Beoordeling
Waartoe verplicht de pensioentoezegging?
9. DLA heeft [eiseres] een pensioentoezegging gedaan. De in dat kader gemaakte afspraken hebben partijen vastgelegd in de pensioenbrief (zie 1.6). De pensioenregeling geldt vanaf 1 januari 1992 en ter uitvoering daarvan is in 1995 een kapitaalverzekering bij Delta Lloyd afgesloten. Kern van het geschil betreft de vraag waartoe de pensioentoezegging van DLA aan [eiseres] verplicht. Het houdt partijen in dat kader verdeeld of voor de berekening van het (ter uitvoering van de pensioentoezegging) te verzekeren kapitaal een rekenrente van 6% is overeengekomen. Volgens [eiseres] is dat niet het geval en moet het verzekerd kapitaal op basis van de pensioentoezegging (zowel jaarlijks als bij het einde dienstverband) worden aangepast aan de op dat moment geldende marktrente en tarieven zodat het op te bouwen kapitaal steeds toereikend is om het haar toegezegde ouderdomspensioen op basis van eindloon aan te kunnen kopen. DLA heeft dat gemotiveerd betwist. Daarom moet worden uitgelegd welke pensioenaanspraken [eiseres] in de pensioentoezegging zijn toegekend.
10. Bij deze uitleg komt het niet alleen aan op een taalkundige uitleg van de bewoordingen van de pensioentoezegging, maar ook op de bedoeling die partijen hadden toen zij de afspraken maakten en op hetgeen zij onder de omstandigheden redelijkerwijs van elkaar konden en mochten verwachten. Bij de beoordeling daarvan moeten de maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden betrokken.
11. Tegen die achtergrond is, anders dan [eiseres] heeft betoogd, voor de uitleg van de gemaakte pensioenafspraken tussen partijen niet alleen de pensioenbrief maatgevend. Ook (de offerte voor) de kapitaalverzekering die ter dekking van het toegezegde ouderdomspensioen is afgesloten dient daarbij te worden betrokken, aangezien daarnaar in de pensioenbrief met zoveel woorden wordt verwezen. Als onvoldoende gemotiveerd betwist, neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat met die verwijzing wordt gedoeld op de kapitaalverzekering die tot stand is gekomen op basis van de offerte van Delta Lloyd van 16 augustus 1995, aangezien niet is gesteld of is gebleken dat op basis van de offerte van 29 januari 1996 (zie 1.4) een verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen. [eiseres] wordt niet gevolgd in haar standpunt dat DLA zich nooit gebonden heeft geacht aan de offerte van 16 augustus 1995 (hetgeen [eiseres] afleidt uit het feit dat DLA kennelijk in 1996 een nieuwe offerte bij Delta Lloyd heeft aangevraagd) zodat deze niet als onderdeel van de pensioentoezegging kan gelden. Het door beide partijen ondertekende aanvraagformulier voor de kapitaalverzekering van 26 september 1995 (zie 1.3) verwijst immers naar de offerte van 16 augustus 1995, en dit aanvraagformulier en het door [eiseres] in het geding gebrachte polisblad van de kapitaalverzekering vermelden hetzelfde polisnummer. Zowel de offerte van 16 augustus 1995 (anders dan de offerte uit 1996) als de pensioenbrief gaan bovendien uit van een pensioenregeling per 1 januari 1992. Uit een en ander – en ook uit het feit dat, zoals DLA onweersproken heeft aangevoerd, Delta Lloyd het concept voor de pensioenbrief heeft aangeleverd – valt af te leiden dat de pensioentoezegging en de op basis van de offerte van 16 augustus 1995 gebaseerde verzekeringsovereenkomst op elkaar zijn afgestemd en aldus een samenstel van producten betreft. Dat geldt temeer nu de totstandkoming van de kapitaalverzekering vooraf is gegaan aan het ondertekenen van de pensioenbrief, waardoor partijen bij de ondertekening van de pensioenbrief op de hoogte waren van de aard en de inhoud van de verzekering tot het aangaan waarvan de pensioenbrief verplichtte. De kantonrechter zal deze stukken dan ook in onderlinge samenhang beoordelen.
