In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, [eiseres] B.V., en de coöperatie Rabobank U.A. over de opzegging van de bankrelatie door Rabobank. [eiseres] vorderde een verklaring voor recht dat Rabobank geen opzeggingsbevoegdheid had en dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De rechtbank oordeelde dat Rabobank de bankrelatie mocht opzeggen, omdat zij een gerechtvaardigd belang had bij de beëindiging van de overeenkomsten. De rechtbank overwoog dat Rabobank op basis van haar zorgplicht en de wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) verplicht was om een cliëntenonderzoek uit te voeren. Rabobank had geconstateerd dat [eiseres] niet voldeed aan haar contractuele verplichtingen, waaronder het tijdig melden van wijzigingen in de aandeelhoudersstructuur. De rechtbank concludeerde dat de opzegging niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, omdat Rabobank voldoende zwaarwegende belangen had bij de opzegging in verhouding tot de belangen van [eiseres]. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.