ECLI:NL:RBAMS:2021:3270

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
CV 20-23376
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en ontvankelijkheid van de opposant

In deze zaak heeft de kantonrechter op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzetzaak, waarbij de opposant, een besloten vennootschap, verzet heeft ingesteld tegen een verstekvonnis van 8 oktober 2009. Dit verstekvonnis verplichtte de opposant om een bedrag van € 2.951,65 te betalen aan Hoist, met betrekking tot aan haar gecedeerde facturen van KPN. De opposant stelde dat er nooit een overeenkomst met KPN heeft bestaan en vroeg om ontheffing van de veroordeling en vernietiging van het verstekvonnis, met afwijzing van de vorderingen van de geopposeerde en veroordeling van de geopposeerde in de proceskosten.

De procedure begon met de verzetdagvaarding van 8 december 2020, gevolgd door een herstelexploot en een instructievonnis van 18 januari 2021. De kantonrechter heeft beoordeeld of het verzet tijdig was ingesteld tegen het verstekvonnis. Volgens artikel 145 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schorst het verzet de tenuitvoerlegging van het vonnis, mits dit tijdig en op de juiste wijze wordt gedaan. De kantonrechter concludeerde dat het verzet niet op de juiste wijze was ingesteld, omdat het was gericht tegen de geopposeerde, die niet de oorspronkelijk eisende partij was. De oorspronkelijke eisende partij was Hoist.

Aangezien de opposant het verzet niet heeft ingesteld tegen Hoist, was hij niet-ontvankelijk in zijn verzet. De kantonrechter heeft de opposant dan ook veroordeeld in de proceskosten van de geopposeerde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8950811 CV EXPL 20-23376
vonnis van: 28 juni 2021
fno.: 364

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[opposant]

wonende te [woonplaats]
opposant, nader te noemen: [opposant]
gemachtigde: mr. S. Kara
t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [geopposeerde] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats]
geopposeerde, nader te noemen: [geopposeerde]
gemachtigde: E.A.P. van Lith, gerechtsdeurwaarder

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de verzetdagvaarding van 8 december 2020, met producties;
- het herstelexploot van 24 december 2020;
- het instructievonnis van 18 januari 2021, waarbij is bepaald dat schriftelijk werd voort geprocedeerd;
- de conclusie van antwoord in oppositie, met producties;
- de conclusie van repliek in oppositie.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
Bij verstekvonnis van 8 oktober 2009 is [opposant] veroordeeld om aan Hoist een bedrag van € 2.951,65 aan hoofdsom te betalen met betrekking tot aan haar gecedeerde facturen van KPN, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
1.2.
Op 3 november 2020 heeft incassobureau [geopposeerde] aan [opposant] een proces-verbaal laten betekenen “waaruit blijkt dat uit kracht van de daarin vermelde executoriale titel(s)”, op verzoek van [geopposeerde] ten laste van [opposant] executoriaal derdenbeslag was gelegd.

Het geschil

2. [opposant] vraagt hem te ontheffen van de veroordeling van het verstekvonnis van 8 oktober 2009, met vernietiging van het verstekvonnis en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [geopposeerde] af te wijzen, alles met veroordeling van [geopposeerde] in de proceskosten.
3. [opposant] , stelt kort gezegd, dat tussen hem en KPN nooit een overeenkomst heeft bestaan, zodat hij uit hoofde daarvan ook geen facturen is verschuldigd.
4. [geopposeerde] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hieronder voor zover van belang nader ingegaan.

Beoordeling

5. Partijen debatteren in de eerste plaats over de vraag of het verzetschrift van 8 december 2020 tijdig is ingesteld tegen het verstekvonnis van 8 oktober 2009. Voordat daarop wordt ingegaan geldt het volgende.
6. Ingevolge artikel 145 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schorst het verzet de tenuitvoerlegging van het vonnis, mits dit tijdig én op de voorgeschreven wijze wordt gedaan en ingevolge artikel 147 Rv wordt door het instellen van dit verzet de instantie heropend. Als verzet op de juiste wijze wordt ingesteld is dus geen sprake van een nieuwe of opvolgende instantie, maar van voortzetting van de oorspronkelijke instantie. Het exploot van verzet geldt dan ook in dat geval als conclusie van antwoord tegen de oorspronkelijke dagvaarding. Dit brengt mee dat het rechtsmiddel van verzet moet worden ingesteld tegen de oorspronkelijk eisende partij.
7. Het verzetexploot tegen het verstekvonnis van 8 oktober 2009 is door (de gemachtigde van) [opposant] ingesteld tegen [geopposeerde] , aan wie kennelijk de vordering uit het verstekvonnis in de jaren na het verstekvonnis ter incasso is uitbesteed of is gecedeerd. [geopposeerde] was echter niet de oorspronkelijk eisende partij, dat was Hoist. De oorspronkelijke procedure tegen Hoist is daardoor dan ook niet heropend. Als [opposant] [geopposeerde] (mede) had willen betrekken in de oorspronkelijke procedure tegen Hoist, had hij verzet tegen het verstekvonnis moeten instellen tegen Hoist en vervolgens had [geopposeerde] ingevolge artikel 225 lid 1 c Rv schorsing kunnen vragen om in de plaats van Hoist het geding ter hervatten. Dat is niet gebeurd. Conclusie is dan ook dat [opposant] , nu hij het verzetexploot niet heeft ingesteld tegen de oorspronkelijk eisende partij Hoist, niet-ontvankelijk is in zijn verzet tegen het verstekvonnis van 8 oktober 2009. Reeds hierom behoeven de standpunten van partijen (over de tijdigheid van het verzet) geen bespreking.
8. [opposant] wordt als niet-ontvankelijke partij veroordeeld in de proceskosten van [geopposeerde] .

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart [opposant] niet-ontvankelijk in het verzet tegen het verstekvonnis van 8 oktober 2009;
veroordeelt [opposant] in de proceskosten aan de zijde van [geopposeerde] , tot op heden begroot op € 218,- aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [opposant] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,- aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,- en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [opposant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.