ECLI:NL:RBAMS:2021:3366

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/13/702462 / KG ZA 21-420
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een co-creatieruimte in Amsterdam na beëindiging van een tijdelijke overeenkomst

Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam in een kort geding uitspraak gedaan over de ontruiming van een co-creatieruimte aan de Gerard Doustraat in Amsterdam. De Gemeente Amsterdam had de ontruiming gevorderd van de bedrijfsruimte die zij tijdelijk had verhuurd voor een co-creatie-experiment. De Gemeente stelde dat de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], sinds 1 april 2021 zonder recht of titel in de ruimte verbleven, terwijl de ruimte slechts voor een jaar beschikbaar was gesteld. De gedaagden voerden verweer en stelden dat zij huurbescherming hadden en dat de civiele rechter niet bevoegd was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente de ruimte op basis van een sui generis overeenkomst ter beschikking had gesteld en dat de civiele rechter bevoegd was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente voldoende aannemelijk had gemaakt dat de bodemrechter de ontruimingsvordering zou toewijzen. De gedaagden werden veroordeeld om binnen acht dagen de bedrijfsruimte te ontruimen en de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/702462 / KG ZA 21-420 DvH/MAH
Vonnis in kort geding van 1 juli 2021
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 3 juni 2021,
advocaat mr. N.E.V. van Nispen tot Sevenaer-Berger te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de Gemeente respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 17 juni 2021 waren aanwezig:
- aan de kant van de Gemeente: [coördinator] , coördinator Gebiedsteam Pijp/Rivierenbuurt en ambtelijk opdrachtgever co-creatieplek (stadsdeel Zuid), [projectleider] , projectleider participatie en duurzaamheid Stadsdeel Zuid en [gebiedsmakelaar] , gebiedsmakelaar van o.a. de Gerard Dou-buurt en voormalig co-creator Gerard Dou vanuit de Gemeente, met mr Van Nispen;
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
1.2.
De Gemeente heeft de dagvaarding toegelicht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verweer gevoerd, mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 augustus 2019 heeft de Gemeente krachtens overeenkomst van 30 juli 2019 van Ymere gehuurd de bedrijfsruimte aan de Gerard Doustraat 129 t/m 137 en Quellijnstraat 152, 154 en 156 te Amsterdam, bestaande uit de vertrekken Wijk 1 tot en met 4 en Woon 1 tot en met 4, met een totaal verhuurbaar vloeroppervlak van circa 322 m2 (hierna: de Bedrijfsruimte) tegen een netto maandhuur van € 4.696,00. De huurovereenkomst is aangegaan voor een jaar, tot en met 31 juli 2020, behoudens opzegging stilzwijgend te verlengen met telkens een jaar. De opzegtermijn is voor beide partijen zes maanden. Volgens artikel 1.2 van de overeenkomst is onderverhuur toegestaan, evenals het aan derden in gebruik geven van het gehuurde, mits (onder meer) de Gemeente Ymere vrijwaart van alle claims van onderhuurders jegens Ymere en de Gemeente bij ontbinding van de huurovereenkomst zorgt voor tijdige ontruiming van het gehuurde.
2.2.
De Gemeente heeft een deel van de Bedrijfsruimte, te weten
vertrekken Wijk 1 tot en met 4 en Woon 1 en 3, met een totaal verhuurbaar vloeroppervlak van circa 206 m2, tijdelijk verhuurd aan Stichting Cordaan voor de periode 1 augustus 2019 tot en met 31 januari 2021, met een eenmalige verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 juli 2021.
2.3.
Op 17 september 2019 heeft het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zuid van de Gemeente besloten in “
te stemmen met het verder onderzoeken van een experiment met een co-creatieplek voor Zuid in de Gerard Doustraat 133”.
2.4.
