ECLI:NL:RBAMS:2021:3323

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
13/669061-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van vermeende verkrachting met verstandelijk beperkte aangeefster

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, heeft de rechtbank Amsterdam op 17 juni 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft de verdenking van verkrachting van een aangeefster, die in de tenlastelegging wordt aangeduid als [aangeefster/benadeelde partij]. De verdachte zou in de periode van 15 tot en met 16 juni 2017 meermalen de aangeefster hebben verkracht. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2017. De officier van justitie, mr. M.E. Woudman, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten en een gevangenisstraf van drie jaren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster, die op het moment van de feiten 18 jaar oud was maar door een lichte verstandelijke beperking functioneerde op het niveau van een 13-jarige, contact had gekregen met de verdachte via Instagram. Er zijn verschillende seksuele handelingen geweest, maar de rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat deze handelingen plaatsvonden in de ten laste gelegde periode. De rechtbank heeft twijfels over de verklaringen van de aangeefster, die inconsistent waren en mogelijk beïnvloed door haar verstandelijke beperking.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastelegging en heeft de verdachte vrijgesproken. De benadeelde partij, bijgestaan door haar advocaat mr. W.A. Monster, heeft een vordering ingediend voor immateriële schade, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/669061-17
Datum uitspraak: 17 juni 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.E. Woudman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Kilinç, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De verdenking komt er – kort gezegd – op neer dat verdachte in de periode van 15 juni 2017 tot en met 16 juni 2017 [aangeefster/benadeelde partij] meermalen heeft verkracht.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vrijspraak

3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft met aangeefster contact gekregen via Instagram. Dit contact is tot stand gekomen een aantal maanden voor de in de tenlastelegging genoemde periode. Verdachte en aangeefster hebben elkaar minstens twee keer daadwerkelijk ontmoet, op het toenmalige woonadres van aangeefster, [adres] , op momenten waarop aangeefster alleen thuis was. Beide keren heeft dat geleid tot seksueel handelen. Aangeefster is in ieder geval gedeeltelijk ontkleed geweest en aangeefster heeft verdachte gepijpt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij daarbij het hoofd van aangeefster heeft beetgepakt ten einde zijn penis diep in haar mond te duwen. Deze vorm van orale seks staat in de volksmond ook wel bekend als ‘deepthroaten’; een handeling waarbij de penis van de man diep in de keel van een ander wordt gebracht, waardoor de ademhaling van die ander belemmerd wordt. Verdachte heeft deze handelwijze leren kennen door het kijken naar porno.
Verdachte heeft op enig moment waarop aangeefster hem pijpt met zijn mobiele telefoon een foto gemaakt, waarop haar hoofd herkenbaar in beeld is en zij verdachtes penis in haar mond heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij deze foto heeft gemaakt ‘als herinnering’.
Aangeefster was destijds 18 jaar oud, maar functioneerde door een lichte zwakzinnigheid (TIQ 55) op het niveau van een 13-jarige. In het weekend van 17 en 18 juni 2017 constateerde de naaste familie van aangeefster afwijkend gedrag bij haar, hetgeen de familie zorgen baarde. Hiermee geconfronteerd vertelde aangeefster dat zij, gebruik makend van de telefoon en de tablet van haar moeder, de afgelopen maanden contact via Instagram heeft gehad met een jongen die zij kent als [naam 1] . Deze jongen heeft zij in ieder geval twee keer ontmoet bij haar thuis, op tijdstippen waarop zij alleen thuis was. Beide keren hebben aangeefster en verdachte seks gehad.
De familie van aangeefster maakte zich ernstig zorgen over haar welzijn en wilde weten wie deze [naam 1] was en wilde hem confronteren met zijn, huns inziens, ongewenste gedrag. Op 19 juni 2017 heeft de familie, gebruik makend van het Instagram-account van aangeefster contact gezocht met verdachte en zich daarbij voorgedaan als aangeefster. Aangegeven werd dat ze alleen thuis was.
Verdachte reageerde snel, binnen vier minuten.
Op de vraag wat hij wilde stuurde verdachte een foto met de afbeelding van het hoofd van aangeefster met in de mond verdachtes stijve penis.
Verdachte stuurde daarbij de tekst:
14.16
uur:
Ik ga me lul zo diep in je keel stoppen
Dat je niet meer gaat ademen
En dan kom ik klaar
Dus welk huisnummr?
