ECLI:NL:RBAMS:2021:3234

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
13/071905-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor gewapende overval op Vodafone

Op 24 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een 20-jarige man veroordeeld tot 10 maanden jeugddetentie, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor zijn betrokkenheid bij een gewapende overval op een Vodafone-winkel aan de Kinkerstraat in Amsterdam op 13 maart 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte de medewerkers van de winkel heeft bedreigd met een mes en een klauwhamer, waarna zij een aanzienlijke hoeveelheid iPhones, Airpods en Samsung telefoons hebben gestolen. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting bekend dat hij de overval heeft gepleegd, gedreven door schuldenproblematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is, mede op basis van de aangiften van de slachtoffers en de vondst van de gestolen goederen bij de verdachte en zijn medeverdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
(verkort)
Parketnummer: 13/071905-21
Datum uitspraak: 24 juni 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 juni 2021. Verdachte was daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr.
M. Modder, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is –kort gezegd– ten laste gelegd dat hij zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een vestiging van Vodafone, gelegen aan de Kinkerstraat in Amsterdam, waarbij de aanwezige medewerkers met messen en/of een klauwhamer zijn bedreigd en waarbij i-Phones, Airpods en Samsung telefoons zijn meegenomen. Dit feit is ten laste gelegd als medeplegen van afpersing.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Drie medewerkers van de betreffende vestiging van Vodafone hebben aangifte gedaan en verdachte heeft bekend het feit samen met een ander te hebben gepleegd. De verdachten zijn kort na de overval door de politie aangetroffen in een kelderbox, samen met de gestolen spullen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangiften blijkt dat twee personen op 13 maart 2021 de vestiging van Vodafone gelegen aan de Kinkerstraat in Amsterdam binnenliepen en de aldaar aanwezige medewerkers bedreigden met een mes en een klauwhamer.
Verdachte heeft bekend dat hij één van de overvallers was. Hij heeft medewerkers bedreigd met een mes en is met één van hen, [slachtoffer 1] , mee naar achteren gelopen. Vervolgens dwong hij [slachtoffer 1] tot de afgifte van een grote hoeveelheid i-Phones, Airpods en Samsung telefoons.
De medeverdachte, [medeverdachte] , die het feit ook heeft bekend, bleef met een klauwhamer bij de overige medewerkers. De twee verdachten zijn uiteindelijk in een kelderbox aangehouden, samen met de buitgemaakte goederen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd vanwege zijn schuldenproblematiek. Verdachte ervoer veel druk door zijn grote schulden en zag vervolgens geen uitweg meer. De overval zou zijn voorbereid en geregeld door een ander, die niet fysiek bij de overval aanwezig was.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de ten laste gelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen. Tevens is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 13 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk
om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
- 24 Samsung telefoons en
- 34 i-Phones en
- 9 Airpods,
die geheel aan het winkelbedrijf Vodafone (gevestigd in de Kinkerstraat) toebehoorden,
door opzettelijk dreigend
- zich voorzien van een mes en een klauwhamer naar het winkelbedrijf Vodafone (gevestigd aan de Kinkerstraat) te begeven en
- vervolgens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een klauwhamer te tonen en
- voornoemde [slachtoffer 1] onder bedreiging van een mes naar de achterzijde van het winkelbedrijf

Vodafone te dwingen te lopen en

- voornoemde [slachtoffer 1] onder bedreiging van een mes te dwingen de brandkast van het

winkelbedrijf Vodafone te openen en

- voornoemde [slachtoffer 1] onder bedreiging van een mes te dwingen voornoemde telefoons en

Airpods uit die brandkast te pakken en in hun tassen te stoppen en

- voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] onder bedreiging met een klauwhamer op hun knieën te