In het najaar van 2019 heeft de Gemeente een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor het realiseren van een dergelijke co-creatieplek in de nog beschikbare 115 m2 van de Bedrijfsruimte (hierna: de Co-creatieruimte). Dat resulteerde in een discussiestuk van 2 december 2019. Op 3 december 2019 heeft een bijeenkomst in de Co-creatieruimte plaatsgevonden met onder meer de in het kader van het onderzoek geïnterviewde personen en een aantal gemeenteambtenaren, onder wie [coördinator] .
2.5.
Op 9 januari 2020 heeft op het stadsdeelkantoor Zuid een bijeenkomst met bewoners, ondernemers en ambtenaren plaatsgevonden. De Powerpoint-presentatie “Sleutelverdeling” van [projectleider] , zoals naar aanleiding van deze bijeenkomst aangepast, heeft [projectleider] op 17 januari 2021 per e-mail toegestuurd aan onder meer [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
Op pagina 6 van die presentatie staat dat de vijf sleutelhouders in eerste instantie zijn:
- [naam 1] (wijkcentrum),
- [gedaagde 2] ,
- [naam 2] ,
- [naam 3] ,
- [coördinator] / [projectleider] (stadsdeel Zuid).
2.6.
Begin februari 2020 is de co-creatieplek in de Co-creatieruimte geopend, waarna deze in verband met de coronamaatregelen half maart 2020 weer moest sluiten.
2.7.
Op 29 juni 2020 is het document “Doelen en (financiële) randvoorwaarden voor co-creatieplekken Gemeente Amsterdam- Stadsdeel Zuid” onder de sleutelhouders verspreid.
2.8.
Ondanks de beperkingen vanwege corona zijn in de zomer en het begin van het najaar 2020 op initiatief van de sleutelhouders diverse activiteiten ontplooid in de Co-creatieruimte onder de naam ‘Zuidpunt’.
2.9.
Op 26 november 2021 is een plan van [naam 2] , een van de vijf sleutelhouders, om de co-creatieplek te ontwikkelen tot een buurtkamer (waar het stadsdeel budget voor heeft), en waarin ook [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een rol zouden hebben, afgewezen door de Gemeente.
2.10.
In november 2020 heeft de Gemeente subsidie verstrekt aan Stichting Puur Zuid voor het opzetten van een buurtteam. De door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beoogde samenwerking met de Stichting Puur Zuid voor de oprichting van een buurtteam is niet van de grond gekomen.
2.11.
Bij e-mail van 10 december 2020 heeft de Gemeente aan de
sleutelhouders, onder wie [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , geschreven dat het experiment co-creatieplek in de Gerard Doustraat officieel per 1 januari 2021 eindigt, dat wil zeggen dat de Gemeente deze locatie niet langer voor die doelstelling zal aanhouden. In de e-mail is tevens vermeld dat oplevering later dan 1 januari 2021 kan plaatsvinden, mede in verband met de komst van een nieuwe huurder, en dat zij de exacte datum in januari 2021 bekend hoopt te maken.
2.12.
Eind december 2020 heeft Cordaan het door haar gehuurde deel van de Bedrijfsruimte verlaten.
2.13.
Bij brief van 26 januari 2021 aan Ymere heeft de Gemeente de huur van de Bedrijfsruimte opgezegd tegen 31 juli 2021. Ymere is akkoord gegaan met een eerdere oplevering door de Gemeente ingeval de nieuwe huurder eerder dan per 1 augustus 2021 wilde huren. Dat was het geval: Stichting Puur Zuid had interesse.
2.14.
Bij brief van 23 februari 2021, per e-mail van 25 februari 2021 toegezonden aan de sleutelhouders, heeft de Gemeente de gebruikers van Zuidpunt verzocht de locatie voor 31 maart 2021 te ontruimen en te verlaten omdat de huur op 1 april 2021 overging van het stadsdeel naar de Stichting Puur Zuid (die daar het buurtteam zou opzetten).
2.15.
Bij e-mails van 10 maart 2021 en ook van latere datum heeft [gedaagde 1] , met onder meer [gedaagde 2] in de cc, geantwoord dat zij de ruimte niet zal verlaten, onder meer omdat er - kort gezegd - nog geen evaluatie is geweest van ‘Zuidpunt’ en omdat er nog onbeantwoorde vragen bij het stadsdeel liggen.
