7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] in zijn eigen huis zeer gewelddadig aangevallen terwijl hij lag te slapen. Nadat verdachte het slachtoffer met een fles op zijn hoofd had geslagen moest deze zijn bankpas en pincode onder dreiging afgeven en vervolgens heeft verdachte ook nog andere spullen van het slachtoffer gestolen en is ervandoor gegaan. Verdachte heeft met de bankpas een totaalbedrag van € 542,94 van het slachtoffer gestolen.
Verdachte en het slachtoffer kenden elkaar van een eerdere ontmoeting. Het slachtoffer had verdachte op zijn verzoek een slaapplaats in zijn huis aangeboden. Door het slachtoffer aan te vallen in zijn slaap, hem onverhoeds te verwonden, te bedreigen en geld en goederen van hem te stelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op diens vertrouwen en lichamelijke integriteit. De eigen woning is met uitstek een plek waar mensen zich vertrouwd en veilig moeten kunnen voelen. Uit het gesprek dat verdachte met de psycholoog heeft gevoerd blijkt dat verdachte eerder mensen op deze manier heeft overvallen. Verdachte heeft het slachtoffer zorgvuldig uitgezocht en professioneel geweld gebruikt. De rechtbank vindt dat zeer kwalijk en dit getuigt van de kwade bedoelingen en snode plannen van verdachte.
Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] die de voorzitter ter zitting heeft voorgelezen blijkt niet alleen dat het incident een enorme impact op [slachtoffer] heeft gehad, maar ook dat hij niet zozeer wil dat verdachte een hoge straf zal krijgen maar dat de straf die verdachte opgelegd krijgt ervoor zal zorgen dat verdachte nooit meer een soortgelijk feit zal plegen. Het heeft [slachtoffer] veel moeite gekost om een slachtofferverklaring te schrijven, dit betekende namelijk dat hij de nare gebeurtenis moest herbeleven. [slachtoffer] heeft voor zijn leven gevreesd toen verdachte dreigde zijn slagader door te snijden als hij niet mee zou werken. Nadat verdachte buit had gemaakt bleef [slachtoffer] radeloos en doodsbang achter. Zijn huis was een grote bende.Hulp zoeken was moeilijk voor hem, omdat hij zich schaamde voor wat er was gebeurd. Twee weken lang heeft [slachtoffer] moeten rondkomen van contant geld wat hij nog in huis had liggen. Het aanvragen van een nieuwe bankpas werd bemoeilijkt omdat verdachte tevens de identiteitskaart van [slachtoffer] had gestolen en voor het aanvragen van een nieuwe identiteitskaart had hij geld nodig. Het zit [slachtoffer] dwars dat hij tot op de dag van vandaag niet weet waar zijn spullen zijn gebleven en dat verdachte geen greintje spijt of berouw toont.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport opgemaakt door M.L. de Groot, GZ-psycholoog van 16 februari 2021.
Uit het rapport blijkt -kort samengevat- dat
Bij verdachte is sprake van complexe PTSS problematiek, met als gevolg een scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling, leidend tot een persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en dwangmatige kenmerken
.Daarnaast kan worden gesproken van een stoornis in alcoholgebruik (ongespecificeerde ernst). Hierbij dient te worden opgemerkt dat er niet zozeer sprake lijkt te zijn van middelenafhankelijkheid, maar wel van verslavingsgevoeligheid leidend tot periodes van hevig middelenmisbruik, voortvloeiend uit de persoonlijkheidsproblematiek (met name de verstoorde emotiehuishouding). Van deze stoornissen was ook sprake tijdens het plegen van het ten laste gelegde en zij beïnvloedden deels de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte tijdens het ten laste gelegde.
Verdachte voelt zich vanuit zijn PTSS en persoonlijkheidsproblematiek voortdurend boos en tekort gedaan door mensen en de wereld. Vanuit zijn wantrouwen is zijn overtuiging dat mensen hem zullen belazeren en dat hij hen beter voor kan zijn. Zijn empathische vermogens zijn onderontwikkeld gebleven door de hechtingsproblemen in het verleden en hij heeft een egocentrische blik op gebeurtenissen, die vooral op eigen overleving is gericht. Onder invloed van het voorgaande gaat hij onder stress en druk al snel over tot antisociaal gedrag; hij heeft weinig alternatieven in zijn gedragsarsenaal.
Vanwege de hierboven omschreven doorwerking van (met name) de persoonlijkheidsproblematiek wordt geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in (licht) verminderde mate toe te rekenen.
Verdachte wordt weinig geremd door gewetensbezwaren en is (zeker onder druk of stress) beperkt in zijn gedragsalternatieven. Anderzijds getuigt de aard van het ten laste gelegde van een zekere mate van planning en berekening. Als verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij, wordt de kans op recidive in vermogensdelicten met geweld ingeschat als hoog
.Vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek (waaronder voortdurende geladenheid, weinig empathisch vermogen en egocentrisme) zal hij al snel overgaan tot het plegen van delicten om in zijn levensonderhoud te voorzien. In zijn ogen zijn er geen gedragsalternatieven en hij heeft bovendien niets te verliezen.
