moet worden gezien als een terugval in een oud patroon, dat doorbroken moet worden. Op dit moment kan nog niet worden gezegd dat het recidivegevaar voldoende is teruggebracht. De ISD-maatregel zal daarom moeten worden voortgezet.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. De noodzaak tot voortzetting is door de recente veroordeling alleen maar groter geworden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is eveneens van mening dat voortzetting van de ISD-maatregel wenselijk is en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 Sr is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde op de openbare terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de hulpverlening en behandeling van veroordeelde inmiddels goed op gang zijn gekomen en dat veroordeelde daaraan meewerkt. Dit gaat met vallen en opstaan en het is de rechtbank duidelijk dat veroordeelde nog hulp en begeleiding nodig heeft om het recidivegevaar terug te dringen. Het is daarom belangrijk dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en C.M. Degenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 januari 2021.