2.16.
Op 15 april 2021 heeft er een evaluatie plaatsgevonden van het
experiment met betrokkenen die daarbij aanwezig wilden zijn. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wensten niet aanwezig te zijn, omdat het naar hun idee geen serieuze evaluatie was.
2.17.
Nadat overleg tussen partijen geen oplossing had gebracht, heeft de Gemeente [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij brief van 18 mei 2021 gesommeerd om de Bedrijfsruimte uiterlijk 25 mei 2021 te ontruimen.
2.18.
Daartegen heeft [gedaagde 1] bij e-mail van 2 juni 2021 geprotesteerd.
2.19.
Bij e-mail van 14 juni 2021 heeft Ymere desgevraagd aan de advocaat van de Gemeente bevestigd dat Ymere uiterlijk 31 juli 2021 een volledig ontruimde ruimte verwacht en dat zij akkoord gaat met de ontruimingsprocedure jegens de huidige gebruikers. Daarbij bericht Ymere akkoord te zijn met eerdere oplevering mits zij de ruimte eerder aan Puur Zuid kan verhuren; maar dat dat tot dan toe stroef verloopt omdat de huidige gebruikers aan Ymere niet altijd toegang hebben verleend.
2.20.
Omstreeks 15 juni 2021 heeft Ymere aan [gedaagde 2] desgevraagd bericht dat het niet mogelijk is dat zij op de locatie blijft, maar dat Ymere wel bereid is om samen te onderzoeken of Ymere een andere locatie aan haar kan verhuren. Omstreeks die tijd heeft Puur Zuid (opnieuw) per e-mail aan de Gemeente bevestigd dat zij de Bedrijfsruimte graag leeg opgeleverd wil zien.

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert - samengevat – de ontruiming binnen drie dagen van de gehele Bedrijfsruimte, met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proces- en nakosten.
3.2.
De Gemeente legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verblijven sinds 1 april 2021 zonder recht of titel in de Bedrijfsruimte. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wisten vanaf het begin dat de ruimte slechts voor een jaar beschikbaar was voor het experiment co-creatie. Zij hebben zelfs nog wat langer mogen blijven, maar hun is aangezegd dat zij er uiterlijk 31 maart 2021 toch echt uit moesten. Bovendien houden zij nu ook het gedeelte bezet dat niet voor co-creatie ter beschikking was gesteld; dat recht hebben zij hoe dan ook nooit gehad.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren het volgende verweer. Zij hebben allereerst aangevoerd dat niet de civiele rechter maar de bestuursrechter bevoegd is, omdat Stadsdeel Zuid het eigen falen bij de uitvoering van het gemeentelijke Lente-akkoord en van een van de zeven co-creatieplekken in de stad wil “verdoezelen”. Daarnaast verzetten zij zich – naar de voorzieningenrechter begrijpt – tegen de ontruiming op de volgende inhoudelijke gronden:
(i) Er is niet afgesproken dat het gebruik van de ruimte door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] maar één jaar zou duren;
(ii) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben huurbescherming, want zij gebruiken de ruimte krachtens een huurovereenkomst met de Gemeente, waarbij zij de huur in natura betalen met hun arbeid;
(iii) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hadden het gerechtvaardigd vertrouwen dat het experiment ‘co-creatie’ niet zou worden beëindigd voordat het (serieus) was geëvalueerd.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] verblijven naar hun mening dus niet zonder echt of titel in de ruimte, althans weegt het belang van de Gemeente bij ontruiming niet op tegen hun belang om in ieder geval in de ruimte te mogen blijven totdat er meer duidelijkheid is over:
- hun beoogde samenwerking met Puur Zuid, en/of
- een andere geschikte locatie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van eiser(es) niet kan worden gevergd dat hij/zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
De Gemeente stelt dat zij als huurster de Bedrijfsruimte uiterlijk op 1 april 2021 ontruimd aan Ymere had moet opleveren aangezien haar huurcontract is geëindigd. Zowel Ymere als de nieuwe huurster Puur Zuid willen nu dat de Bedrijfsruimte zo spoedig mogelijk wordt opgeleverd.
Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Gemeente de Co-creatieruimte aan de sleutelhouders, waaronder [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , ter beschikking heeft gesteld krachtens een eigensoortige (
sui generis) overeenkomst. De kern van deze overeenkomst is: de Gemeente start in stadsdeel Zuid een – uit zijn aard tijdelijk –- experiment ‘co-creatie’, een plek “waar bewoners en ondernemers met medewerkers van de gemeente, plannenmakers en onderzoekers van andere organisaties op allerlei gebieden kunnen werken aan ideeën en projecten die de buurt belangrijk vindt” (volgens de gemeentelijke website), en de Gemeente stelt daarvoor de tijdelijk vrije vertrekken in de Bedrijfsruimte ter beschikking. De sleutelhouders hebben een sleutel en kunnen zichzelf en anderen toegang verschaffen om in de Co-creatieruimte activiteiten voor de buurt te organiseren, er te vergaderen, etc. Voorop staan dus de co-creatie-activiteiten; in welke ruimte die plaatsvinden is binnen de gemaakte afspraken (de overeenkomst) van ondergeschikt belang.
4.4.
De Gemeente baseert haar vordering op het einde van deze – civielrechtelijke – overeenkomst. Dat betekent dat de civiele rechter bevoegd is. Het bevoegdheidsverweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gaat dus niet op.
4.5.
Ook het beroep van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op huurbescherming faalt. Van een huurovereenkomst is geen sprake. Er wordt geen huur betaald. De inspanningen die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verrichten zijn geen tegenprestatie voor het gebruik van de ruimte, maar vormen juist een van de hoofdbestanddelen van de overeenkomst met de Gemeente die tot doel had – bij wijze van experiment – een co-creatieplek op te zetten, de eerder genoemde overeenkomst
sui generis. Overigens is het de vraag of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] huurbescherming zouden hebben indien wel sprake was geweest van een overeenkomst voor tijdelijke huur van bedrijfsruimte.
4.6.
Wat betreft de duur van de overeenkomst tussen partijen geldt het volgende. Op basis van het procesdossier lijkt wel degelijk te zijn afgesproken dat de Co-creatieruimte voor slechts ongeveer een jaar beschikbaar zou zijn. Deze stelling van de Gemeente vindt steun in diverse stukken en omstandigheden. Zo staat in het besluit van 17 september 2019 van het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zuid (zie 2.3) onder meer:
“In het kader van democratisering en participatie worden zeven plekken in de stad ingericht als co-creatieplekken. De keuze voor de locatie van de plek wordt bepaald door het stadsdeelbestuur van het betreffende stadsdeel. Het voorstel is om een experiment te starten met een co-creatieplek in de Gerard Doustraat 133 (het voormalige wijkcentrum) conform de bijgaande opdracht [dd 10-0-2019 - vzr]. Dat wil zeggen, dat er een verkenning wordt gemaakt van mogelijke samenwerkingspartners, mogelijke programmering en de mogelijkheden voor financiering.
(…)
- De Gerard Doustraat is in het SHP opgevoerd als ontmoetingsruimte/ buurtkamer, maar er zijn tot nu toe geen middelen om deze claim te realiseren. Wellicht worden deze in 2020/2021 wel beschikbaar gesteld. Door deze tijdelijke invulling houden we de mogelijkheid open om de locatie alsnog als buurtkamer te gebruiken.
(…)
De keuze van deze locatie is mede ingegeven door het feit dat we gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om de locatie tijdelijk te gebruiken. Twee derde van de ruimte wordt de komende anderhalf jaar gebruikt door Cordaan. Met behulp van facilitair is het mogelijk om de overige ruimte bruikbaar te maken als co-creatieplek. Daardoor kunnen we in de praktijk testen in hoeverre partijen bereid zijn te investeren in de locatie en in de samenwerking.
