ECLI:NL:RBAMS:2021:3256

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
13/752079-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overleveringsverzoek uit Polen met betrekking tot Europees aanhoudingsbevel

Op 18 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een overleveringsverzoek uit Polen, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 29 juni 2020 door de regionale rechtbank van Toruń was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1987 en momenteel gedetineerd, werd gevraagd om overgeleverd te worden voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van drie jaar, waarvan nog één jaar, tien maanden en acht dagen resteerde.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 4 juni 2021. De opgeëiste persoon werd gehoord via telehoren en had de bijstand van zijn advocaat, mr. A.G.P. de Boon. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat leidde tot het vonnis in Polen, en dat de machtiging voor zijn Poolse advocaat niet correct was. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing was.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan. De uitspraak werd gedaan door mr. A.K. Glerum als voorzitter, bijgestaan door mrs. M.C. Eggink en C. Huizing-Bruil, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. C.W. van der Hoek. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752079-20
RK nummer: 21/1955
Datum uitspraak: 18 juni 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 juni 2020 door
the Regional Court of Toruń(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 juni 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is, via telehoren, gehoord en is bijgestaan door zijn advocaat,
mr. A.G.P. de Boon, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final cumulative judgement of the District Court in Toruń of 28th December 2018, file reference number II 841/18, cumulating the penalties adjudicated by the following sentences:
- sentence of the District Court in Toruń of 22nd February 2016, file reference number VIII K 135/15;
- cumulative sentence of the District Court in Toruń of 11th January 2016, file reference number II K 1162/15, which covered the penalties adjudicated by the following sentences:
- sentence of the District Court in Chełmno of 29th March 2013, file reference number II K 74/13;
- sentence of the District Court in Toruń of 20th October 2015, file reference number VIII K 1031/14.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, tien maanden en acht dagen. Deze gecumuleerde vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis met nummer II K 841/18.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Cumulative judgementmet nummer II K 841/18
De advocaat heeft aangevoerd dat de door de opgeëiste persoon getekende machtiging voor zijn Poolse advocaat niet is meegestuurd met de aanvullende informatie van 29 april 2021 en dat dit wel is vereist, omdat de opgeëiste persoon ontkent dat hij een advocaat heeft gemachtigd en hij toen al in Nederland was. Er kan niet worden uitgegaan van het vertrouwensbeginsel bij Polen, gelet op alle problematiek met de rechtsstaat aldaar.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - zich de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub b, heeft voorgedaan.
In het EAB staat dat de opgeëiste persoon een advocaat heeft gemachtigd en dat deze hem heeft verdedigd tijdens de zitting. In de aanvullende informatie van 29 april 2021 staat onder meer dat een door de opgeëiste persoon getekende machtiging zich in het Poolse dossier bevindt. De rechtbank dient van de juistheid van deze aanvullende informatie van 29 april 2021 uit te gaan. Het verweer wordt verworpen. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet van toepassing.
Onderliggende arrest met nummer IX Ka 336/16 (hoger beroep van het onderliggende vonnis met nummer VIII K 135/15)
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - zich een omstandigheid als in artikel 12, sub b, heeft voorgedaan. In de aanvullende informatie van 24 mei 2021 staat onder meer dat de door de opgeëiste persoon gemachtigde advocaat hem op de zitting in hoger beroep heeft vertegenwoordigd. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.
Onderliggendecumulative judgementmet nummer II K 1162/15
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - zich een omstandigheid als in artikel 12, sub a, heeft voorgedaan. In de aanvullende informatie van 18 mei 2021 staat onder meer dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.
Onderliggende vonnis met nummer II K 74/13, dat onderdeel uitmaakt van hetcumulative judgementmet nummer II K 1162/15
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - zich een omstandigheid als in artikel 12, sub a, heeft voorgedaan. In de aanvullende informatie van 29 april 2021 staat onder meer dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.
Onderliggende vonnis met nummer VIII K 1031/14, dat onderdeel uitmaakt van hetcumulative judgementmet nummer II K 1162/15
In de aanvullende informatie van 29 april 2021 staat onder meer vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid. Artikel 12 OLW is dus niet aan de orde.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten in het vonnis met nummer II K 74/13 waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten in de vonnissen met nummers VIII K 135/15 en VIII K 1031/14 niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.Overige verweren

De advocaat heeft naar voren gebracht dat er een fout in het EAB staat. Onder onderdeel I) onder 2) staat namelijk de naam van de moeder van de opgeëiste persoon en de familienaam in de personalia van de opgeëiste persoon is ook onjuist.
De rechtbank overweegt dat, wat er ook zij van de juistheid van de stellingen van de advocaat (de officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd de naam op internet te hebben opgezocht en geconstateerd dat deze in Polen kennelijk vaker voorkomt), het EAB is ondertekend door Grzegorz Waloch, rechter bij
the Regional Court of Toruń, en niet door de persoon die onder onderdeel I) onder 2) staat vermeld. Het verweer raakt dus niet de geldigheid van het EAB en wordt derhalve verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Toruń(Polen).
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.