12. In de pensioenbrief staat vermeld dat het beoogde ouderdomspensioen per dienstjaar 1,75% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag (eindloon) bedraagt. Uit het feit dat sprake is van een beoogd pensioen valt reeds af te leiden dat sprake is van onzekerheid of het pensioenresultaat uiteindelijk gelijk zou zijn aan een eindloonpensioen. De uitvoering van de pensioentoezegging is vorm gegeven via een kapitaalverzekering waarbij er voor de vaststelling van de hoogte van het te verzekeren kapitaal naar wordt gestreefd om met het verzekerde kapitaal in de toekomst (onder meer) het beoogde ouderdomspensioen te kunnen aankopen. Deze pensioenaanspraak kwalificeert, daar zijn partijen het over eens, als een zogenaamde streefregeling. In de offerte van 16 augustus 1995 staat vermeld dat bij de vaststelling van het verzekerd kapitaal en de begroting van het beoogd ouderdomspensioen rekening is gehouden met een rekenrente van 6%. [eiseres] heeft op basis van deze offerte de kapitaalverzekering aangevraagd, zodat – anders dan zij heeft aangevoerd – niet valt in te zien dat zij niet op de hoogte is geweest van het feit dat bij het vaststellen van het doelkapitaal voor het aan te kopen pensioen werd gerekend met een vaste rekenrente. Steun voor het standpunt van DLA dat een rekenrente van 6% is overeengekomen is tevens te vinden in de brief van Nationale Nederlanden aan [eiseres] van 13 februari 2003 (zie 1.5) waarin dat met zoveel woorden staat vermeld. De hoogte van het uiteindelijk aan te kopen ouderdomspensioen zal volgens de pensioentoezegging worden bepaald op de pensioendatum aan de hand van het dan tot uitkering komende kapitaal uit de kapitaalverzekering. Dat kapitaal zal worden aangewend als koopsom voor het pensioen (onder meer) aan de hand van de gemiddelde levensverwachting en de marktrente op het moment van omzetting van het pensioenkapitaal in het levenslang ouderdomspensioen. In de pensioentoezegging staat in dit verband uitdrukkelijk vermeld dat als het verzekerde kapitaal op de pensioendatum lager is dan nodig om – volgens de dan bij verzekeraars geldende lijfrentetarieven – het toegezegde beoogde pensioen aan te kopen, het lagere pensioen wordt aangekocht en in de plaats zal treden van het toegezegde pensioen. De lijfrentetarieven zijn onder meer gebaseerd op de actuele rekenrente. In de pensioentoezegging (op zich zelf en in samenhang met de offerte van 16 augustus 1995 bezien) is dan ook voldoende tot uitdrukking gebracht dat sprake was van een voorbehoud met betrekking tot de hoogte van de pensioenuitkeringen en dat het risico op een tegenvallend resultaat in dat verband voor rekening komt van [eiseres] . Het standpunt van [eiseres] dat er in feite op neerkomt dat DLA haar pensioenuitkeringen van een bepaalde hoogte heeft toegezegd en daarom verplicht zou zijn om de polis aan te passen op basis van actuele rentetarieven, vindt dan ook geen steun in pensioenbrief en de offerte van 16 augustus 1995.
13. Dat in de pensioentoezegging is bepaald dat bij het einde van het dienstverband voor de pensioenleeftijd een tijdevenredige aanspraak op het pensioen bestaat, maakt het voorgaande niet anders. Niet in geschil is dat salarisverhogingen van [eiseres] leiden tot verhoging van het verzekerd kapitaal en dat in zoverre een affinancieringsverplichting rust op DLA. Een dergelijke affinancieringsverplichting betekent echter nog niet dat op DLA een verdergaande verplichting rust dan voortvloeit uit de pensioentoezegging, in het bijzonder niet dat zij een resultaat op basis van eindloon heeft gegarandeerd.
14. [eiseres] beroept zich ter ondersteuning van de door haar voorgestane uitleg van de pensioentoezegging verder op de mededeling van een medewerker van DLA van 30 september 2009 dat [eiseres] een eindloonregeling toekomt. Nog daargelaten dat niet is gesteld of is gebleken dat deze medewerker van DLA in dit verband enige bevoegdheid toekwam, geldt dat deze mededeling van ver na de datum is waarop de pensioenafspraken tussen partijen werden gemaakt zodat daaraan reeds daarom geen betekenis toekomt. Voor zover [eiseres] ter onderbouwing van haar standpunt heeft aangevoerd dat een eindloonregeling toentertijd een gangbare pensioenregeling was, geldt dat DLA gemotiveerd heeft betwist dat dit de enige gangbare pensioenregeling was zodat ook deze enkele stelling niet kan leiden tot de door haar bepleite uitleg van de pensioenafspraken.