dwingen te gaan zitten en/of hun hoofden te buigen en

- een klauwhamer in de rug van voornoemde [slachtoffer 2] te duwen en
- daarbij voornoemde [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: “Hou
je mond” en “Blijf stil zitten” en “Beweeg niet ” en “i-Phones pakken” en “i-Phones alle,
ook de airpods” en “Kluis open” en “Hoofd bukken”
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis die dan aan het verkort vonnis wordt gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het adolescentenstrafrecht zal worden toegepast en dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel korter is dan door de officier van justitie is gevorderd. Verdachte heeft tot op de dag van de terechtzitting in een penitentiaire inrichting verbleven, terwijl hij al vanaf het begin van zijn detentie in een jeugdinrichting had moeten worden geplaatst. Het verblijf in een penitentiaire inrichting is zwaar en zeer slecht geweest voor verdachte, omdat hij daar mensen is tegengekomen die ouder en meer ontwikkeld zijn. Deze mensen kunnen hem, juist door zijn beïnvloedbaarheid, makkelijk overhalen tot crimineel gedrag. Deze omstandigheid dient te worden meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval op een winkel van Vodafone. Dit is een zeer ernstig feit dat ook heel anders had kunnen aflopen. Dat de overvallen medewerkers verklaren zich niet echt bedreigd te hebben gevoeld, omdat de verdachten volgens hen vooral gericht waren op de spullen, doet daaraan niet af. De dreiging was immers wel zodanig reëel dat één van de medewerkers overging tot de afgifte van goederen en een andere medewerker bepleitte
''Laat dit bij een overval blijven. Pak wat je nodig hebt.” Het gebruik van wapens speelt daarbij een belangrijke rol en zal de rechtbank dan ook als strafverzwarende omstandigheid meewegen. Wat ook een rol bij de dreigende situatie heeft gespeeld, is de omstandigheid dat in verband met de coronapandemie alleen op afspraak door een beperkt aantal mensen tegelijk gewinkeld mocht worden en de winkelstraten dan ook leeg waren.
Strafverzwarend is verder dat de buitgemaakte goederen een hoge waarde hadden, evenals de omstandigheid dat sprake was van een vooropgezet plan waarbij meerdere personen betrokken waren. Verdachte en medeverdachten waren de dag voorafgaand aan de overval afgereisd naar Amsterdam om instructies te krijgen over het verloop van de overval. Er was een kelderbox geprepareerd met vervangende kleding, zodat de verdachten zich voor en na het plegen van de overval konden omkleden. Vooraf hebben verdachte en medeverdachte afgesproken wie naar achter zou lopen om de goederen buit te maken en wie de andere medewerkers, onder bedreiging van een wapen, rustig zou houden. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en een geplande gewapende overval. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bewezen verklaarde overval niet anders kan worden bestraft dan met een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 6 mei 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Tactus Reclassering Flevoland van 17 mei 2021, opgemaakt door I. Weiss. Hieruit blijkt onder meer het volgende:
Niet gesproken kan worden van een impulsieve daad, omdat betrokkene er voorafgaand mee bezig is geweest en op de dag van de overval ook ruimschoots de tijd had om de zaak te overdenken en anders te besluiten. Betrokkene woont bij zijn vader in [plaats] , sinds zijn ouders twee jaar geleden van elkaar zijn gaan scheiden. Sindsdien heeft hij met zijn moeder nauwelijks contact, omdat hun relatie verslechterde vanwege ruzies. Het samenleven met vader wordt getypeerd door het "elkaar vrijlaten", hoewel vader er wel voor zorgt dat alles in praktische zin op rolletjes loopt. In emotionele zin zou meer aandacht voor elkaar positief kunnen werken. Voorafgaand aan de huidige detentie werkte betrokkene als loodgieter en na zijn detentie zal hij opnieuw een baan gaan zoeken binnen de branche installatietechniek. Vader beheert zijn financiën en draagt zorg voor het afbetalen van openstaande boetes. Betrokkene kwam niet eerder met een hulpverlenende instantie in aanraking, maar werd enkele jaren terug wel gediagnosticeerd met ADHD en PDD NOS. Betrokkene blowt regelmatig, maar hij zou makkelijk zonder wiet kunnen, zoals in de huidige detentie.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld en het risico op letselschade als laag. Betrokkene heeft zich in onderhavige delictpleging zeer makkelijk laten overhalen en hij heeft gedaan wat men van hem verlangde, zonder er al te veel over na te denken. Hij is niet eerder veroordeeld voor een geweldsdelict. Het risico op onttrekken aan voorwaarden kan niet worden ingeschat, omdat niet eerder sprake is geweest van hulpverlening.
Gelet op de leeftijd van betrokkene, het beeld dat over hem is ontstaan tijdens het gesprek en het gegeven dat hij weinig vermeldingen heeft op zijn strafblad, adviseert de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen. Tot aan het tenlastegelegde had betrokkene een redelijk zelfstandig leven. Hij had een baan en woonde samen met zijn vader, die hem vrij liet in zijn doen en laten, maar dagelijks was er wel contact. De pedagogische beïnvloeding lijkt daardoor minimaal te zijn geweest en betrokkene leek daar goed bij te functioneren. Echter, vader voorzag hem ook in het dagelijks levensonderhoud en hij regelde zijn financiën, waardoor er geen problemen op dat gebied ontstonden. Betrokkene lijkt qua ontwikkeling minder zelfstandig en jeugdiger dan zijn kalenderleeftijd doet vermoeden. Mogelijk dat zijn ADHD en de PDD-NOS daar een rol in spelen. De indruk bestaat dat betrokkene nog niet geheel zelfstandig zijn leven zou kunnen leiden.
