ECLI:NL:RBAMS:2021:3240

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
13/064682-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot oplichting, merkenfraude en voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 24 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot oplichting, merkenfraude en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak kwam voort uit een pseudokoopactie waarbij de verdachte een namaak iPhone te koop aanbood via Facebook. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 5 februari 2021 een namaaktelefoon had verkocht aan een aangever, maar sprak hem vrij van deze oplichting omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de daadwerkelijke verkoper was. Wel werd bewezen dat hij op 5 maart 2021 een vuurwapen en munitie voorhanden had en dat hij had geprobeerd om een andere persoon, die zich voordeed als een politiemedewerker, op te lichten door een namaak iPhone aan te bieden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan ambulante behandeling. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van de oplichting werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/064682-21 (Promis)
Datum uitspraak: 24 juni 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in P.I. [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.W.M. van der Linde, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.W.J. van Galen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort samengevat – van beschuldigd dat hij in Amsterdam:
1. samen met een ander, of alleen, [aangever] heeft opgelicht in de periode van 4 februari 2021 tot en met 5 februari 2021 door aan hem een namaaktelefoon te verkopen;
2. een vuurwapen en/of munitie voorhanden heeft gehad op 5 maart 2021;
3. samen met een ander, of alleen, heeft geprobeerd om ‘ [fictief persoon] ’ en/of een medewerker van de politie op te lichten in de periode van 18 februari 2021 tot en met 5 maart 2021 door de verkoop van een namaaktelefoon;
4. samen met een ander, of alleen, valse merkgoederen (namaaktelefoons) heeft verkocht, aangeboden en heeft afgeleverd in de periode van 4 februari 2021 tot en met 5 maart 2021.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van oplichting (feit 1), omdat niet kan worden bewezen dat verdachte op 5 februari 2021 een namaak iPhone aan [aangever] heeft verkocht.
Ook voor poging tot oplichting (feit 3) dient vrijspraak te volgen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een namaak iPhone te verkopen. Bovendien was verdachte door een vriend gevraagd om de telefoon voor hem te verkopen, heeft verdachte geen oplichtingshandelingen verricht en wist verdachte niet dat de betreffende iPhone een imitatie was. De gesealde doos van het toestel en de bijbehorende factuur leken echt te zijn. Daarnaast biedt het dossier aanknopingspunten dat niet verdachte, maar een persoon genaamd [persoon 1] achter de poging tot oplichting zat en de gebruiker was van het account ‘ [naam] ’.
In het verlengde van het voorgaande heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat ook vrijspraak moet volgen van de merkenfraude (feit 4), omdat verdachte niet wist of kon weten dat de telefoon die hij moest overhandigen aan – naar later bleek – een politiemedewerker een namaak iPhone betrof. Daarnaast is verdachte niet degene geweest die de namaak iPhone heeft verkocht of te koop heeft aangeboden. Verdachte heeft de telefoon ook niet afgeleverd want hij had de telefoon nog onder zich toen de politie kwam en is vervolgens weggerend. Als de rechtbank daar anders over oordeelt, kan enkel worden bewezen dat verdachte zich op 5 maart 2021 heeft schuldig gemaakt aan het feit en niet gedurende de hele periode (4 februari 2021 tot en met 5 maart 2021) die in de tenlastelegging staat genoemd.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie (feit 2) heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
3.3
Oordeel rechtbank
Inleiding
[aangever] deed aangifte van oplichting omdat hij op 5 februari 2021 een namaak telefoon (een Apple iPhone 12 Pro) had gekocht. De namaak iPhone werd via het Facebook account van ‘ [naam] ’ te koop aangeboden voor € 1.000,- als ware het een echte iPhone. Naar aanleiding van deze aangifte is een pseudokoopactie opgezet naar de verkoop van valse iPhones via Facebook advertenties afkomstig van het account ‘ [naam] ’. Op 18 februari 2021 werd via dit account een iPhone 12 Pro aangeboden. Verbalisant [verbalisant 1] , die zich bij de pseudokoop voordeed als ‘ [fictief persoon] ’, voerde met de gebruiker van het account ‘ [naam] ’ een gesprek om de iPhone te kopen. Dit contact leidde tot een afspraak op 5 maart 2021 bij [adres 1] . Op de afgesproken plaats en tijd kwam een man aangelopen. Dit bleek later verdachte te zijn. Verdachte liet verbalisant een factuur zien op naam van [persoon 2] en een gesealde iPhone verpakking. Hij wees op de overeenkomende IMEI-nummers op de factuur en verpakking. Op het moment dat collega verbalisanten tot aanhouding van verdachte wilden overgaan, rende verdachte weg en gooide hij een wit tasje weg. Hier bleek de eerder genoemde namaak iPhone en de factuur in te zitten. Verdachte is vervolgens aangehouden en gefouilleerd. Daarbij werd in zijn jaszak een vuurwapen aangetroffen voorzien van een uitneembaar patroonmagazijn met daarin zes kogels. Het wapen was half geladen.