15. [eiseres] heeft verder betoogd dat DLA op grond van artikel 23 van de Pensioenwet wettelijk verplicht is tot het volledig onderbrengen van de door [eiseres] opgebouwde pensioenaanspraken en het jaarlijks volledig ondergebracht houden daarvan, hetgeen volgens haar betekent dat op DLA naast de verplichting om de jaarlijkse premie te betalen nog de jaarlijkse verplichting rust om zo nodig daarnaast de koopsom te betalen die nodig is om de door [eiseres] opgebouwde pensioenaanspraken zeker te stellen. Ook in dit betoog wordt [eiseres] niet gevolgd, aangezien – zoals DLA onweersproken heeft aangevoerd – uit artikel 18 Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (die het overgangsrecht ten aanzien van de Pensioenwet bevat) blijkt dat bestaande C-polissen mogen worden gecontinueerd.
15. De kantonrechter begrijpt het standpunt van [eiseres] verder zo dat, ook als een garantie op bepaalde pensioenbedragen in de pensioenregeling ontbreekt, de circulaire van de PVK de instructie voor de pensioenverzekeraar inhield om jaarlijks de benodigde pensioenkapitalen te herrekenen aan de hand van het dan geldende salaris en geldende rentestanden en dat de circulaire dus tot aanpassing van de door DLA te betalen premies zou hebben moeten leiden waardoor de toegezegde pensioenuitkering alsnog is gegarandeerd. Ook in dat betoog wordt [eiseres] niet gevolgd. Daargelaten of de circulaire van de PVK in dit geval de daaraan door [eiseres] toegedichte betekenis heeft, geldt dat deze zich richt tot verzekeraars en DLA onweersproken heeft gesteld dat Delta Lloyd bij haar nooit heeft aangedrongen op aanpassing van de verzekeringspolis. In het licht daarvan heeft [eiseres] onvoldoende over het voetlicht weten te brengen dat de circulaire van de PVK tot een wijziging van de tussen partijen gemaakte afspraken had moeten leiden. Daarbij komt dat uit de brief van de PVK volgt dat het doelvermogen op een hogere rente dan de actuele marktrente mag worden gebaseerd onder de voorwaarde dat deze rente onderdeel uitmaakt van een schriftelijke toezegging en deze rente gelet op de lange termijn ervaringscijfers prudent is (zie 1.7). In dit geval is de hogere rekenrente naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam schriftelijk vastgelegd in de aan [eiseres] door Delta Lloyd uitgebrachte offerte van 16 augustus 1995 die heeft geleid tot de kapitaalverzekering waarnaar in de pensioenbrief wordt verwezen (zie onder 11 e.v. hiervoor). [eiseres] heeft in de processtukken zelf het standpunt ingenomen dat een rekenrente van 6% destijds reëel was. Dat deze rekenrente destijds niet prudent zou zijn, heeft zij dan ook onvoldoende gemotiveerd toegelicht. Het enkele feit dat rekenrente op enig moment als gevolg van marktontwikkelingen als te hoog moest worden aangemerkt – waarvan [eiseres] zich overigens vanaf 2009 (zie 1.9) bewust was – maakt nog niet dat DLA gehouden was tot aanpassing van de kapitaalverzekering op basis van actuele rentetarieven.
17. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] – op wie in deze de bewijslast rust – in het licht van het door DLA gevoerde verweer onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de pensioenbrief zo moet worden uitgelegd dat DLA een bepaalde pensioenuitkering op basis van eindloon heeft gegarandeerd of dat [eiseres] dat zo heeft mogen begrijpen. De conclusie is dan ook dat de vorderingen van [eiseres] onder 2a, 2b en 2f onder ii, die alle op dat standpunt zijn gebaseerd, zullen worden afgewezen. Het betoog van DLA dat [eiseres] te laat heeft geklaagd over het feit dat bij de uitvoering van de pensioentoezegging plaatsvond op basis van een vaste rekenrente van 6% kan op dit punt niet tot een andere uitkomst leiden, zodat dit niet nader hoeft te worden besproken.
