Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Aachen in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 16 april 2021 en betreft een onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij grensoverschrijdende drugshandel. De opgeëiste persoon, geboren in Vietnam in 1968, is thans gedetineerd en heeft de Nederlandse en Vietnamese nationaliteit. Tijdens de openbare zitting op 8 juni 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd het EAB besproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat de feiten voldoende zijn omschreven. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de feiten niet genoegzaam waren omschreven, maar de rechtbank oordeelde dat de beschrijving van de feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon duidelijk waren. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, waarin werd verzekerd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, haar straf in Nederland zal ondergaan.
De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan en dat de overlevering kan worden toegestaan. De beslissing werd genomen in het kader van de internationale rechtsbijstand en de noodzaak om samen te werken met andere EU-lidstaten in strafzaken. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.