ECLI:NL:RBAMS:2021:3426

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4504
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over naheffingsaanslag parkeerbelasting en bewijs van betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres, woonachtig in Mijdrecht, had een naheffingsaanslag ontvangen van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, omdat haar auto op 2 maart 2018 geparkeerd stond zonder dat parkeergeld was betaald. Eiseres maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar op 29 juli 2020 niet-ontvankelijk. Eiseres ging hiertegen in beroep.

Tijdens de zitting op 2 juni 2021, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar dochter, werd vastgesteld dat de heffingsambtenaar in beroep erkende dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar inderdaad niet-ontvankelijk was verklaard, maar dat dit niet betekende dat eiseres de aanslag niet hoefde te betalen. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk parkeergeld had betaald, maar kon dit niet bewijzen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was van betaling, aangezien contante betalingen in 2018 niet meer mogelijk waren en de dochter van eiseres geen afschrijving kon vinden op haar bankrekening.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond op formele gronden, maar gaf eiseres inhoudelijk geen gelijk. De rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak werden in stand gelaten, wat betekende dat eiseres de naheffingsaanslag moest blijven betalen, maar wel het griffierecht vergoed kreeg. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter K. Oldekamp-Bakker, in aanwezigheid van griffier M.L. Pijpers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4504

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Mijdrecht, eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft op 2 maart 2018 aan [eiseres] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
[eiseres] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de heffingsambtenaar met de uitspraak op bezwaar van 29 juli 2020 (de bestreden uitspraak) niet-ontvankelijk verklaard.
[eiseres] is hiertegen in beroep gegaan. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld via een videoverbinding op 2 juni 2021. [eiseres] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar dochter, [naam dochter] . De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [heffingsambtenaar] .

Overwegingen

1. Op 2 maart 2018 constateerde een parkeercontroleur dat de auto van [eiseres] geparkeerd stond op [adres] te Amsterdam en dat geen parkeergeld was betaald. De heffingsambtenaar heeft daarom aan [eiseres] een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
2. Het bezwaar tegen de naheffingsaanslag heeft de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar volgens de heffingsambtenaar niet op tijd was ingediend. In beroep heeft de heffingsambtenaar te kennen gegeven dat hij het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. De rechtbank is ook van oordeel dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en draagt de heffingsambtenaar op het door [eiseres] betaalde griffierecht te vergoeden. In zo’n situatie betekent dit meestal dat de rechtbank de zaak terugverwijst naar de heffingsambtenaar om de zaak alsnog inhoudelijk te behandelen. De heffingsambtenaar heeft in de bestreden uitspraak echter al een ambtshalve conclusie over de zaak genomen, dus terugverwijzing zou een herhaling van zetten zijn. De rechtbank zal de zaak daarom ook inhoudelijk behandelen.
4. [eiseres] voert aan dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Haar dochter gebruikte haar auto die dag en zij had wel parkeergeld betaald, maar dit kan zij niet meer bewijzen. Haar dochter kan de betaling namelijk niet terugvinden op haar rekeningen. Mogelijk heeft haar dochter contant betaald. [eiseres] wijst er ook op dat een andere naheffingsaanslag wel vernietigd is. In die zaak stond haar auto ook niet geregistreerd in het systeem van de heffingsambtenaar, maar kon nog wel een bewijs van betaling van de bank overgelegd worden. Volgens [eiseres] blijkt hieruit dat het systeem van de heffingsambtenaar niet goed werkt en zou dit niet voor rekening voor [eiseres] moet komen.
5. De rechtbank geeft [eiseres] geen gelijk. Op de zitting is vastgesteld dat het in 2018 niet meer mogelijk was om contant parkeergeld te betalen, dus dat kan niet verklaren dat zij geen bewijs van betaling heeft. Nu haar dochter ook geen afschrijving van parkeergeld terug kon vinden op haar bankrekeningen, is de conclusie daarom dat niet is gebleken dat zij parkeergeld heeft betaald. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd. Dat een andere naheffingsaanslag wel vernietigd is, rechtvaardigt volgens de rechtbank niet de conclusie dat het systeem van de heffingsambtenaar niet goed werkt. De vernietiging van die aanslag kan namelijk ook een andere reden gehad hebben.
5. [eiseres] ’s beroep is vanwege een formeel punt gegrond, maar inhoudelijk krijgt zij geen gelijk. Daarom zal de rechtbank de rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak in stand laten. Voor [eiseres] betekent dit dat zij het geld van de inmiddels betaalde naheffingsaanslag niet terugkrijgt. Wel krijgt zij het griffierecht vergoed door de heffingsambtenaar.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan [eiseres] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Oldekamp-Bakker, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.