3.3.1
Vrijspraak van feit 1 (oplichting van [aangever] )
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het verdachte is geweest die (al dan niet samen met iemand anders) [aangever] op 5 februari 2021 heeft opgelicht door hem een namaak iPhone te verkopen. De rechtbank is – met de raadsman – van oordeel dat uit het dossier geen betrokkenheid van verdachte bij dit feit blijkt.
De rechtbank volgt niet de door de officier van justitie voorgestane constructie van schakelbewijs (met feit 3). Uit het dossier blijkt dat er in ieder geval één andere persoon betrokkenheid heeft bij het Facebookaccount van ‘ [naam] ’. Het signalement dat [aangever] heeft opgegeven van de man die hem de namaaktelefoon overhandigde, past weliswaar bij verdachte maar is weinig specifiek en past ook goed bij een andere persoon die in het dossier wordt genoemd. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte degene is geweest die op 5 februari 2021 de telefoon aan [aangever] heeft verkocht of geleverd.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van feit 1.
3.3.2
Feit 2 (voorhanden hebben vuurwapen en/of munitie)
Nader onderzoek naar het onder verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen vuurwapen heeft uitgewezen dat het een pistool van het merk FN betreft, type 1910, waarmee kaliber 7,65 mm Browning munitie kan worden verschoten. Dit vuurwapen was voorzien van een uitneembaar patroonmagazijn met daarin zes patronen van kaliber 7,76 mm Browning. Deze patronen bleken geschikt om met het pistool verschoten te worden. Het pistool was half geladen (er zat wel munitie in het magazijn maar niet in de kamer van de loop). Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij dit vuurwapen en de patronen voorhanden had. De rechtbank vindt het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen. Dit oordeel behoeft, gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, geen nadere motivering.
3.3.3
Feit 3 (poging tot oplichting)
De rechtbank zal vervolgens moeten beoordelen of kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot oplichting. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen van de pseudokoop stelt de rechtbank het volgende vast. Via het Facebookaccount van ‘ [naam] ’ werd op 18 februari 2021 een iPhone 12 Pro te koop aangeboden voor € 900,-. Verbalisant [verbalisant 1] , die zich voordeed als ‘ [fictief persoon] ’, is naar aanleiding van deze advertentie een chatconversatie met de gebruiker of gebruikers van het account ‘ [naam] ’ gestart. Vervolgens is het tot een afspraak gekomen op 5 maart 2021 op de locatie [adres 1] om 19:30 uur. Op de afgesproken datum en tijd, stuurde de verbalisant een bericht naar het account ‘ [naam] ’ dat hij was gearriveerd en voor de ingang van het winkelcentrum stond. Daarop antwoordde ‘ [naam] ’ dat hij (‘ [fictief persoon] ’) dan helemaal aan de andere kant stond en dat hij, ‘ [naam] ’ naar de ingang van het winkelcentrum toe zou komen. Vervolgens zag verbalisant [verbalisant 1] verdachte op zich af komen lopen. Verdachte keek schichtig om zich heen en had zijn capuchon op. De collega verbalisanten die in burger observeerden, zagen dat verdachte, voordat hij naar verbalisant [verbalisant 1] toe liep, de omgeving aan het scannen was en zich eerst opstelde achter de viskraam. Verdachte sprak verbalisant daarna aan en haalde vanuit zijn binnenzak een wit tasje tevoorschijn. Hier haalde verdachte een papier uit waarbij hij zei: “Kijk dit is de factuur. Hier zie je het IMEI-nummer op.” Vervolgens haalde verdachte ook een gesealde iPhone doos uit het witte tasje. Daarbij zei verdachte: “Kijk hier staat de IMEI-nummer op de doos. Is het zelfde als op de factuur. Ja toch.” Op de factuur stond de naam
[persoon 2] en het adres [adres 2] . Desgevraagd ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij niet weet wie [persoon 2] is. Op het moment dat collega verbalisanten aan kwamen lopen ter aanhouding van verdachte en verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] mededeelden dat hij was aangehouden, begon verdachte te rennen. Tijdens het rennen gooide verdachte het witte tasje met daarin de namaak iPhone en factuur weg.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor oplichting is vereist dat verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen, om daarvan misbruik te maken. Daartoe moet verdachte één of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt. Een andere persoon moet hierdoor zijn bewogen tot de afgifte van een goed. In dit geval zou ‘ [fictief persoon] ’ een geldbedrag betalen voor de telefoon.
