ECLI:NL:RBAMS:2021:3359

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
13/997001-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het buiten het grondgebied brengen en aanwezig hebben van MDMA met gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 mei 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het buiten het grondgebied van Nederland brengen en het aanwezig hebben van MDMA. De verdachte, geboren in 1967 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het opzettelijk buiten Nederland brengen van aanzienlijke hoeveelheden MDMA op verschillende data in 2019 en 2020, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA in 2021. Tijdens de zitting op 12 mei 2021 heeft de officier van justitie, mr. R. Hagemeier, gepleit voor bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. T.T.H.M. Bruers, vrijspraak bepleitte voor het eerste feit, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van de pakketten die hij verzond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data pakketten met MDMA ter verzending naar het buitenland heeft aangeboden. De verdachte had valse naam- en adresgegevens op de pakketten vermeld en betaalde met zijn bankpas, wat de rechtbank als bewijs voor opzet beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door de valse gegevens en de hoge verzendkosten, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zich in de pakketten verdovende middelen bevonden. Voor het tweede feit, het aanwezig hebben van MDMA, werd de verdachte schuldig bevonden op basis van de bewijsmiddelen en zijn bekennende verklaring.

De rechtbank oordeelde dat de bewezen feiten strafbaar zijn en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen bevolen, waaronder mobiele telefoons en een computer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997001-21 (Promis)
Datum uitspraak: 26 mei 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1967,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats [adres] , [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Hagemeier en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.T.H.M. Bruers naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks
[1] 18 februari 2019 te Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer) en/of
[2] 3 februari 2020 te Utrecht en/of
[3] 20 april 2020 te Utrecht,
althans (telkens) in Nederland, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer
[1] 2328,40 gram van een materiaal bevattende MDMA en/of
[2] 2960 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en/of
[3] 2479 tabletten van een materiaal bevattende MDMA
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2021 te Zaandam (gemeente Zaanstad), althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 280 gram van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3. Waardering van het bewijs
3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 wegens het ontbreken van opzet. Verdachte heeft [persoon] willen helpen en in de Afrikaanse gemeenschap is het ook gebruikelijk dat je elkaar helpt. Verdachte wist niet dat er drugs in de pakketten zat. Evenmin is sprake van voorwaardelijk opzet. Immers was voor verdachte niet zichtbaar dat er drugs in de pakketten zat, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij mogelijk drugs buiten het grondgebied van Nederland bracht.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat verdachte op 18 februari 2019 in Oude Meer, op 3 februari 2020 in Utrecht en op 20 april 2020 in Utrecht pakketten met daarin MDMA ter verzending naar het buitenland heeft aangeboden bij [postbedrijf] . Verdachte heeft op 18 februari 2019 en op 20 april 2020 voor de verzending met zijn ING bankpas betaald.
Uit het dossier volgt dat valse naam- en adresgegevens en een evident niet bestaand telefoonnummer op het pakket stond dat op 18 februari 2019 door verdachte is verstuurd. Ook bij het pakket dat op 20 april 2020 is aangeboden zijn door verdachte valse naam- en adresgegevens opgegeven. Verder blijkt dat de verzendkosten van de pakketten die op 3 februari 2020 en 20 april 2020 zijn verzonden drie, respectievelijk twee keer zo hoog zijn dan de opgegeven waarde van de inhoud van de pakketten.
Verdachte stelt dat hij niet wist dat er MDMA in de pakketten zat. Hij heeft de pakketten op verzoek van ene [persoon] – over wie hij geen nadere informatie heeft verstrekt – verstuurd. [persoon] zou degene zijn die de pakketten inpakte, aangaf dat de pakketten bij [postbedrijf] filialen in Oude Meer en Utrecht moesten worden ingeleverd en aan verdachte de adresgegevens gaf die hij op de pakketten moest schrijven.
De rechtbank is gelet op voorgaande feiten en omstandigheden van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet. Gelet op de valse gegevens die verdachte op de pakketten heeft genoteerd, de hoge verzendkosten ten opzichte van de waarde van de pakketten en de omstandigheid dat verdachte de pakketten niet bij een (willekeurig) pakketpunt in zijn woon- of werkplaats, maar (zonder opgaaf van reden) per se bij [postbedrijf] filialen in Oude Meer en Utrecht moest inleveren, had verdachte vragen moeten stellen over de inhoud van de pakketten of had hij de inhoud moeten controleren. Door dit niet te doen en de pakketten te versturen, heeft verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zich in de pakketten verdovende middelen zouden bevinden. Daarmee komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte opzettelijk MDMA buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Uit de op 18 februari 2019 en 3 februari 2020 ter verzending aangeboden pakketten zijn niet alle daarin aangetroffen soorten pillen getest. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat alle op de tenlastelegging genoemde hoeveelheden, MDMA betreffen. De rechtbank komt daarom slechts tot een bewezenverklaring van de hoeveelheden die zijn getest. Voor het overige zal verdachte worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
hij op
[1] 18 februari 2019 te Oude Meer en
[2] 3 februari 2020 te Utrecht en
[3] 20 april 2020 te Utrecht,
telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer
[1] 1616 gram van een materiaal bevattende MDMA en
[2] 38 tabletten van een materiaal bevattende MDMA en
[3] 2479 tabletten van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
op 10 februari 2021 te Zaandam opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 280 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 geen strafmaatverweer gevoerd omdat zij vrijspraak heeft bepleit. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Om ervoor te zorgen dat verdachte zijn baan met een vast contract niet verliest heeft de raadsvrouw voorgesteld om een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het buiten het grondgebied brengen en het aanwezig hebben van MDMA. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en zijn verboden bij de Opiumwet. De handel in harddrugs brengt (georganiseerde) criminaliteit en andere vormen van overlast mee.
Uit het strafblad van verdachte van 16 april 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt voor de strafoplegging voor het uitvoeren van 2000 – 3000 gram harddrugs als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 tot 30 maanden. Voor het aanwezig hebben van 200 – 500 gram harddrugs geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van twee maanden.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank het uitvoeren van een minder grote hoeveelheid MDMA bewezen acht.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten moet van deze straf worden afgetrokken.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA TA-1034 TR107.02.01.002
1.00 STK Computer
ACER N16Q10 TR107.02.01.004
1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG Galaxy A51 TR107.02.02.001
Verbeurdverklaring
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

10. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA TA-1034 TR107.02.01.002
1.00 STK Computer
ACER N16Q10 TR107.02.01.004
1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG Galaxy A51 TR107.02.02.001
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2021.
[…]
[…]

Voetnoten

1.Gelet op de kop van het rapport “onderzocht product: superman pillen” gaat de rechtbank ervan uit dat in de inhoud van het rapport abusievelijk “3 oranje ovale tabletten Skitlles” is opgenomen en dat hiermee “ Superman pillen” is bedoeld.