ECLI:NL:RBAMS:2021:3140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
C/13/701819 / KG ZA 21-376
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod voor vennoot om restaurant te betreden en veroordeling tot betaling van voorschot op uitkoopvergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers, bestaande uit drie vennoten van een vennootschap onder firma, een kort geding aangespannen tegen hun mede-vennoot, gedaagde. De eisers vorderen dat gedaagde wordt verboden het restaurant te betreden en dat hij wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op de uitkoopvergoeding. De aanleiding voor het geschil zijn beschuldigingen van identiteitsfraude door gedaagde, die volgens eisers handtekeningen heeft vervalst om een leaseauto aan te vragen zonder hun medeweten. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 mei 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij eisers hun vorderingen hebben onderbouwd met bewijsstukken en een pleitnota. Gedaagde heeft verweer gevoerd en tegenvorderingen ingesteld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verhoudingen tussen partijen ernstig verstoord zijn en dat samenwerking niet meer mogelijk is. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde voorlopig het restaurant niet mag betreden, gezien de beschuldigingen van vervalsing van handtekeningen en het gebrek aan vertrouwen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van een voorschot op de uitkoopvergoeding van € 22.500,- aan eisers. De proceskosten zijn voor gedaagde, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is uitgesproken op 2 juni 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/701819 / KG ZA 21-376 EAM/MvG
Vonnis in kort geding van 2 juni 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
eisers in conventie bij dagvaarding op verkorte termijn van 12 mei 2021,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. L. Nix te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S. Maachi te Huizen.
Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] worden genoemd en gezamenlijk [eisers] Gedaagde zal hierna [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de mondelinge behandeling van dit kort geding op 19 mei 2021 hebben [eisers] hun vorderingen toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en tevens tegenvorderingen ingesteld. [eisers] hebben de tegenvorderingen bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Op de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , W. Fadel, tolk Arabische taal, mr. Nix en zijn kantoorgenootmr. G.R.A. Ekeren;
- [gedaagde] met mr. Maachi.
2. De feiten
2.1.
Partijen exploiteren in de vorm van een vennootschap onder firma [naam VOF] , een restaurant aan de [adres] .
2.2.
Zij hebben daartoe op 1 december 2017 een schriftelijke overeenkomst gesloten genaamd “overeenkomst van vennootschap onder firma”.
2.3.
[eiser 3] op 20 oktober 2020 en [eiser 1] en [eiser 2] beiden op 21 oktober 2020 hebben aangifte gedaan van identiteitsfraude gepleegd door [gedaagde] . In de aangifte van [eiser 1] staat, voor zover van belang, het volgende:

(…) Ik ben bezig om mijn hypotheek aan te passen. Ik zou van de ING een offerte ontvangen. Op dinsdag 13 oktober 2020 werd ik gebeld door een medewerker van de ING. Hij vertelde mij dat in mijn BKR een lease auto stond en dat dat mee zou tellen met de offerte. Ik begreep niet over welke auto hij het had want ik heb geen lease auto.
Op donderdag 15 oktober 2020 heb ik bij de BKR een aanvraag gedaan om all documenten in te zien. Zij vertelden mij dat er door DutchFinance(een handelsnaam van Volkswagen Leasing B.V., vzr)
een lease auto op naam van het restaurant staat. Ik heb DutchFinance dezelfde dag nog gebeld en gevraagd of ik een kopie van het contract per email kon ontvangen. Deze ontving ik nog dezelfde dag.
Ik heb gelijk mijn compagnons [eiser 2] en [eiser 3] opgebeld om hen hierover te informeren. Zowel [eiser 3] , [eiser 2] en ik wisten niet af van het bestaan van deze auto. (…)
Wij zijn nooit over dit contract geinformeerd. Er is getekend door [gedaagde] maar er was ook tekenbevoegdheid nodig van ons aangezien de auto voor ons restaurant is aangevraagd. In het contract is wel namens ons getekend. Wij hebben dit contract nog nooit eerder gezien en hebben dan ook niet zelf getekend. (…) Ik vermoed dat [gedaagde] onze handtekening heeft vervalst. In het restaurant ligt een map waarin allemaal kopieen van legitimaties zitten van alle medewerkers. Alleen de eigenaren hebben toegang tot deze map, dus ook [gedaagde] . Ik vermoed dat hij zo aan onze gegevens is gekomen. (…)”.
2.4.
Op 25 oktober 2020 hebben partijen een gesprek gehad in het restaurant. Het gesprek, dat in het Arabisch werd gevoerd, is door [eisers] opgenomen. [eisers] hebben dit gesprek door een beëdigd vertaler laten vertalen. In dat stuk staat, voor zover van belang, het volgende:

(…)
[gedaagde]( [gedaagde] , vzr)
: …dit rechtvaardigt niet wat ik heb gedaan. Ik kom vandaag speciaal om excuses aan te bieden aan jullie drieën. Ik kus je hoofd (noot: Egyptische cultuur een verzoek om excuses te accepteren)
[eiser 3]( [eiser 3] , vzr)
: De zaak is erger dan je denkt! …dat iemand een paspoort meeneemt, het scant en de handtekening van de houder namaakt.
