ECLI:NL:RBAMS:2021:3305

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
9030571 WM VERZ 21-412
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid kantonrechter bij beroep om proceskostenvergoeding in het kader van de Wahv

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door de gemachtigde van een B.V. tegen het uitblijven van betaling van een proceskostenvergoeding door de verweerder. De gemachtigde had eerder een proceskostenvergoeding van € 262,50 toegekend gekregen, maar deze was niet binnen de afgesproken termijn betaald. De gemachtigde heeft op 24 september 2020 beroep ingesteld bij de kantonrechter, omdat de betaling nog steeds niet had plaatsgevonden. Tijdens de zitting op 27 mei 2021 heeft de gemachtigde zijn standpunt toegelicht en verzocht om een dwangsom. De verweerder heeft verzocht om aanhouding van de zaak voor nader onderzoek, maar de kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen.

De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of hij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De gemachtigde stelde dat het uitblijven van betaling gelijkgesteld kon worden met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Echter, de kantonrechter oordeelde dat het feitelijk niet (tijdig) betalen van de proceskostenvergoeding geen besluit of daarmee gelijk te stellen handeling is. Op basis van deze overwegingen heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. De beslissing houdt in dat de gemachtigde niet in zijn verzoek wordt ontvangen, en dat er geen verdere behandeling van de zaak zal plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. M.R. Jöbsis
zaaknummer: 9030571 WM VERZ 21-412
beslissing van: 27 mei 2021
func.: 496
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 27 mei 2021 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[gemachtigde] B.V.( [naam vertegenwoordiger gemachtigde] )

[adres 1]
(verder: “gemachtigde”)
welk beroep is ingesteld bij beroepschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op
24 september 2020 en is gericht tegen het uitblijven van betaling van proceskostenvergoeding door verweerder, ten aanzien van:

[betrokkene] B.V.

[adres 2]
(verder: “betrokkene”)

CJIB-nummer: [CJIB nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 7 oktober 2019 (verder: de initiële beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd.
Op 11 maart 2020 heeft verweerder de beslissing van verweerder vernietigd.
Bij brief van 12 maart 2020 heeft verweerder een proceskostenvergoeding van € 262,50 toegekend.
Op 9 september 2020 heeft gemachtigde verweerder schriftelijk in gebreke gesteld omdat de proceskostenvergoeding op die datum nog steeds niet aan hem was betaald, terwijl in voornoemde brief van verweerder van 12 maart 2020 is vermeld dat betaling binnen zes tot acht weken plaatsvindt.
De gemachtigde heeft vervolgens op 24 september 2020, omdat op die datum in de onderhavige zaak nog steeds geen betaling heeft plaatsgevonden, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Gemachtigde maakt aanspraak op een dwangsom.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 27 mei 2021, voor welke zitting partijen zijn opgeroepen. Gemachtigde en een vertegenwoordiger van verweerder zijn ter zitting verschenen.
Verweerder verzoekt ter zitting om aanhouding van de zaak teneinde nader onderzoek te kunnen verrichten. Indien dit verzoek niet wordt ingewilligd, refereert verweerder zich met betrekking tot de inhoud van het ingestelde beroep aan het oordeel van de kantonrechter.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Het beroep wordt geacht tijdig te zijn ingesteld.
2. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden, zoals door verweerder ter zitting is verzocht.
3. Gemachtigde voert bij het beroepschrift aan dat betaling van proceskosten berust op een publiekrechtelijke grondslag, en dat die betaling daarmee gelijkgesteld kan worden met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet hierop kan het uitblijven van (tijdige) betaling gelijkgesteld worden met het tijdig nemen van een besluit als bedoeld in artikel 6:2, onder b. van de Awb. Ter zitting heeft gemachtigde een toelichting gegeven. Gemachtigde heeft ter zitting nog aangevoerd dat het door verweerder toegezegde bedrag aan proceskostenvergoeding op 2 november 2020 door hem is ontvangen.
4. Het volgende wordt overwogen.
Allereerst dient te worden beoordeeld of de kantonrechter bevoegd is van de zaak kennis te nemen.
5. Artikel 1.3, tweede lid van de Awb bepaalt dat onder een beschikking wordt verstaan
een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
6. Een beschikking is aan te merken als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
7. Het feitelijk niet (tijdig) betalen van de proceskostenvergoeding is geen besluit of een daarmee gelijk te stellen handeling.
8. De kantonrechter verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending:
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.