Er worden geen argumenten gezien voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht. Verdachte imponeert qua ontwikkelings- en handelingsvaardigheden niet als een jeugdige en heeft baat bij een behandeling op een volwassenenafdeling.
Om de kans op recidive terug te dringen, is het van groot belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn PTSS en persoonlijkheidsproblematiek en dat hij wordt begeleid bij het verbeteren van zijn leefomstandigheden. Hij zal baat hebben bij een intensieve, klinische behandeling die zich enerzijds richt op het verwerken van trauma’s en boosheidsgevoelens ten aanzien van zijn verleden. Daarnaast is wenselijk dat hij in de behandeling leert om zijn emoties te hanteren (anders dan met agressie of middelengebruik) en het perspectief van anderen in te nemen. De klinische behandeling dient plaats te vinden binnen een forensische setting met een redelijk beveiligingsniveau (zoals een FPA), met expertise op het gebied van trauma en persoonlijkheidsproblematiek. Na de klinische behandeling is belangrijk dat hij uitstroomt richting een begeleid woon voorziening en dat er ambulante ondersteuning komt op het gebied van dagbesteding (school/werk), praktische zaken en financiën (waaronder schuldenproblematiek) en het vergroten van zijn sociaal netwerk. Ook in deze fase blijft (ambulante) behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek wenselijk.
De deskundige adviseert om verdachte de hierboven genoemde klinische behandeling (gericht op PTSS en persoonlijkheidsproblematiek), evenals het begeleid wonen traject en ambulante behandeling na uitstroom, op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf
.
De reclassering heeft op 22 februari 2021 een reclasseringsadvies opgesteld. Uit dit advies blijkt dat er sprake is van een delict patroon in vermogensdelicten en een toename van delicten waarbij er sprake is van agressie. Omdat het verdachte ontbreekt aan huisvesting, dagbesteding, inkomen en een steunend sociaal netwerk is er sprake van maatschappelijke teloorgang.
Verdachte is voornamelijk gericht op zijn eigen overleving wat leidt tot delict gedrag. Enig besef van problematisch gedrag lijkt aanwezig, echter met onvoldoende besef van eigen verantwoordelijkheid hierin. De persoonlijkheidsproblematiek komt voort uit de ernstig belaste en verwaarlozende opvoedingssituatie. Verdachte is op zichzelf aangewezen en heeft beperkt contact met zijn familie en hij beschikt niet over een steunend sociaal netwerk waar hij op terug kan vallen. Het recidive risico wordt dientengevolge ingeschat als hoog.
Gelet op de complexe persoonlijkheidsproblematiek, het hardnekkige patroon van de antisociale vaardigheden, de reeds mislukte trajecten binnen een ambulant kader en de hoge kans op recidive en maatschappelijke teloorgang acht de reclassering een klinische behandeling binnen een forensisch kader noodzakelijk. Verdachte is daarom reeds aangemeld bij het IFZ waar beoordeeld zal worden of er een indicatiestelling afgegeven zal worden voor een klinische opname.
De reclassering adviseert voorts het volwassenenstrafrecht toe te passen en bij een deels voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden op te leggen in de vorm van een meldplicht, eventuele opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contactverbod- en locatieverbod met het slachtoffer [slachtoffer] .
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundige en de reclassering over en maakt deze tot de hare, met uitzondering van het locatieverbod. Ter zitting is gebleken dat [slachtoffer] binnenkort zal verhuizen naar een voor verdachte onbekende plek. De rechtbank ziet daarom geen meerwaarde in het opleggen van een locatieverbod. De rechtbank zal wel een contactverbod opleggen om te voorkomen dat dat verdachte op andere wijze alsnog contact op zal nemen met [slachtoffer] .
Gelet op de ernst van de feiten en wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 2 jaar voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals hiervoor besproken passend en geboden.
De rechtbank wil met het opleggen van een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist geenszins afdoen aan de ernst van het delict, maar ziet in een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen meerwaarde. De rechtbank acht het ter bescherming van verdachte en de maatschappij van belang dat verdachte zo snel mogelijk behandeld zal worden en ziet zijn bereidheid hiertoe als een mogelijk keerpunt in het leven van verdachte. De rechtbank acht het wel van belang dat verdachte daarbij een forse stok achter de deur zal hebben, zodat hij niet opnieuw zal terugvallen in zijn oude delict gedrag.
Daarnaast ziet de rechtbank uit generale preventie de noodzaak een signaal af te geven gelet op de ernst van het feit en het gegeven dat is gebleken dat dit soort feiten de laatste jaren steeds vaker voorkomen, waarbij de mate van het gebruikte geweld zich lijkt te verharden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 64,00 aan vergoeding van materiële schade en € 1000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel zal worden toegewezen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is niet betwist.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 64,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn persoonlijke levenssfeer, er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn lichamelijke integriteit en verdachte het oogmerk had leed en angst toe te brengen.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist in die zin dat de raadsvrouw van verdachte heeft verzocht het bedrag te matigen omdat verdachte geen financiële middelen heeft. De raadsvrouw heeft zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De gevorderde immateriële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 1000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.