(…)
Ymere biedt met een tijdelijk contract de ruimte om te experimenteren met deze invulling.
(…).”
4.7.
Dit is een openbaar stuk. Voor zover [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bedoelen te betogen dat zij desalniettemin niet bekend waren met de tijdelijke beschikbaarheid van de locatie aan de Gerard Doustraat, overtuigt dit niet om de volgende redenen.
4.8.
Bij de bijeenkomst in de Co-creatieruimte op 3 december 2019 (zie 2.4) waren ook [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aanwezig. De Gemeente heeft onbetwist gesteld dat [coördinator] toen de uitgangspunten en randvoorwaarden van het tijdelijke co-creatie experiment heeft toegelicht, te weten:
- de Gemeente stelt uitsluitend budget beschikbaar voor de huisvestingslasten, inclusief gas, licht en schoonmaak voor de duur van een jaar, ingaande 1 januari 2020;
- de Gemeente verleent geen budget voor de inzet van een betaalde kracht;
- de programmering en het beheer worden door bewoners (op vrijwillige basis), ambtenaren en een professional wijkcentrum (binnen hun reguliere werk) gezamenlijk verzorgd;
- het experiment is van tijdelijke aard en start begin 2020 voor een periode
van een jaar.
4.9.
Bij de bijeenkomst op 9 januari 2020 (zie 2.5) was [gedaagde 2] aanwezig, [gedaagde 1] niet. Beiden hebben echter de Powerpoint-presentatie “Sleutelverdeling” per mail ontvangen op 17 januari 2021. In die Powerpoint staat op pagina 2 onder meer:
“- We zijn op zoek naar budget voor schoonmaak en koffie
- Plek is open voor 1 jaar.”
[gedaagde 2] heeft vervolgens een sleutel ontvangen (die zij samen beheerde met [gedaagde 1] ).
4.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten aldus, op het moment dat de Co-creatieplek begin februari 2020 werd geopend, hebben geweten van en geacht worden te hebben ingestemd met het feit dat de plek maar voor één jaar beschikbaar was.
4.11.
Het is ook niet aannemelijk dat zij later gegronde redenen kregen om aan te nemen dat de periode verlengd zou worden (anders dan met de paar maanden die zij uiteindelijk nog tot 1 april 2021 hebben gekregen).
In het - aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bekende - interview van 28 mei 2020 met [coördinator] staat immers onder meer:
“We zijn met de cocreatieplek als experiment gestart, waarbij maar financiering voor 1 jaar vaststaat.
(…)
De toekomst is er niet rooskleuriger op geworden.”
4.12.
Daarnaast staat in het op 29 juni 2020 verspreide document “Doelen en (financiële) randvoorwaarden voor co-creatieplekken Gemeente Amsterdam- Stadsdeel Zuid” (zie 2.7) onder meer:
“(...) de financiële mogelijkheden waren zeer beperkt. De enige zekerheid die gegeven kon worden was dat de huur voor 2020 betaald kon worden. Daarnaast was er een beperkt budget voor de afwerking (...) van de ruimte en voor de inrichting ervan.
Deze werkelijkheid is aan de groep geïnterviewden c.s. voorgelegd in een semi-besloten bijeenkomst in december 2019, met de oproep om gezamenlijk een poging te doen om de co-creatieplek binnen de gegeven randvoorwaarden tot leven te brengen. Deze oproep is door een aantal bewoners opgepakt.
(…)
Toelichting op de financiële randvoorwaarden
(…)
Na aandringen van de stadsdelen is er een stedelijk voorstel ontwikkeld voor een eenmalig budget van € 25.000,-- voor 2020 voor elke co-creatieplek. Hiermee zouden we bijvoorbeeld de kosten voor gas&licht, schoonmaak en verzekeringen in 2020 en wellicht de huur voor een paar maanden in 2021 kunnen dekken. Over dit voorstel is door de Coronacrisis geen besluit genomen.