De rechtbank stelt vast dat een Facebook-account is gemaakt met de naam ‘ [naam] ’. Via dit account werd een iPhone aangeboden voor een marktconforme prijs. Verdachte heeft verbalisant een KPN-factuur getoond van de aankoop van de iPhone met daarop een andere naam dan die van [naam] . Vervolgens heeft verdachte gewezen op de IMEI-nummers zoals weergegeven op de factuur en de gesealde verpakking van de iPhone waarmee de indruk werd gewekt dat het een echte iPhone betrof. Door deze handelingen – die uit meer bestaan dan een enkele leugen of een enkele misleidende gedraging – kon de onjuiste voorstelling van zaken in het leven worden geroepen dat verdachte een bonafide verkoper was. Met deze handelingen heeft verdachte geprobeerd om ‘ [fictief persoon] ’ te bewegen tot het betalen van een geldbedrag. Nu verbalisant niet voor de telefoon heeft betaald, is het bij een poging tot oplichting gebleven.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte niet wist dat de iPhone een imitatie was. Verdachte zou de telefoon van een vriend hebben gekregen. Deze vriend zou verdachte gevraagd hebben om de telefoon voor hem te verkopen, omdat hij zelf verhinderd was. Dit scenario is, mede omdat verdachte de naam van deze vriend niet heeft willen noemen, niet verifieerbaar gebleken. Dat verdachte wist dat het om een namaak iPhone ging, leidt de rechtbank af uit de houding en het gedrag van verdachte zoals verbalisanten dat hebben omschreven. Daaruit volgt dat verdachte voordat de ontmoeting met de potentiële koper plaatsvindt de omgeving scant en schichtig om zich heen kijkt, het op een rennen zet en daarbij een (kostbare) telefoon weg gooit zodra de politie verschijnt om hem aan te houden. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte de poging tot oplichting samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon op verzoek van een vriend moest verkopen en dat hij niet degene is geweest die de advertentie voor de namaak iPhone heeft geplaatst en via het Facebook account de afspraak heeft gemaakt met ‘ [fictief persoon] ’. Dat het account ‘ [naam] ’ (ook) door anderen werd gebruikt, vindt steun in het dossier. Uit nader onderzoek blijkt dat de profielfoto en de accountnaam op 9 maart 2021 is bijgewerkt, terwijl verdachte op dat moment in voorlopige hechtenis verbleef. Verdachte kan dat dus niet hebben gedaan. Uit het enkele feit dat een andere persoon enkele dagen na de aanhouding van verdachte toegang heeft tot het account ‘ [naam] ’, kan de rechtbank echter niet afleiden dat verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om op 5 maart 2021 ‘ [fictief persoon] ’ op te lichten. De stelling van verdachte, dat hij op de dag van de verkoop niet zelf het gesprek heeft gevoerd via het account ‘ [naam] ’ maar aanwijzingen kreeg van een vriend, wordt niet ondersteund door het dossier. Zodoende is voor de rechtbank niet vast komen te staan dat een derde persoon het gesprek met ‘ [fictief persoon] ’ heeft gevoerd. Niet is gebleken dat zowel verdachte als een ander beiden oplichtingshandelingen van gelijk gewicht hebben gepleegd bij de poging tot oplichting van ‘ [fictief persoon] ’. Een nauwe en bewuste samenwerking kan niet worden bewezen. Verdachte wordt voor dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
3.3.4
Feit 4 (merkenfraude)
In het verlengde van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eveneens kan worden bewezen dat verdachte opzet had op de valsheid van de iPhone die aan ‘ [fictief persoon] ’ zou worden verkocht.
De iPhone is (althans foto’s daarvan zijn) door REACT B.V. (een samenwerkingsverband van (licentie)houders van bekende merken en auteursrechthebbenden, die worden gedupeerd door de handel in namaak) onderzocht. Uit hun aangifte blijkt dat het geen originele Apple iPhone betrof. Vooropgesteld wordt dat de verpakking van de in beslag genomen namaak iPhone en de iPhone zelf waren voorzien van het merk Apple, dan wel een sterk daarop gelijkend merk/logo. Ook bleken de coderingen (onder andere de IMEI-nummers) foutief weergegeven. De kwaliteit van de gebruikte materialen is ver beneden de kwaliteit van het originele product. De afwerking van het product is slecht en de verpakking van de telefoon was niet origineel. De manier van verpakken was niet gelijk aan de kenmerkende manier waarop Apple haar producten inpakt, aldus REACT B.V..
