ECLI:NL:RBAMS:2021:3155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
20 juni 2021
Zaaknummer
AMS - 19 _ 6392
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing woonurgentie op sociaal-medische gronden door gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor woonurgentie door de gemeente Amsterdam. Eiseres, een 27-jarige alleenstaande moeder van een 3-jarig kind, had op 7 februari 2019 een woonurgentie aangevraagd, die door de gemeente op 13 juni 2019 werd afgewezen. De gemeente baseerde deze afwijzing op het advies van de GGD, die concludeerde dat er geen medische indicatie was voor een lagere woning. Eiseres stelde dat de GGD onvoldoende rekening had gehouden met haar medische en psychische klachten, evenals met haar woonsituatie, waarin zij met haar kind in een kleine woning bij haar vader woont.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente de aanvraag ten onrechte had afgewezen. De rechtbank vond dat de GGD niet voldoende had gemotiveerd dat de lichamelijke en psychische klachten van eiseres geen aanleiding gaven voor woonurgentie. De rechtbank wees erop dat de GGD niet had gereageerd op belangrijke informatie van de behandelend psychologen en psychiater, die wezen op de problematische woonsituatie en de psychische druk waaronder eiseres verkeerde. De rechtbank concludeerde dat de gemeente opnieuw op het bezwaar van eiseres moest beslissen, met inachtneming van alle relevante omstandigheden, waaronder de huidige woonsituatie en de zwangerschap van eiseres.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van alle relevante feiten en omstandigheden bij het toekennen van woonurgentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6392
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2021 in de zaak tussen
[eiseres],te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. E.B. Doganer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder, hierna: de gemeente
(gemachtigde: mr. J. van den Boorn).
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting op 27 mei 2021 via een videoverbinding (Skype). Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
De gemeente heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Conclusie

De rechtbank stelt
eiseres in het gelijk. De gemeente heeft de aanvraag van eiseres om een woonurgentie ten onrechte afgewezen. De gemeente moet opnieuw op het bezwaar van eiseres beslissen. De rechtbank legt hieronder uit waar deze zaak over gaat en hoe zij tot haar oordeel is gekomen.

