In deze zaak heeft eiser, een High Trust advocaat, beroep ingesteld tegen een besluit van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, waarbij de vergoeding voor verleende rechtsbijstand werd ingetrokken. De zaak betreft een geschil met de gemeente Heemskerk over de inschrijving van de gegevens van de cliënt volgens de Iraakse geboorteakte in de registers van de gemeente. Eiser stelt dat de toevoeging ten onrechte is verleend onder zaakcode P100, terwijl deze onder zaakcode R010 had moeten vallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verleende rechtsbijstand betrekking had op het wijzigen van persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) en het verkrijgen van een verklaring voor recht, wat onder het personen- en familierecht valt. De rechtbank oordeelt dat de eerdere onjuiste registratie van persoonsgegevens de oorsprong van het geschil vormt en dat de relatie met het vreemdelingenrecht niet afdoet aan deze oorsprong.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de zaak onder het personen- en familierecht valt, verworpen. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat het rechtsbelang van het geschil een personen- en familierecht aangelegenheid betreft. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat het beleid van verweerder onredelijk is en dat dit beleid zijn doel voorbijschiet. De rechtbank acht het beleid van verweerder, dat aanvullende inschrijvingsvoorwaarden voor het personen- en familierecht vereist, niet onredelijk. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.