In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, heeft de rechtbank Amsterdam op 17 juni 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft de verdenking van verkrachting van een aangeefster, die in de tenlastelegging wordt aangeduid als [aangeefster/benadeelde partij]. De verdachte zou in de periode van 15 tot en met 16 juni 2017 meermalen de aangeefster hebben verkracht. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2017. De officier van justitie, mr. M.E. Woudman, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten en een gevangenisstraf van drie jaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster, die op het moment van de feiten 18 jaar oud was maar door een lichte verstandelijke beperking functioneerde op het niveau van een 13-jarige, contact had gekregen met de verdachte via Instagram. Er zijn verschillende seksuele handelingen geweest, maar de rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat deze handelingen plaatsvonden in de ten laste gelegde periode. De rechtbank heeft twijfels over de verklaringen van de aangeefster, die inconsistent waren en mogelijk beïnvloed door haar verstandelijke beperking.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastelegging en heeft de verdachte vrijgesproken. De benadeelde partij, bijgestaan door haar advocaat mr. W.A. Monster, heeft een vordering ingediend voor immateriële schade, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.