(…)
De aandacht gaat nu nog eens versterkt uit naar de verlichting van armoede en eenzaamheid.
(…)”.
4.13.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] beroepen zich in dit verband nog op uitlatingen van plaatselijke politici van de strekking dat die zich de zaak aantrekken en ernaar zullen kijken. Van concrete en geldige toezeggingen namens de Gemeente is echter niet gebleken. Ook de pogingen van [projectleider] en [coördinator] in juni en oktober 2020 om meer budget te vinden, kunnen niet worden aangemerkt als toezeggingen om langer van de Co-creatieruimte gebruik te mogen maken. Aan de omstandigheid dat gemeentelijke ambtenaren en politici zich sterk (willen) maken voor een project kan niet het vertrouwen worden ontleend dat de Gemeente als zodanig (vertegenwoordigd door Burgemeester en Wethouders) toezegt het project te steunen en (blijvend) te financieren en zeker niet dat deze ruimte daarvoor langer ter beschikking zou worden gesteld.
4.14.
Ten overvloede wordt nog het volgende opgemerkt. Aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kan worden toegegeven dat het merkwaardig is dat de Gemeente een project waarin zij veel tijd en geld heeft gestopt, niet voor de einddatum serieus evalueert. Uit de stukken en de verklaringen ter zitting, ook van de Gemeente, blijkt dat veel mensen plezier hebben gehad van de Co-creatieruimte en de activiteiten die daar, onder meer door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , zijn georganiseerd. Ook enkele raadsleden hebben dat bevestigd. Ter zitting heeft de Gemeente toegezegd mee te willen denken over een andere locatie. Het gaat bij dit alles echter om beleidsmatige en politieke afwegingen en die zijn – uiteindelijk – aan de Gemeente. Bij de besluitvorming zal zij diverse belangen moeten afwegen. De voorzieningenrechter spreekt de hoop uit dat de Gemeente het project ‘Zuidpunt’ serieus zal evalueren met de deelnemers en de mooie dingen die hier zijn ontwikkeld mee zal wegen bij haar verdere besluitvorming of de co-creatieplek ergens in het stadsdeel Zuid moet worden voortgezet, dan wel anderszins lessen trekt uit dit experiment.
4.15.
In dit (civielrechtelijke) kort geding valt een belangenafweging niet uit in het voordeel van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Zij wisten van de tijdelijkheid van de locatie of behoorden dat te weten en de Gemeente heeft geen keus: haar huurcontract is ten einde en zij moet het gehuurde zo spoedig mogelijk leeg opleveren aan Ymere. Ter zitting bleek dat zowel Ymere als de nieuwe huurster Stichting Zuid Punt, daar nog steeds, anders dan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] suggereerden, aan hechten.
4.16.
De slotsom is dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter een ontruimingsvordering zal toewijzen. De gevraagde voorzieningen in dit kort geding worden daarom toegewezen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dienen de Bedrijfsruimte te verlaten. Daarbij komt een ontruimingstermijn van acht (in plaats van de gevorderde drie) dagen redelijk voor. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben dan voldoende tijd om hun spullen uit de Bedrijfsruimte te halen.
4.17.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Amsterdam worden begroot op:
- betekening oproeping € 108,19
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.791,19

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte op de begane grond aan de Gerard Doustraat 129 t/m 137 en Quellijnstraat 152, 154 en 156, kadastraal bekend gemeente Amsterdam, [kadastergegevens] , zoals met aanduidingen Wijk 1 tot en met 4 en Woon 1 tot en met 4 aangegeven op de bij de dagvaarding gevoegde tekening (de Bedrijfsruimte), met al de hunnen en het hunne te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de Gemeente te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform artikel 555 e.v. jo. 444 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om, indien zij niet vrijwillig aan de hiervoor gegeven veroordeling tot ontruiming voldoen en de Gemeente de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan de Gemeente de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Amsterdam tot op heden begroot op € 1.791,19,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH