In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 mei 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het buiten het grondgebied van Nederland brengen en het aanwezig hebben van MDMA. De verdachte, geboren in 1967 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het opzettelijk buiten Nederland brengen van aanzienlijke hoeveelheden MDMA op verschillende data in 2019 en 2020, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA in 2021. Tijdens de zitting op 12 mei 2021 heeft de officier van justitie, mr. R. Hagemeier, gepleit voor bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. T.T.H.M. Bruers, vrijspraak bepleitte voor het eerste feit, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van de pakketten die hij verzond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data pakketten met MDMA ter verzending naar het buitenland heeft aangeboden. De verdachte had valse naam- en adresgegevens op de pakketten vermeld en betaalde met zijn bankpas, wat de rechtbank als bewijs voor opzet beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door de valse gegevens en de hoge verzendkosten, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zich in de pakketten verdovende middelen bevonden. Voor het tweede feit, het aanwezig hebben van MDMA, werd de verdachte schuldig bevonden op basis van de bewijsmiddelen en zijn bekennende verklaring.
De rechtbank oordeelde dat de bewezen feiten strafbaar zijn en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen bevolen, waaronder mobiele telefoons en een computer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.