14.17
uur:
Wil je me lul?
14.18
uur:
Je maakt me echt boos nu wollah
14.19
uur:
Ik ga echt overal aanbellen wollah
Wacht maar
We gaan zien
14.24
uur:
3 min
Begin ik aan te bellen
14.28
uur:
Ben in j straat
14.29
uur:
Ik bel nu aan
14.3
uur:
Je moeder is thuis he
14.31
uur:
Als je niet reageert
Ga ik gwn praten
En die foto laten zien
Kijk uit het raam
14.32
uur:
Ik zei al
Ik ga weer aanbellen
(…)
14.57
uur:
Ik wil dat je het weer doet
Alleen dit keer ga ik je meer laten deepthroaten
Wil je het zien kom ik laat je zien
(…)
15.41
uur:
Ben er over 3 min
Door deze, naar het oordeel van de rechtbank ongeoorloofde en zeer laakbare handelwijze heeft verdachte aangeefster onder druk willen zetten om opnieuw met hem seksueel contact te hebben, in ieder geval bestaande uit het deepthroaten; verdachte heeft hierover bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster hiermee inderdaad heeft willen afdreigen, maar dat hij deze dreiging nooit zou effecturen.
Verdachte kwam vervolgens rond 15.55 uur aan bij de woning van aangeefster en werd daarbij opgewacht door haar familie die hem vervolgens heeft overgedragen aan de politie.
Verdachtes telefoon, een iPhone, is in beslag genomen. Verdachte heeft steeds geweigerd medewerking te verlenen aan onderzoek naar de inhoud van zijn telefoon. Ook heeft verdachte lange tijd geen openheid van zaken willen geven en zich beroepen op zijn zwijgrecht. Pas op 13 oktober 2017 heeft hij bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd, waarin hij onder meer heeft verklaard over zijn contacten met aangeefster via Instagram en twee daadwerkelijke afspraken bij haar thuis, waarbij sprake is geweest van, naar zijn zeggen, vrijwillig pijpen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zo lang gewacht heeft met het afleggen van een verklaring omdat hij nog niet het volledige dossier had gelezen.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. De verklaring van aangeefster dat zij op 15 en 16 juni 2017 door verdachte is verkracht vindt onder meer steun in de verklaringen van de moeder en de schoonzus van aangeefster, die verdachte op respectievelijk 15 en 16 juni 2017 bij de woning van aangeefster hebben gezien en in de foto die verdachte op 19 juni 2017 via Instagram heeft verzonden, waarop te zien is dat hij door aangeefster wordt gepijpt. Uit de Instagram-conversatie blijkt bovendien dat hij dreigde de foto aan de moeder van aangeefster te sturen als zij hem niet in de woning zou binnenlaten.
Op basis van de verklaring van aangeefster kan worden aangenomen dat de op 19 juni 2017 verzonden foto op 15 juni 2017 is gemaakt. Verdachte stelt dat de foto op een eerder moment is gemaakt, maar het is aan de verdediging om dit aannemelijk te maken. Verdachte heeft zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen en heeft vervolgens weinig geloofwaardige verklaringen afgelegd. Hij heeft bovendien geweigerd om zijn telefoon te ontgrendelen. De woning van aangever en de woning van verdachte liggen niet ver van elkaar en het door verdachte gegeven alibi is niet sluitend. Het kan dan ook bewezen worden dat verdachte op 15 en 16 juni 2017 aangeefster heeft verkracht, waarbij hij haar in het gezicht heeft geslagen, aan haar haren heeft getrokken en heeft gedreigd naaktfoto’s van haar te verspreiden.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft gewezen op tegenstrijdigheden en inconsequenties in de door aangeefster afgelegde verklaringen, waaruit zou blijken dat zij niet de waarheid heeft gesproken. Op 15 en 16 juni 2017 zijn slechts enkele Instagram berichten door verdachte verzonden. De telefoon van verdachte heeft bovendien op 15 en 16 juni 2017 geen zendmast in de buurt van de woning van aangeefster aangestraald, terwijl dat wel het geval was op 19 juni 2017 toen verdachte voor de woning van aangeefster werd aangehouden. Dit bevestigt dat verdachte op 15 en 16 juni 2017 niet bij aangeefster in de woning is geweest.
