3.4x the person was not handed over personally the decision, but:
- the decision will be handed over to him personally after surrender: and
- when the decision is handed over to him, the person will be expressly informed about the right to a rejudgment of the case or to an appeal, within which he has the right to be present and which allows that the state of facts of the case, including the new evidence, to be re-examined and that can lead to the reversal of the initial decision; and
- the person will be informed about the time period when he must request the rejudgment of the case or the filing of an appeal, which is one month.
d) Art. 466 paragraph I of the Criminal Procedure Code, according to which the person finally convicted who has been tried in absentia may request the reopening of the criminal trial within a period of one month from the day he was informed by any official notification that a criminal trial has been started against him, as well as para. 3 of the same article, according to which, for the person finally convicted and judged in absentia, a foreign state has ruled his extradition or surrender on the basis of the European arrest warrant, the term provided by para 1 runs from the date when, after being brought in the country, he was sent the notification on the conviction decision.
Standpunt van de advocaat
De raadsman heeft betoogd dat sprake is van een verzamelvonnis met vier onderliggende vonnissen. Het verzamelvonnis betreft een verstekvonnis en daarvoor wordt de mogelijkheid geboden om een rechtsmiddel in te stellen op het moment dat hij het vonnis krijgt uitgereikt in Roemenië. Ten aanzien van de onderliggende vonnissen is geen duidelijkheid of sprake is geweest van verstekvonnissen, hoe deze vonnissen tot stand zijn gekomen en voor welke feiten deze zijn gewezen. Alleen van het vonnis met nummer 174/17.02.2021 is bekend dat de opgeëiste persoon op 10 maart 2021 onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar voor
common assault, maar verdere details ontbreken. Het bijzondere is vervolgens wel dat het er op lijkt dat door dit vonnis er plotseling allerlei andere veroordelingen een rol zijn gaan spelen zonder dat duidelijk wordt of die betrekking hebben op de eerder genoemde vonnissen. Uiteindelijk lijken die andere veroordelingen te leiden tot een optelsom waaruit een totale gevangenisstraf van twee jaar, vier maanden en twintig dagen rolt. Onder deze omstandigheden staat artikel 12 OLW aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzetgarantie onvoorwaardelijk is nu volgens de aanvullende informatie van 25 mei 2021 het artikel over het instellen van verzet in de Roemeense wet van toepassing is op alle in het EAB genoemde feiten. Er wordt dus bij alle feiten gekeken of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen en als dat niet het geval is, heeft hij recht op een nieuw proces.
1. De OLW is op onderdelen gewijzigd bij wet van 3 maart 2021,
Stb. 125, die op 1 april 2021 in werking is getreden. Daarbij is ook artikel 12 OLW gewijzigd, in die zin dat de in deze bepaling neergelegde weigeringsgrond nu een facultatief karakter heeft. Gelet op deze wijziging zal de rechtbank eerst het beoordelingskader van het gewijzigde artikel 12 OLW bespreken.
2. In overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) moet de rechtbank allereerst vaststellen of de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
Als dit niet het geval is, dan moet worden beoordeeld of zich één van de hiervoor in de inleiding bedoelde omstandigheden (genoemd in artikel 12, sub a tot en met c, OLW dan wel artikel 12, sub d, OLW) heeft voorgedaan.
3. Doet zich een van die omstandigheden voor, dan mag de rechtbank de overlevering niet weigeren op grond van artikel 12 OLW.
4. Doet zich geen van die omstandigheden voor, dan kan de rechtbank rekening houden met andere omstandigheden die haar in staat stellen zich ervan te vergewissen dat de overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt.
5. In het kader van deze beoordeling is van belang of de opgeëiste persoon uit eigen beweging uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand doet van zijn recht om in persoon te verschijnen op het proces, op voorwaarde dat dit ondubbelzinnig vaststaat.
6. In het kader van de in overweging 4 bedoelde beoordeling kan de rechtbank ook overigens de handelwijze van de opgeëiste persoon in aanmerking nemen.