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte de namaak telefoon op 5 maart 2021 aan verbalisant [verbalisant 1] te koop heeft aangeboden. De rechtbank is het met de raadsman eens dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich over een langere periode heeft schuldig gemaakt aan het verkopen, te koop aanbieden of het afleveren van valse merkgoederen. Wel vindt de rechtbank bewezen dat verdachte op 5 maart 2021 een valse iPhone te koop heeft aangeboden door op 5 maart 2021 ‘ [fictief persoon] ’ te ontmoeten, hem de valse iPhone en factuur te tonen en bereid te zijn om het afgesproken aankoopbedrag van ‘ [fictief persoon] ’ in ontvangst te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat verdachte dit feit samen met een ander heeft begaan. Verdachte wordt daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
2.
op 5 maart 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (half geladen) pistool, van het merk FN, type 1910, kaliber 7,65 mm Browning en munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten zes (6) volmantel rondneuspatronen van een onbekend gebleven merk, kaliber 7,76 mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie voorhanden heeft gehad.
3.
op 5 maart 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon zich op internet noemende “ [fictief persoon] ” (een medewerker van Politie Amsterdam) te bewegen tot afgifte van enig overeengekomen / overeen te komen geldbedrag met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven –listiglijk en bedrieglijk
- een advertentie op internet heeft geplaatst waarin een mobiele telefoon van het merk Apple (iPhone) tegen een prijs als ware het een origineel/echt exemplaar te koop werd aangeboden en
- vervolgens met die “ [fictief persoon] ” (een medewerker van Politie Amsterdam), heeft afgesproken om genoemde telefoon af te leveren op de [adres 1] , tegen (contante) betaling van een overeengekomen, in elk geval overeen te komen, geldbedrag en
- vervolgens genoemd persoon een gesealde doos van een iPhone heeft getoond met daarbij een aankoopfactuur, waarbij hij, verdachte, heeft gewezen op de overeenkomende IMEI-nummers op doos en factuur en
- zich aldus heeft voorgedaan als een betrouwbare verkoper terwijl hij, verdachte, wist dat de te verkopen en aan koper getoonde telefoon in werkelijkheid een namaaktelefoon betrof terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
op 5 maart 2021 te Amsterdam opzettelijk
b. waren, die zelf en op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten een mobiele telefoon met verpakking die valselijk voorzien was van het merk Apple en die naar zijn uiterlijk geleek op een mobiele telefoon van het merk Apple (zogenaamde kloon telefoon), te koop heeft aangeboden.
De taal- en/of schrijffouten die in de tenlastelegging stonden, zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit en verdachte

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Eis officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast vordert zij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten: een meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan diagnostiek, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan dagbesteding.
6.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met een aantal strafmatigende persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft vanwege een aantal tegenslagen in zijn leven - waaronder het verliezen van zijn (inkomen uit) werk, zijn verbroken relatie met zijn ex-vriendin en de ziekte en het uiteindelijke overlijden van zijn biologische moeder - een moeilijke periode doorgemaakt waarin hij verkeerde keuzes heeft gemaakt. Voor die tijd heeft verdachte altijd goed gefunctioneerd en werk gehad. De reclassering ziet mogelijkheden om verdachte te begeleiden. Gelet op deze omstandigheden en de rechtspraak in vergelijkbare zaken waar het gaat om het voorhanden hebben van een vuurwapen, is een straf van minder dan 9 maanden gevangenisstraf, met een fors voorwaardelijk strafdeel en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, passend.
6.3
Oordeel rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. In het patroonmagazijn van het vuurwapen zaten zes kogels. Door het vuurwapen (half geladen) op zak te hebben, heeft verdachte een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen doen ontstaan. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting door een valse iPhone te koop aan te bieden. Hierbij is gebruik gemaakt van een Facebookaccount met een valse naam. Om betrouwbaar over te komen, overhandigde verdachte aan de verbalisant/pseudokoper een factuur die bij de iPhone zou horen en wees hij op de IMEI-nummers. Verdachte was hiermee uit op eigen financieel gewin, ten koste van anderen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het te koop aanbieden van een namaak iPhone. Met de handel in valse merkgoederen wordt daarnaast aan de rechthebbenden van intellectuele eigendomsrechten schade toegebracht. Merkhouders zoals Apple hebben hun merken en designs tot bekende producten gemaakt die kwalitatief hoogwaardig zijn. Door namaaktelefoons wordt het vertrouwen in het beschermde merk aangetast. Dit doet afbreuk aan de reputatie van het merk. Ook lopen de merkhouders inkomsten mis wanneer potentiële klanten de namaakartikelen kopen in plaats van de originele artikelen. Daarom is ook het verhandelen van een namaaktelefoon een ernstig feit.
