ECLI:NL:RBAMS:2021:3252

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
13/751394-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW wegens onvoldoende verzetgarantie voor onderliggende vonnissen

Op 18 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een overleveringsverzoek uit Roemenië. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat niet kon worden vastgesteld dat de verzetgarantie ook geldt voor de onderliggende vonnissen. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Oradea District Court op 19 maart 2021, met als doel de opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Roemenië, over te leveren voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar, vier maanden en twintig dagen. De opgeëiste persoon was gedetineerd in Nederland en heeft via telehoren zijn verklaring afgelegd, bijgestaan door een advocaat en een tolk.

Tijdens de zitting op 4 juni 2021 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen. De verdediging heeft betoogd dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de onderliggende vonnissen en dat er onduidelijkheid bestond over de rechtsmiddelen die beschikbaar waren in Roemenië. De officier van justitie stelde daarentegen dat de verzetgarantie onvoorwaardelijk was en dat de opgeëiste persoon recht had op een nieuw proces.

De rechtbank heeft uiteindelijk geconcludeerd dat de overlevering niet kon plaatsvinden, omdat de verzetgarantie niet voldoende was gewaarborgd voor de onderliggende vonnissen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en het bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751394-21
RK nummer: 21/2061
Datum uitspraak: 18 juni 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 maart 2021 door
Oradea District Court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 juni 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is, via telehoren, gehoord en is bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final and enforceable judgment: Criminal sentence no. 174/17.02.2021 of Oradea District Court, ruled in the case file no. 1884/271/2019, remaining final on 10.03.2021 by not filing any appeal.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, vier maanden en 20 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf wordt volgens het EAB vier uur afgetrokken. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren vanwege de omstandigheid dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB staat:
3.4
x the person was not handed over personally the decision, but:
- the decision will be handed over to him personally after surrender: and
- when the decision is handed over to him, the person will be expressly informed about the right to a rejudgment of the case or to an appeal, within which he has the right to be present and which allows that the state of facts of the case, including the new evidence, to be re-examined and that can lead to the reversal of the initial decision; and
- the person will be informed about the time period when he must request the rejudgment of the case or the filing of an appeal, which is one month.
d) Art. 466 paragraph I of the Criminal Procedure Code, according to which the person finally convicted who has been tried in absentia may request the reopening of the criminal trial within a period of one month from the day he was informed by any official notification that a criminal trial has been started against him, as well as para. 3 of the same article, according to which, for the person finally convicted and judged in absentia, a foreign state has ruled his extradition or surrender on the basis of the European arrest warrant, the term provided by para 1 runs from the date when, after being brought in the country, he was sent the notification on the conviction decision.
Standpunt van de advocaat
De raadsman heeft betoogd dat sprake is van een verzamelvonnis met vier onderliggende vonnissen. Het verzamelvonnis betreft een verstekvonnis en daarvoor wordt de mogelijkheid geboden om een rechtsmiddel in te stellen op het moment dat hij het vonnis krijgt uitgereikt in Roemenië. Ten aanzien van de onderliggende vonnissen is geen duidelijkheid of sprake is geweest van verstekvonnissen, hoe deze vonnissen tot stand zijn gekomen en voor welke feiten deze zijn gewezen. Alleen van het vonnis met nummer 174/17.02.2021 is bekend dat de opgeëiste persoon op 10 maart 2021 onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar voor
common assault, maar verdere details ontbreken. Het bijzondere is vervolgens wel dat het er op lijkt dat door dit vonnis er plotseling allerlei andere veroordelingen een rol zijn gaan spelen zonder dat duidelijk wordt of die betrekking hebben op de eerder genoemde vonnissen. Uiteindelijk lijken die andere veroordelingen te leiden tot een optelsom waaruit een totale gevangenisstraf van twee jaar, vier maanden en twintig dagen rolt. Onder deze omstandigheden staat artikel 12 OLW aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzetgarantie onvoorwaardelijk is nu volgens de aanvullende informatie van 25 mei 2021 het artikel over het instellen van verzet in de Roemeense wet van toepassing is op alle in het EAB genoemde feiten. Er wordt dus bij alle feiten gekeken of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen en als dat niet het geval is, heeft hij recht op een nieuw proces.
Oordeel van de rechtbank
1. De OLW is op onderdelen gewijzigd bij wet van 3 maart 2021,
Stb. 125, die op 1 april 2021 in werking is getreden. Daarbij is ook artikel 12 OLW gewijzigd, in die zin dat de in deze bepaling neergelegde weigeringsgrond nu een facultatief karakter heeft. Gelet op deze wijziging zal de rechtbank eerst het beoordelingskader van het gewijzigde artikel 12 OLW bespreken.
2. In overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) moet de rechtbank allereerst vaststellen of de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