[gedaagde]: Kijk, ik heb een fout gemaakt en ben bereid om mijn fout goed te maken.
[eiser 3]: Ik heb zelf drie auto’s bij de dealer gekocht, niemand zou kunnen zeggen dat ik een probleem maakte!
[gedaagde]: Ik heb een fout gemaakt, excuses…. Ik accepteer alles wat jullie willen doen, de winkel, de papieren… [eiser 1] je mag de administratie vanaf nu doen, ik doe het niet meer. Doe wat je wilt…Ik heb het drie jaar lang gedaan. Denk aan de goede dingen die ik heb gedaan gedreunde de afgelopen drie jaar bij deze winkel. Nemen jullie mij niet kwalijk. Eerlijk gezegd, ik kom vandaag zodat ik van de zorgen af kan. Sorry, ik heb een fout gemaakt, dit zeg ik voor de miljoenste keer!”.
2.5.
Bij brief van hun advocaat van 8 januari 2021 hebben [eisers] [gedaagde] gesommeerd om niet meer in het restaurant te komen en zich terug te trekken uit [naam VOF] . Tevens hebben zij in deze brief [gedaagde] een uitkoopvergoeding van € 22.500,- aangeboden.
2.6.
Bij e-mail van 20 januari 2021 heeft de advocaat van [gedaagde] de advocaat van [eisers] voor zover van belang als volgt bericht:

(…) Uw cliënten hebben kennelijk aangifte gedaan bij de politie van beweerdelijke gedragingen aan de zijde van mijn cliënt. Mijn cliënt ziet een eventueel strafrechtelijk onderzoek met groot vertrouwen tegemoet, daar hij kan aantonen dat hij nimmer valse handtekeningen heeft gezet zoals door u cliënten ten onrechte is geponeerd. (…) Mijn cliënt staat vol in zijn recht om zich in zijn onderneming te begeven, waar en wanneer hij maar wilt.
(…)
Het is voor mijn cliënt overduidelijk geworden dat uw cliënten (familieleden van elkaar) helaas wel een gezamenlijke lastercampagne zijn begonnen voor eigen financieel gewin (het behouden van de succesvolle onderneming zonder mijn cliënt). (…)”.
2.7.
Bij e-mail van 10 mei 2021 heeft de advocaat van [gedaagde] de advocaat van [eisers] voor zover van belang als volgt bericht:

(…) De valse beschuldiging van uw cliënten hebben geen enkel raakvlak met de VOF. De auto is volledig afbetaald door mijn cliënt via zijn rekening. De VOF heeft geen enkele schade geleden. Er is geen sprake geweest van frauduleus handelen. (…)
De vertaling is volledig uit de context gehaald. Mijn cliënt heeft louter excuses aangeboden voor het feit dat hij een auto heeft aangeschaft, waardoor de andere vennoten kennelijk ook in het BKR werden geregistreerd. Dit is iets wat hij niet op voorhand wist. (…) Uw cliënten eisten nadien dat mijn cliënt de auto ineens ging aflossen, zodat de vennoten niet meer BKR geregistreerd zouden staan. Omdat dit niet mogelijk was, bood ook mijn cliënt hiervoor zijn excuses aan.
Er is dus absoluut geen excuses aangeboden voor vermeende vervalsing van handtekeningen. (…)
Feit is dat uw cliënten alle drie, niet één, maar zelfs twee keer, hun paspoorten hebben afgegeven ten behoeve van de koop van de auto van mijn cliënt. In eerste instantie hebben uw cliënten alle drie hunoudepaspoorten verstrekt ten behoeve van de aanschaf van de auto. Nadien, toen de autodealer erop had gewezen dat het oude paspoorten betrof, hebben uw cliënten alle drie wel hun geldende (nieuwe) paspoorten verstrekt. Dit is niet natuurlijk niet toevallig.
Mijn cliënt stelt zich op het standpunt dat uw cliënten reeds op voorhand van plan waren een vals spel te spelen, ware het niet dat deze autodealer scherp was bij de document controle. Immers, hoe makkelijk zou het voor uw cliënten in dat geval zijn geweest om te zeggen dat mijn cliënt heimelijk oude/valse paspoorten heeft gebruikt. (…)
De paspoorten zijn echter met instemming en volle verstand verstrekt en gebruikt door uw cliënten ten behoeve van de aanschaf van de auto. Uw cliënten hebben zelf de koopovereenkomst digitaal getekend. (…)”.
2.8.
Bij brief van 11 mei 2021 heeft het Openbaar Ministerie (OM) [gedaagde] meegedeeld dat hij niet zal worden vervolgd, omdat er onvoldoende bewijs tegen hem is.
2.9.
