ECLI:NL:RBAMS:2021:344

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
13-249824-20, 13-225068-18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een elektrische fiets met braak en recidive

Op 7 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een elektrische fiets. De verdachte, geboren in 1988 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op dezelfde dag, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, en de raadsman, mr. E.M. Steller, aanwezig waren. De verdachte werd ervan beschuldigd op 4 oktober 2020 in Amsterdam een elektrische fiets van het merk Baysigri te hebben gestolen door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de fiets daadwerkelijk heeft gestolen, gebaseerd op zijn bekentenis en het bewijs van de aangifte en verklaringen van verbalisanten.

De rechtbank oordeelde dat het bewezen feit strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie had aanvankelijk een ISD-maatregel geëist, maar dit werd later ingetrokken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, rekening houdend met zijn recidive en eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft ook een handgereedschap dat in beslag was genomen, verbeurd verklaard. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat deze al eerder was ten uitvoer gelegd. De uitspraak is gedaan in overeenstemming met de artikelen 33, 33a en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13-249824-20, 13-225068-18 (TUL)
Datum uitspraak: 7 januari 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het ‘ [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.L. Wagenaar, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.M. Steller, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De verdenking komt er – kort gezegd – op neer dat verdachte op 4 oktober 2020 in Amsterdam een elektrische fiets van het merk Baysigri door middel van braak heeft gestolen. Subsidiair wordt verdachte verweten dat hij deze fiets heeft geheeld.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij de elektrische fiets door middel van braak heeft weggenomen. De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte van [persoon] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bewezen dat verdachte de elektrische fiets door middel van braak onder zich heeft genomen en heeft toegeëigend.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
op 4 oktober 2020 te Amsterdam, een elektrische fiets (merk Baysigri), toebehorende aan [persoon] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Eis van de officier van justitie
Aanvankelijk ging het Openbaar Ministerie ervan uit dat verdachte aan de harde criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel voldeed. Recent is gebleken dat deze aanname op onjuiste gegevens was gebaseerd. De voorgenomen vordering tot het opleggen van een ISD-maatregel moet daarom achterwege blijven. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 95 dagen, met aftrek van voorarrest. De voorlopige hechtenis zal moeten worden opgeheven. De inbeslaggenomen kniptang dient te worden onttrokken aan het verkeer. De vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf al eerder is tenuitvoergelegd bij vonnis van de rechtbank van 19 februari 2019.
7.2.
Standpunt van de verdediging
Bij het bepalen van de hoogte van de straf moeten de LOVS-richtlijnen bepalend zijn en niet de duur van het voorarrest. Ook moet worden ingezet op hulpverlening. De raadsman heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepleit van één maand met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringscontact en begeleiding door het FACT-team.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een dure elektrische fiets die op straat met kettingsloten op slot stond gestolen. Om de fiets mee te kunnen nemen heeft hij het voorwiel van deze fiets losgemaakt van het frame. Door zijn handelen heeft verdachte schade, overlast en ergernis voor de eigenaar veroorzaakt.
Uit het strafblad van verdachte komt naar voren dat hij in de afgelopen jaren vele malen voor met name fietsendiefstallen maar ook andere vermogensdelicten is veroordeeld. Op 10 mei 2016 is aan verdachte de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren. Na afloop van deze maatregel is verdachte opnieuw herhaaldelijk de fout in gegaan. Op dit moment voldoet verdachte (net) niet aan de criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel maar is wel sprake van veelvuldige recidive.
In het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa van 28 december 2020 opgemaakt door de reclasseringswerker M. Staphorst is te lezen dat het delictgedrag van verdachte is gerelateerd aan zijn financiële situatie, middelengebruik, houding en psychosociaal functioneren. Eerder aan verdachte opgelegde reclasserings- en behandeltrajecten zijn steeds niet van de grond gekomen. Verdachte kwam zijn afspraken niet na en werkte niet mee met de geïndiceerde hulpverlening. Hij geeft geen openheid van zaken en er is sprake van een gebrek aan probleem- en zelfinzicht. De reclassering ziet daarom geen mogelijkheden om verdachte binnen een drangkader te begeleiden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij graag hulp wil bij zijn problemen en dat hij inmiddels wel bereid is om met de reclassering in gesprek te gaan. De ter terechtzitting telefonisch als deskundige gehoorde reclasseringswerker Staphorst heeft te kennen gegeven dat verdachte veel kansen heeft gehad en dat door de reclassering veel is geprobeerd om verdachte hulp te bieden. Zodra verdachte echter uit detentie is houdt hij zich niet meer aan afspraken en volgt hij zijn eigen plan. Een nieuw reclasseringscontact en/of ambulante behandeling is dan ook kansloos.
De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat aan verdachte geen voorwaardelijk strafdeel met een verplicht reclasseringscontact moet worden opgelegd, omdat dit, gezien meerdere ervaringen in het verleden, tot mislukken is gedoemd.
Zij zal volstaan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In aanmerking genomen de OLVS-oriëntatiepunten, acht zij een gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden.
Verbeurdverklaring
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- handgereedschap (G5978190).
Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezengeachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurd verklaard.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13-225068-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 27 november 2018 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot zeven dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afwijzen omdat deze voorwaardelijke straf reeds is tenuitvoergelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 19 februari 2019 in de zaak met parketnummer
13-684026-19.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2(
twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
- handgereedschap (G5978190).
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13-225068-18 af.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en C.M. Degenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 januari 2021.
[...]

2.[...]

[...]

3.[...]

[...]