18. Het voorgaande neemt niet weg dat partijen bij het maken van de pensioenafspraken een ander streven hadden en mogelijk dat DLA daarom (in het kader van goed
werkgeverschap) op 21 december 2016 het voorstel heeft gedaan om niet de rekenrente
van 6% maar de gemiddelde marktrente uit 2009 (het moment waarop de pensioenregeling ter discussie is gesteld) te hanteren. Gelet op de ingestelde vorderingen, kan dat in het kader van deze procedure echter verder geen rol spelen.
Is DLA de pensioentoezegging (overigens) correct nagekomen?
19. De overige vorderingen – die bij repliek zijn ingesteld respectievelijk zijn gewijzigd –zijn gegrond op de stelling van [eiseres] dat DLA de pensioentoezegging niet juist nakomt. Voor zover deze vorderingen zijn gebaseerd op de stelling van [eiseres] dat DLA gehouden is om het verzekerd kapitaal onder de pensioentoezegging bij te stellen op basis van actuele marktrente en tarieven, kan [eiseres] blijkens het voorgaande niet in haar standpunt worden gevolgd en dienen de vorderingen te worden afgewezen. Dat laat onverlet dat DLA gehouden is de bestaande pensioentoezegging gestand te doen en de premie voor de kapitaalverzekering die gesloten is ter afdekking van het pensioen te voldoen. Tussen partijen is niet in geschil dat DLA deze premiebetaling per 1 januari 2014 aan Nationale Nederlanden ten onrechte heeft gestaakt. Reeds daarom is de vordering onder 2c – welke vordering DLA verder niet gemotiveerd heeft betwist – toewijsbaar.
20. DLA heeft met een beroep op de brief van haar pensioenadviseur van 14 april 2020 (zie 1.17) gemotiveerd betwist dat zij de pensioentoezegging – het punt van de aanpassing op basis van marktrente daargelaten – niet juist nakomt. [eiseres] heeft haar stelling vervolgens bij akte na conclusie van dupliek nader toegelicht. [eiseres] heeft in dat verband aangevoerd dat DLA het verzekerd bedrag ten opzichte van 2010 heeft verlaagd en dat DLA onjuiste uitgangspunten heeft gehanteerd bij het berekenen van het te verzekeren ouderdomspensioen (en nabestaandenpensioen). Volgens [eiseres] zijn DLA/Nationale-Nederlanden bij de kapitaalbepalende gegevens ten onrechte uitgegaan van
het wettelijke pensioenpercentage, terwijl door handhaving van het overeengekomen percentage van 1,75% geen sprake is van overschrijding van het fiscaal maximaal aanvaardbare pensioengevend inkomen (omdat [eiseres] naast haar salaris emolumenten ontvangt die wel deel uitmaken van dat het fiscaal maximaal aanvaardbare pensioengevend inkomen en niet van het pensioengevend inkomen volgens de pensioentoezegging) en als dat niet zo is dient DLA [eiseres] in dit verband te compenseren;
een foutief aantal dienstjaren (22,1 in plaats van 31,5);
een foutief gemiddeld parttime percentage (70,1587 in plaats van 70,8%) en
een foutief pensioenpercentage (29,327% in plaats van 51,71%).
21. Omdat DLA op deze punten nog niet heeft kunnen reageren, is het debat hierover naar het oordeel van de kantonrechter nog niet voltooid. De zaak zal daarom naar de rol worden verwezen, zodat DLA in de gelegenheid wordt gesteld om (
uitsluitend) op deze punten te reageren. Alleen indien en voor zover DLA bij die akte producties in het geding brengt, zal [eiseres] in de gelegenheid worden gesteld om (
uitsluitend op die producties) te reageren. Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
22. Aangezien partijen het – met uitzondering van het punt van de rekenrente – eens zijn over de gemaakte afspraken en het feit dat daaraan door DLA uitvoering dient te worden gegeven, ligt het voor de hand dat partijen deze (onder 20 genoemde) punten in onderling overleg oplossen. In dat geval kunnen partijen afzien van het nemen van de aktes zoals hiervoor vermeld en, na vermindering van eis, vonnis vragen. De kantonrechter kan zich voorstellen dat bij dat overleg tevens wordt betrokken hetgeen onder 18 hiervoor is opgemerkt.