Overwegingen

Aanleiding voor deze procedure
Eiseres is een 27-jarige alleenstaande vrouw met een zoontje van 3 jaar. Zij woont in bij haar vader in een 3-kamerwoning, waar ook haar zus woont. Op 7 februari 2019 heeft zij een woonurgentie aangevraagd. Naar aanleiding van de aanvraag en het bezwaarschrift heeft de GGD advies uitgebracht op 14 mei en 20 augustus 2019. De GGD-arts heeft geadviseerd een urgentie op medische gronden af te wijzen. Volgens de GGD is er geen indicatie voor een lager gelegen woning. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen met het besluit van 13 juni 2019 en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard met het besluit van 30 oktober 2019.
De gemeente heeft de woonurgentie afgewezen, omdat geen sprake is van een acuut woonprobleem. [1] De GGD heeft geen dusdanig ernstige medische feiten gevonden, die onderbouwen dat eiseres met haar kindje met spoed een zelfstandige woning nodig heeft. [2] Ten slotte zijn volgens de gemeente de huidige woonomstandigheden niet dusdanig dat sprake is van een schrijnende situatie op grond waarvan afgeweken moet worden van de regelgeving door eiseres toch een woonurgentie te verstrekken. [3] De situatie van eiseres met haar kind, jonger dan vier jaar, is niet uniek en de situatie waarin zij verkeert is niet onvoorzien bij de totstandkoming van de regels. Ook dat er spanningen voor de vader van eiseres in huis zijn rechtvaardigt geen voorrang op andere woningzoekenden, die daardoor langer zouden moeten wachten op een sociale huurwoning, evenmin als de medische omstandigheden van eiseres.
3. Eiseres heeft gemotiveerd aangevoerd dat de gemeente ten onrechte de aanvraag op sociale en medische gronden en op grond van de hardheidsclausule heeft afgewezen. Volgens eiseres heeft de GGD – kort gezegd – onvoldoende rekening gehouden met haar medische en psychische klachten en haar woonsituatie.
Had de gemeente woonurgentie moeten toewijzen op sociaal-medische gronden?
4. De rechtbank oordeelt dat de gemeente voldoende heeft gemotiveerd dat de lichamelijke klachten van eiseres onvoldoende zijn om te oordelen dat zij niet met de trap in haar woning kan komen.
5. De GGD heeft de psychische klachten van eiseres beoordeeld in het advies van 14 juni 2019 en dat advies bevestigd met het aanvullend advies van 20 augustus 2019 en gekeken of er een indicatie is voor een sociaal-medische urgentie. De GGD heeft daarbij gekeken naar de woonsituatie en beoordeeld of de psychische situatie levensontwrichtend is. Daarbij heeft de GGD overwogen dat eiseres met haar kind in de woonkamer slaapt.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de GGD echter niet kenbaar rekening gehouden met de overgelegde brief van de behandelend psychologen en psychiater van Zorgbedrijf Y-psy van 4 september 2019. De rechtbank begrijpt dat er veel stukken zijn overgelegd aan de gemeente en dat het prettiger is als die stukken in één keer overgelegd worden. Gelet op de zorgvuldigheid had de gemeente naar aanleiding van de brief van Y-psy van 4 september 2019 de GGD opnieuw om advies moeten vragen. In die brief heeft Y-psy onder meer beschreven dat vader ook psychische problemen heeft en dat de spanningen tussen hen lopen op. Hij is zeer prikkelbaar en kan niet tegen het gehuil van zijn kleinkind, zet patiënte en kleinkind dagelijks uit huis. Ten onrechte is met deze omstandigheden geen rekening gehouden bij de beoordeling van de woonsituatie.
7. Verder staat in het GGD-advies dat behandeling van de psychische klachten voorliggend is en dat de vooruitzichten gunstig zijn. In de brief van Y-psy van 4 september 2019 staat dat er helaas nog weinig of geen vooruitgang is en dat de behandeling stagneert wegens de persisterende stress. Naar het oordeel van de rechtbank geeft ook dit aanknopingspunten voor twijfel aan het advies van de GGD. De gemeente mocht zich bij de besluitvorming daarom niet baseren op de adviezen van de GGD.
Opdracht aan de gemeente en de GGD
8. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De gemeente moet opnieuw op het bezwaar van eiseres beslissen en daarvoor opnieuw advies vragen aan de GGD. Daarbij moet rekening gehouden worden met de woonsituatie waarbij eiseres met haar kind in de woonkamer slaapt, de psychische klachten van de vader van eiseres, de door I-psy onderbouwde stelling van eiseres dat zij dagelijks naar buiten wordt gestuurd en het feit dat zij nu vijftien weken zwanger is, wat naast een nieuwe feitelijke situatie ook een stressfactor is, bovenop de persistente stress die eiseres ervaart, omdat de vader van eiseres dat niet weet. Al deze factoren moeten de GGD en de gemeente betrekken bij de vraag of een woonurgentie gerechtvaardigd is.
Proceskosten en griffierecht
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat de gemeente aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 174,- en de door eiseres gemaakte proceskosten moet vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast [4] op € 1.034,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Als aan eiseres een toevoeging is verleend, moet de gemeente de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de gemeente op binnen zes weken na de dag van verzending van deze
uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de gemeente op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de gemeente in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier, op 27 mei 2021.
gerechtsjurist
rechter
(griffier op de zitting) Is niet aanwezig om te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder b, van de Huisvestingsverordening.
2.Artikel 2.6.8, eerste lid, onder b, van de Huisvestingsverordening.
3.Hardheidsclausule, artikel 2.6.11 van de Huisvestingsverordening.
4.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.