Op 5 juli 2020 omstreeks 15.35 uur rijdt medeverdachte [medeverdachte] als bestuurder van een zwarte Renault, met kenteken [kenteken] , op de Bijlmerdreef te Amsterdam. Verdachte zit als passagier voorin in de auto. Op grond van art. 160 WVW wordt aan de bestuurder van het voertuig een stopteken gegeven. Uit onderzoek in de systemen blijkt dat de eigenaar van het voertuig niet in het bezit van een rijbewijs is. Als verbalisant [verbalisant 1] de medeverdachte in het politiesysteem bevraagt blijkt dat de medeverdachte in verschillende mutaties voorkomt en dat hij eerder is gecontroleerd in een voertuig dat bekend stond als smokkelvoertuig. De antwoorden die de medeverdachte geeft op vragen van de verbalisant en de wijze waarop hij antwoord geeft geven de verbalisanten aanleiding om assistentie te vragen.
Verbalisant [verbalisant 2] krijgt van de medeverdachte toestemming voor het doorzoeken van de auto. Bij de doorzoeking ziet [verbalisant 2] aan de passagierszijde van het voertuig links van hem waar de geluidsspeakers zitten dat het linker interieurpaneel van het voertuig niet goed is bevestigd. Het paneel kan worden ingedrukt, terwijl dit bij een normaal voertuig niet zou kunnen. Ook ziet hij een kleine abnormale rand met kit achter het paneel zitten. Achter de bestuurdersstoel ziet de verbalisant dat het rechter interieurpaneel een kit rand heeft en dat het wat losser zit. Bij verbalisant [verbalisant 2] ontstaat het vermoeden dat het voertuig mogelijk verborgen ruimtes heeft en neemt contact op met de douane voor het scannen van het voertuig.
De medewerkers van de douane hebben het voertuig gescand en daarin twee verborgen ruimtes gevonden ter hoogte van de zijpanelen van de achterbank. Zij hebben een mechanisme gevonden bij het linker interieurpaneel waar een geluidsspeaker in zat. Achter het paneel liggen twee blokken en een plastic tas met daarin nog een plastic tas. De tassen zitten vol met eurobiljetten en de blokken zijn in bruine tape gewikkeld en zzien eruit als blokken waar mogelijk harddrugs (cocaïne) in zit.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden vervolgens aangehouden.
Zowel op de Lidl tas als op de Deen tas worden dactyloscopische sporen van de medeverdachte aangetroffen. Een vingerafdruk op de Lidl tas en een handpalmafdruk op de Deen tas.
Ook wordt een handpalmspoor van de medeverdachte op de achterzijde van een bankbiljet van 500.00 euro aangetroffen.
Er wordt een DNA-spoor aangetroffen op één van de bruine elastieken (AANL4158NL) die om een geldbundel in de Deen tas zit, waarvan het extreem veel waarschijnlijker is dat dit van verdachte is dan van een onbekende, niet verwante persoon
3.3.1Ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van de wetenschap en beschikkingsmacht en het aantreffen van een DNA spoor van verdachte op een elastiek in de verborgen ruimte
Om vast te kunnen stellen dat verdachte met opzet cocaïne heeft vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad moet de rechtbank aan de hand van wettige bewijsmiddelen kunnen vaststellen dat verdachte op enige manier wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de drugs in de auto, waarin hij als passagier meereed. Omdat verdachte als passagier meereed in de auto van [medeverdachte] kan niet zonder meer gesteld worden dat verdachte op de hoogte was van al hetgeen zich in de auto bevond, zoals van de bestuurder van een auto, naar algemene ervaringsregels, wel wordt verwacht. De drugs waren immers verborgen in een geheime ruimte in de auto.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er dactyloscopische sporen van de medeverdachte zijn gevonden op de tassen en op een geldbiljet die in de verborgen ruimte van de auto zijn aangetroffen. Van verdachte wordt een DNA spoor aangetroffen op één van de elastieken die om een geldbundel gewikkeld zit, te weten op een.
(bruin) elastiek dat zich bevond om een geldbundel in de Deen tas.
Een elastiek is een overdraagbaar en verplaatsbaar object. Het enkele aantreffen van DNA op dit object hoeft geen daderspoor te zijn. Echter, dit elastiek is niet los in de auto aangetroffen maar in een verborgen ruimte van een auto, die niet eenvoudig te bereiken is, waarin twee kilo cocaïne en een geldbedrag van € 103.000, 00 zijn gevonden en waar verdachte als passagier in meereed. Verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op het elastiek.
De verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte
Verdachte en zijn medeverdachte hebben daarbij tegenstijdig en wisselend verklaard over waar zij heengingen en ontkend dat zij iets met de drugs en het geld te maken hebben.
Zo verklaart de medeverdachte op 6 juli 2020 bij de politie dat verdachte een vriend van hem is uit Santo Domingo. Hij had hem opgehaald in Amstelveen, er waren die dag verkiezingen en ze zouden samen biertjes drinken, ergens gaan eten en dan naar zijn huis in Den Haag gaan.
Verdachte vertelt op 6 juli 2020 bij de politie dat ze naar zijn tante zouden gaan bij [plaats] en dat zij daarvoor eerst hadden gegeten bij restaurant [restaurant] .
Op 8 juli 2020 heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat ze op weg waren naar zijn schoonmoeder. Zij had op de markt eten gekocht voor verdachte, maar omdat de medeverdachte honger had en waren ze daarom eerst naar een restaurant zijn gegaan. Na het eten zou de medeverdachte weggaan en verdachte zou naar familie van zijn vrouw gaan.
Op grond van het aangetroffen DNA van verdachte aangemerkt kan worden als een daderspoor.
Gegeven dit DNA-spoor in combinatie met de aanwezigheid van verdachte in de auto waar de drugs en het geld zijn aangetroffen, met op de tassen en een geldbiljet ook DNA-sporen van de medeverdachte, en de innerlijk tegenstrijdige verklaringen die verdachte en de medeverdachte over het doel van hun autorit hebben afgelegd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht over zowel de drugs als het geldbedrag heeft gehad. De drugs en het geld zijn immers in dezelfde verborgen ruimte in de auto aangetroffen. De rechtbank acht het daarnaast in zijn algemeenheid buitengewoon onaannemelijk dat een organisatie of een persoon niet ingewijde personen twee kilo cocaïne, hetgeen een aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigt, en € 103.000,00 laat vervoeren. Het inschakelen van een onwetende derden brengt immers onnodige risico’s voor de eigenaren hiervan met zich mee.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte twee kilo cocaïne heeft vervoerd dan wel voorhanden heeft gehad en € 103.000,00 heeft witgewassen door dit geldbedrag voorhanden te hebben.
Ten aanzien van het witwassen overweegt de rechtbank nog het volgende.
Verdachte had twee kilo harddrugs en meer dan een ton aan contant geld in een verborgen ruimte in de auto waar hij als passagier in meereed. Het voorhanden hebben van dergelijke hoeveelheden contant geld brengt risico’s met zich en het is zonder nadere verklaring niet waarschijnlijk dat het geld op legale wijze is verkregen. Dit maakt mede gelet op de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen, dat sprake is van een vermoeden van witwassen.
Van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het aangetroffen geldbedrag. Verdachte heeft dit niet gedaan. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat het geldbedrag van een eigen misdrijf van verdachte afkomstig is. Nu verdachte geen aannemelijke en verifieerbare verklaring heeft afgelegd met betrekking tot de herkomst van het geldbedrag en gelet op de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen, moet er echter wel vanuit worden gegaan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van dit bedrag, nu hij wist dat dit afkomstig is van enig misdrijf.