Zo kan de rechtbank in dit kader bijzondere aandacht besteden aan een eventueel kennelijk gebrek aan zorgvuldigheid van de opgeëiste persoon, met name wanneer blijkt dat hij heeft getracht te ontkomen aan de betekening van de aan hem gerichte informatieof heeft getracht elk contact met de door de rechterlijke instanties van de uitvaardigende lidstaat ambtshalve benoemde advocaat te vermijden.Ook kan zij rekening houden met de omstandigheid dat de opgeëiste persoon zelf hoger beroep heeft ingesteld tegen een beslissing in eerste aanleg.
7. De vaststelling of overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt vindt plaats aan de hand van de rechtspraak van het HvJ EU en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
8. Komt de rechtbank na de in de overwegingen 4-7 bedoelde beoordeling tot de conclusie dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten inhoudt, dan zal zij afzien van de bevoegdheid om de overlevering te weigeren, ook al is geen van de in artikel 12, onderdeel a tot en met d, OLW bedoelde omstandigheden van toepassing. Kan zij daarentegen na die beoordeling niet vaststellen dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten inhoudt, dan zal zij de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.
9. Zoals de rechtbank al in de inleiding heeft vastgesteld, strekt het EAB tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
10. Uit de hiervoor genoemde informatie blijkt dat de in artikel 12, sub d, OLW genoemde omstandigheid zich niet voordoet. De Roemeense justitiële autoriteiten hebben weliswaar een verzetgarantie verstrekt, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat er sprake is van een onvoorwaardelijke garantie.
11. Uit de verstrekte informatie van 25 mei 2021 blijkt dat er na de feitelijke overlevering van de opgeëiste persoon aan Roemenië een termijn gaat lopen waarbinnen hij kan verzoeken om een nieuw proces dat in zijn aanwezigheid zal worden gevoerd. In het toepasselijke artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering staat:
(1) A definitively convicted person who has been judged in absentia may request the reopening of criminal proceedings within one month from the date on which he acknowledged, by any official notification, that the criminal trial had been opened against him.
(2) The convicted person is considered to be judged in absentia that has not been summoned to trial and has not been acknowledged of any other official information about him/herself, respectively, although he was informed about the trial, he was absent with a reason during the judgement of the case and he was not able to inform the court. The convicted person who has appointed a chosen lawyer or an agent is not considered to be judged in absentia if they appeared before the court at any time during the trial, nor the person who according to the law, after the communication of the sentence, did not appealed before the court, gave up the appeal and withdrew it.
(3) For the convicted person definitively judged in absentia against whom a foreign state has ordered the extradition or surrender based on the European arrest warrant, the term provided in para. (1) shall run from the date on which, after bringing into the country, he was notified about the sentence.
(4) The criminal trial cannot be reopened shall the convicted person requested to be judged in absentia.
(5) The provisions of the preceding paragraphs shall apply accordingly to the person against whom a decision has been given to waive the sentence or to postpone the application of the sentence.
12. Er zijn geen gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de onderliggende vonnissen
in absentiazijn gewezen en dat de verzetgarantie op grond van de Roemeense wet ook op deze vonnissen van toepassing is. De zinsnede uit de aanvullende informatie van 25 mei 2021 waarin staat dat de verzetgarantie op alle feiten in het EAB ziet, maakt niet dat de rechtbank kan vaststellen dat deze ook voor de onderliggende vonnissen geldt.
13. Tegen die achtergrond kan de rechtbank niet vaststellen dat de opgeëiste persoon, indien hij na zijn overlevering aan Roemenië verzet instelt, daadwerkelijk een volledig nieuw proces kan krijgen waarin de onderliggende vonnissen kunnen worden herzien. Bij gebreke van nadere gegevens kan daarom niet worden vastgesteld of de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in dit geval bij overlevering voldoende zullen zijn gewaarborgd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid de overlevering op grond van artikel 12 OLW te weigeren.