Op 18 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een overleveringszaak waarbij een verzoek tot overlevering uit Polen aan de orde was. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 16 maart 2021 door de Sąd Okręgowy II Wydział Karny in Suwałki is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1987 en gedetineerd in Nederland, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling en diefstal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting op 4 juni 2021. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft in haar oordeel overwogen dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De rechtbank heeft ook de argumenten van de verdediging, die stelden dat de opgeëiste persoon slachtoffer is van systematische gebreken in de Poolse rechtsorde, verworpen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor een schending van de rechten van de verdediging en dat de overlevering geen schending van de mensenrechten zou inhouden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak werd gedaan door mr. A.K. Glerum, voorzitter, en mrs. M.C. Eggink en C. Huizing-Bruil, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.