Oriëntatiepunten
Bij de bepaling van de soort straf en hoogte daarvan, neemt de rechtbank de straffen die in min of meer soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd tot uitgangspunt. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de ‘Amsterdamse oriëntatiepunten vuurwapens en explosieven’, die aanzienlijk strenger zijn dan de huidige landelijke afspraken. De reden hiervan is dat Amsterdam al langere tijd wordt geconfronteerd met geweldsmisdrijven waarbij een vuurwapen wordt gebruikt. Deze geweldsincidenten leiden in Amsterdam met enige regelmaat tot een dodelijke afloop. Het gebruik van vuurwapens veroorzaakt veel onrust in deze stad en is ontwrichtend voor de samenleving. Er is daarom een noodzaak om tegen wapenbezit strenger op te treden dan in de landelijke oriëntatiepunten wordt voorgesteld.
De rechtbank vindt het op straat bij zich dragen van een vuurwapen onacceptabel. De Amsterdamse oriëntatiepunten nemen voor dit feit als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. De straf kan worden verhoogd in het geval er sprake is van strafverzwarende factoren. De rechtbank weegt als strafverzwarende factoren mee dat er kogels in het patroonmagazijn van vuurwapen aanwezig waren (het vuurwapen was dus half geladen) en dat verdachte het vuurwapen binnen handbereik in zijn jaszak bij zich droeg op het moment van het plegen van andere strafbare feiten. Het zwaartepunt bij het bepalen van de op te leggen straf in deze zaak ligt daarom bij dit feit. Voor (poging tot) oplichting en het aanbieden van een namaak telefoon zijn geen specifieke oriëntatiepunten opgesteld, maar ook deze feiten weegt de rechtbank mee bij de op te leggen straf.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke delicten. Het strafblad van verdachte geeft de rechtbank daarom geen aanleiding om een hogere of lagere straf op te leggen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 10 mei 2021. Daarin wordt beschreven dat de financiële problemen en schulden van verdachte verband houden met de gepleegde strafbare feiten. De oplossingsvaardigheden, de manier waarop verdachte geneigd is om met stressvolle omstandigheden en tegenslagen om te gaan en een (verkeerde) keuze in vrienden/kennissen, zijn punten van zorg. Een ander aandachtspunt is het psychosociaal functioneren van verdachte. In het verleden is verdachte gediagnosticeerd met ADHD, maar deze diagnostiek is niet actueel. Het risico op herhaling wordt als hoog ingeschat. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling waarbij verdachte meewerkt aan diagnostiek, meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan dagbesteding. Verdachte heeft bij de reclassering en op de zitting aangegeven dat hij graag wil werken met de reclassering en ook zal meewerken aan onderzoek naar zijn psychisch functioneren.
De rechtbank neemt deze adviezen over en zal aan verdachte een deels voorwaardelijke straf opleggen met de genoemde bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
Gelet op al het voorgaande legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf op van vijftien (15) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank komt tot een hogere straf dan geëist door de officier van justitie, omdat de strafeis onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten, in het bijzonder het bezit van het half geladen vuurwapen in de publieke ruimte. De rechtbank vindt oplegging van een voorwaardelijk strafdeel van enige omvang op zijn plaats om verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.

7.Benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert € 900,- aan vergoeding van materiële schade. Dit is het geldbedrag dat hij heeft betaald voor de namaak iPhone. Ook vordert de benadeelde partij
€ 600,- aan vergoeding van immateriële schade. Daarnaast vordert de benadeelde partij deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan zijn vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, 57, 326 en 337 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 3:
poging tot oplichting
Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, te koop aanbieden
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na detentie bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Ambulante behandeling
Veroordeelde geeft zijn medewerking aan diagnostiek door een nader door de reclassering te bepalen forensische zorgverlener. Hij laat zich, indien geïndiceerd, (ambulant) behandelen door deze forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde zal worden aangemeld door de reclassering indien opgelegd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
3.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
4.
Andere voorwaarde het gedrag betreffende
Veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan passende dagbesteding, zolang de reclassering of de behandelende instantie dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn ook dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart[aangever]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaaltdat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen en F.F. Wormhoudt, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juni 2021.
[(...)]