Op basis van de door de getuige [getuige] verstrekte gegevens zou de jongen die zij heeft gezien op 16 juni 2017 tussen 18:03 uur en 18:33 uur in de woning van aangeefster zijn geweest. Uit de zendmastgegevens blijkt echter dat de telefoon van verdachte zich in de buurt van zijn ouderlijke woning bevond. Bovendien heeft verdachte kort daarvoor een e-mail verzonden aan een verzekeringsmaatschappij. Dat verdachte op die tijdstippen thuis was, wordt tenslotte bevestigd door de verklaringen van zijn moeder, vader en zus. Aldus wordt door de bevindingen in het dossier bevestigd dat aangeefster op 15 en/of 16 juni 2017 niet door verdachte is verkracht en zal vrijspraak moeten volgen.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat er sprake is geweest van handelingen die in ieder geval hebben bestaan uit het in de mond brengen en/of duwen van verdachtes penis. Verdachte stelt dat deze handelingen vrijwillig door aangeefster zijn verricht. Gelet echter op de vastgestelde verstandelijke beperkingen van aangeefster stelt de rechtbank zich de vraag of aangeefster wel voldoende bij machte is geweest haar wil daaromtrent te bepalen, welke vraag echter – gelet op de keuze voor de ten laste gelegde feiten – niet beantwoord behoeft te worden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettige bewijsmiddelen zijn, die kunnen dienen tot het bewijs dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster, waarbij sterke aanwijzingen bestaan dat deze handelingen niet vrijwillig door aangeefster zijn ondergaan.
Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank echter niet de overtuiging dat de twee fysieke ontmoetingen van verdachte met aangeefster hebben plaatsgevonden in of omstreeks de ten laste gelegde periode. De als getuige gehoorde schoonzus van aangeefster, [getuige] verklaart dat aangeefster niet goed kan klokkijken en dat zij niet goed is in data. Wellicht mede als gevolg van haar verstandelijke beperking is aangeefster niet consistent geweest in de door haar afgelegde verklaringen; zo heeft zij aanvankelijk verklaard dat er eveneens sprake is geweest van anale seks, hetgeen zij in haar verklaring bij de rechter-commissaris weerspreekt.
Verdachte ontkent ten stelligste dat hij de ten laste gelegde verkrachtingen heeft gepleegd op 15 en 16 juni 2017. De rechtbank gaat ervan uit dat de onder de verdachte inbeslaggenomen telefoon, de iPhone gekoppeld aan het nummer [nummer] , de telefoon is waarvan hij destijds gebruik heeft gemaakt. Volgens de zich in het dossier bevindende verkeersgegevens is die telefoon op 15 noch op 16 juni 2017 uitgepeild in de directe omgeving van de woning van de aangeefster. Daarentegen is dat wel het geval op 19 juni 2017, op het moment dat hij naar de woning van aangeefster gaat en daar wordt aangetroffen door de politie; uit de verkeersgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op dat moment wordt aangestraald door de mast ‘ [naam 2] ’. Deze bevindingen ondersteunen de ontkenning van verdachte voor wat betreft de twee genoemde data.
De moeder van aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte op donderdag 15 juni 2017 voor haar woning heeft zien staan, leunend tegen een muur. De schoonzus van aangeefster meent verdachte op vrijdag 16 juni 2017 in het portiek van de woning van aangever te hebben gezien, met een telefoon in zijn hand. De rechtbank twijfelt niet aan de oprechtheid van deze verklaringen aangaande de herkenning, maar kan niet uitsluiten dat zij zich op dit punt vergissen. De moeder van aangeefster is ervan overtuigd dat de jongen die zij op 19 juni 2017 heeft gezien en die door de politie is aangehouden dezelfde jongen is die zij op 15 juni 2017 bij de woning heeft gezien. Zij heeft de persoon op straat echter kort gezien en de door haar gegeven kenmerken van deze persoon zijn weinig specifiek. De herkenning van de schoonzus is gebaseerd op het zien van verdachte in zijn strafzaak op de pro-formazitting van 21 september 2017 waar hij terecht stond voor de onderhavige verdenking, zodat beïnvloeding van die herkenning om die reden niet uitgesloten kan worden.
De rechtbank acht daarom de herkenningen onvoldoende voor de overtuiging dat de beweerdelijke feiten zich hebben voorgedaan op of omstreeks 15 en 16 juni 2017.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de hem ten laste gelegde feiten.

4.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij] , bijgestaan door haar advocaat mr. W.A. Monster, vordert € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juni 2021.
[---]