Als dit niet het geval is, dan moet worden beoordeeld of zich één van de hiervoor in de inleiding bedoelde omstandigheden (genoemd in artikel 12, sub a tot en met c, OLW dan wel artikel 12, sub d, OLW) heeft voorgedaan.
3. Doet zich een van die omstandigheden voor, dan mag de rechtbank de overlevering niet weigeren op grond van artikel 12 OLW.
4. Doet zich geen van die omstandigheden voor, dan kan de rechtbank rekening houden met andere omstandigheden die haar in staat stellen zich ervan te vergewissen dat de overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt.
5. In het kader van deze beoordeling is van belang of de opgeëiste persoon uit eigen beweging uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand doet van zijn recht om in persoon te verschijnen op het proces, op voorwaarde dat dit ondubbelzinnig vaststaat. [1]
6. In het kader van de in overweging 4 bedoelde beoordeling kan de rechtbank ook overigens de handelwijze van de opgeëiste persoon in aanmerking nemen.
Zo kan de rechtbank in dit kader bijzondere aandacht besteden aan een eventueel kennelijk gebrek aan zorgvuldigheid van de opgeëiste persoon, met name wanneer blijkt dat hij heeft getracht te ontkomen aan de betekening van de aan hem gerichte informatie [2] of heeft getracht elk contact met de door de rechterlijke instanties van de uitvaardigende lidstaat ambtshalve benoemde advocaat te vermijden. [3] Ook kan zij rekening houden met de omstandigheid dat de opgeëiste persoon zelf hoger beroep heeft ingesteld tegen een beslissing in eerste aanleg. [4]
7. De vaststelling of overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt vindt plaats aan de hand van de rechtspraak van het HvJ EU en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. [5]
8. Komt de rechtbank na de in de overwegingen 4-7 bedoelde beoordeling tot de conclusie dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten inhoudt, dan zal zij afzien van de bevoegdheid om de overlevering te weigeren, ook al is geen van de in artikel 12, onderdeel a tot en met d, OLW bedoelde omstandigheden van toepassing. Kan zij daarentegen na die beoordeling niet vaststellen dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten inhoudt, dan zal zij de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.
9. Zoals de rechtbank al in de inleiding heeft vastgesteld, strekt het EAB tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
10. Uit de hiervoor genoemde informatie blijkt dat de in artikel 12, sub d, OLW genoemde omstandigheid zich niet voordoet. De Roemeense justitiële autoriteiten hebben weliswaar een verzetgarantie verstrekt, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat er sprake is van een onvoorwaardelijke garantie.
11. Uit de verstrekte informatie van 25 mei 2021 blijkt dat er na de feitelijke overlevering van de opgeëiste persoon aan Roemenië een termijn gaat lopen waarbinnen hij kan verzoeken om een nieuw proces dat in zijn aanwezigheid zal worden gevoerd. In het toepasselijke artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering staat:
(1) A definitively convicted person who has been judged in absentia may request the reopening of criminal proceedings within one month from the date on which he acknowledged, by any official notification, that the criminal trial had been opened against him.
(2) The convicted person is considered to be judged in absentia that has not been summoned to trial and has not been acknowledged of any other official information about him/herself, respectively, although he was informed about the trial, he was absent with a reason during the judgement of the case and he was not able to inform the court. The convicted person who has appointed a chosen lawyer or an agent is not considered to be judged in absentia if they appeared before the court at any time during the trial, nor the person who according to the law, after the communication of the sentence, did not appealed before the court, gave up the appeal and withdrew it.
(3) For the convicted person definitively judged in absentia against whom a foreign state has ordered the extradition or surrender based on the European arrest warrant, the term provided in para. (1) shall run from the date on which, after bringing into the country, he was notified about the sentence.
(4) The criminal trial cannot be reopened shall the convicted person requested to be judged in absentia.
(5) The provisions of the preceding paragraphs shall apply accordingly to the person against whom a decision has been given to waive the sentence or to postpone the application of the sentence.
12. Er zijn geen gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de onderliggende vonnissen
in absentiazijn gewezen en dat de verzetgarantie op grond van de Roemeense wet ook op deze vonnissen van toepassing is. De zinsnede uit de aanvullende informatie van 25 mei 2021 waarin staat dat de verzetgarantie op alle feiten in het EAB ziet, maakt niet dat de rechtbank kan vaststellen dat deze ook voor de onderliggende vonnissen geldt.
13. Tegen die achtergrond kan de rechtbank niet vaststellen dat de opgeëiste persoon, indien hij na zijn overlevering aan Roemenië verzet instelt, daadwerkelijk een volledig nieuw proces kan krijgen waarin de onderliggende vonnissen kunnen worden herzien. Bij gebreke van nadere gegevens kan daarom niet worden vastgesteld of de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in dit geval bij overlevering voldoende zullen zijn gewaarborgd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid de overlevering op grond van artikel 12 OLW te weigeren.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voordoet, dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Oradea District Court(Roemenië).
HEFT OPhet bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJ EU 24 mei 2016, C-108/16 PPU,
2.
3.HvJ EU 17 december 2020, C-416/20 PPU, ECLI:EU:C:2020:1042 (
4.
5.HvJ EU 22 december 2017, C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026 (