De reclassering adviseert een leerstraf dan wel een deels voorwaardelijke straf, met de voorwaarde dat verdachte zich laat begeleiden door de jeugdreclassering en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden volgt.
De rechtbank neemt de conclusies van de reclassering met betrekking tot de vraag of op verdachte het jeugdstrafrecht moet worden toegepast over. De lichtvaardige wijze waarop verdachte kennelijk is meegegaan in het plan om de overval te plegen, met een deel van de buit in het vooruitzicht, baart de rechtbank veel zorgen en het lijkt er dan ook op dat verdachte nog zeer beïnvloedbaar is. Verdachte heeft ter zitting bovendien verklaard dat hij vóór het plegen van het delict een paar hijsjes heeft genomen van een joint, zodat hij rustig zou worden, iets waar de reclassering niet van op de hoogte was ten tijde van het schrijven van haar advies.
Tegelijkertijd bestaat de mogelijkheid dat hij ook vatbaar is voor pedagogische beïnvloeding, te meer omdat nog niet eerder sprake is geweest van hulpverlening. Verdachte staat hier wel voor open. Hij heeft daarnaast verklaard dat hij spijt heeft van zijn aandeel in de overval. Hij heeft ook direct na zijn aanhouding openheid van zaken gegeven, dit vindt de rechtbank positief. Daarnaast houdt de rechtbank in strafrminderende zin rekening met het feit dat verdachte vanaf het begin als meerderjarige in een penitentiaire inrichting gedetineerd heeft gezeten, terwijl verdachte op basis van zijn persoon in een jeugdinrichting geplaatst had moeten worden.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank zal ook een voorwaardelijk strafdeel opleggen en zal daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. G6036266 (muts, zwart)
2. G6036268 (mes)
3. G6036243, (regenbroek, zwart)
4. G6036244 (2x schoenen, zwart)
5. G6036248 (handschoen, groen)
6. G6036250 (joggingbroek)
7. G6036251 (joggingtrui, zwart)
8. G6036254 (rugzak)
9. G6036258 (2x schoenen, zwart)
10. G6036256 (pet, zwart)
11. G6036238 (handschoen, grijs)
12. G6036245 (handschoen, grijs)
13. G6036246 (2x handschoenen, grijs)
14. G6036249 (medisch mondkap, blauw)
15. G6036260 (vleesmes)
16. G6036241 (jas, zwart)
17. G6036242 (Rechtbank Rotterdam
18. G6036280)(: 10/960284-16
19. G6036281 (doos van Samsung Galaxy)
20. G6036282 (GSM, Huawei)
Het onder 2 genoemde mes en het onder 15 genoemde vleesmes zullen worden onttrokken aan het verkeer omdat hiermee het bewezen geachte feit is begaan dan wel deze tot het begaan van een soortgelijk feit zijn bestemd en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang,
De rechtbank bepaalt dat de overige goederen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien het niet duidelijk is aan wie deze goederen toebehoren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 47, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van afpersing
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 5 maanden, van deze jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Verdachte werkt mee aan het toezicht door de jeugdreclassering te Tilburg en meldt zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij de jeugdreclassering. Daarna dient hij zich te blijven melden op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt. Daarnaast verleent verdachte zijn medewerking aan gesprekken en huisbezoeken. De begeleiding zal gezinsgericht moeten zijn. Daarnaast zal aandacht moeten zijn voor delictpreventie in samenhang met de PDD-NOS van verdachte.
  • Verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie Tools4U Regulier Plus. Dit is een cognitieve sociale-vaardigheidstraining, bestaande uit acht bijeenkomsten, twee ouderbijeenkomsten en twee ouder-kind-bijeenkomsten. De uitvoeringsverantwoordelijke is de Raad voor de Kinderbescherming. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Geeft aan jeugdbescherming/Raad voor de Kinderbescherming Tilburg de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt
dat de volgende in beslag genomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer:
2. G6036268 (mes)
15. G6036260 (vleesmes)
en dat de overige in beslag genomen voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende:
1. G6036266 (muts, zwart)
3. G6036243, (regenbroek, zwart)
4. G6036244 (2x schoenen, zwart)
5. G6036248 (handschoen, groen)
6. G6036250 (joggingbroek)
7. G6036251 (joggingtrui, zwart)
8. G6036254 (rugzak)
9. G6036258 (2x schoenen, zwart)
10. G6036256 (pet, zwart)
11. G6036238 (handschoen, grijs)
12. G6036245 (handschoen, grijs)
13. G6036246 (2x handschoenen, grijs)
14. G6036249 (medisch mondkap, blauw)
16. G6036241 (jas, zwart)
17. G6036242 (joggingbroek, zwart)
18. G6036280 (4x simkaart van zaktelefoon)
19. G6036281 (doos van Samsung Galaxy)
20. G6036282 (GSM, Huawei)
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.D.N. Tool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juni 2021.