Bij e-mail van 17 mei 2021 heeft de advocaat van [eisers] het OM een deel van het audiobestand van het onder 2.4 aangehaalde gesprek en de beëdigde vertaling daarvan toegestuurd en de officier van justitie verzocht zijn sepotbeslissing te heroverwegen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisers] vorderen, samengevat:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het restaurant van de VOF niet meer te betreden, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
II. voorwaardelijk, in het geval [gedaagde] een voorschot op zijn uitkoopvergoeding zal vorderen, dit voorschot vast te stellen op een bedrag van € 2.234,-;
III. [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert, samengevat:
I. primair: [eisers] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het restaurant van de VOF niet meer te betreden, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
II. subsidiair: voorwaardelijk, in het geval [eisers] een voorschot op hun uitkoopvergoeding zullen vorderen, dit voorschot vast te stellen op een bedrag van € 2.843,05 voor [eiser 1] , € 2.234,- voor [eiser 2] en € 812,30 voor [eiser 3] ;
III. meer subsidiair: [eisers] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] een voorschot van € 59.602,- aan uitkoopvergoeding te betalen;
IV. [eisers] te veroordelen in de proces- en nakosten.
4.2.
[eisers] voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en die in reconventie samen worden behandeld.
Waar gaat de zaak over
5.2.
Sinds halverwege oktober 2020 zijn de verhoudingen tussen partijen ernstig verstoord. De horeca is thans weer (deels) geopend. Gelet op het gebrek aan vertrouwen is samenwerken nu niet mogelijk. Dit komt de bedrijfsvoering en de continuïteit van [naam VOF] niet ten goede en betekent dat of [eisers] of [gedaagde] , in ieder geval tijdelijk, het restaurant niet meer mogen betreden.
5.3.
Bij de gedingstukken bevindt zich een overeenkomst uit hoofde waarvan door DutchFinance een krediet aan [naam VOF] is verstrekt voor de lease van een [merk en type auto] . Op de overeenkomst staan bij de namen van [gedaagde] , [eiser 1] , [eiser 3] en [eiser 2] handtekeningen. [eisers] stellen dat zij deze overeenkomst niet hebben getekend en [gedaagde] hun handtekeningen heeft vervalst. Volgens [gedaagde] hebben [eisers] de overeenkomst wel getekend en is dit allemaal een vooropgezet plan van hen geweest om hem uit [naam VOF] te werken.
Niet betreden restaurant
5.4.
Gelet op het verwijt dat [gedaagde] wordt gemaakt, lag het op zijn weg om direct tekst en uitleg te geven over hoe het is gegaan bij het tekenen van de overeenkomst. Dit heeft hij niet gedaan. In de onder 2.6 aangehaalde e-mail van
20 januari 2021 van zijn advocaat heeft [gedaagde] zich echter op dit punt in stilzwijgen gehuld. In die e-mail wordt slechts ontkend dat [gedaagde] de handtekeningen van [eisers] heeft vervalst en wordt niet uitgelegd hoe de handtekeningen van [eisers] dan wel op de overeenkomst terecht zijn gekomen. Vervolgens heeft [gedaagde] wisselende verklaringen voor de handtekeningen gegeven. In de onder 2.7 aangehaalde e-mail van 10 mei 2021 van zijn advocaat staat dat [eisers] de overeenkomst zelf digitaal hebben getekend. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard dat partijen destijds in het restaurant hadden afgesproken en [eisers] daar de overeenkomst via de telefoon van [gedaagde] hebben getekend. Bovenstaande maakt de ontkenning van [gedaagde] niet erg geloofwaardig.
5.5.
De omstandigheid dat het OM de aangifte vooralsnog heeft geseponeerd is weinigzeggend. Bij die beslissing komt de officier van justitie een grote beleidsvrijheid toe en maakt hij zijn eigen afwegingen. Bovendien heeft de advocaat van [eisers] tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat bij het OM onduidelijkheid is ontstaan naar aanleiding van de volledige afbetaling van het krediet aan de leasemaatschappij door [gedaagde] . Volgens hun advocaat heeft het OM het er toen ten onrechte voor gehouden dat [eisers] hun aangifte wilden intrekken. Zij hebben de officier van justitie verzocht zijn sepotbeslissing te heroverwegen. Het is nog niet bekend of het OM alsnog tot vervolging van [gedaagde] overgaat.
5.6.
Uit het opgenomen gesprek dat tussen partijen heeft plaatsgevonden (zie hierboven 2.4), volgt dat is gesproken over het namaken van een handtekening en dat daarvoor door [gedaagde] excuses zijn gemaakt. Volgens [gedaagde] is dat gedeelte van het gesprek uit zijn context gehaald. Hij heeft gesteld dat zijn excuses niet zagen op het namaken van de handtekeningen van [eisers] , maar op het feit dat hij niet wist dat [eisers] bij het aangaan van de leaseovereenkomst ook in het BKR zouden worden geregistreerd. De tekst van het gesprek geeft hiervoor echter geen enkele aanwijzing.
5.7.
Dat sprake is van een door [eisers] vooropgezet plan om hem uit [naam VOF] te werken is tot slot niet met steekhoudende feiten en omstandigheden onderbouwd. Daarom is op dit moment voldoende aannemelijk dat [gedaagde] buiten medeweten van [eisers] hun handtekeningen heeft nagemaakt.
5.8.
Bovenstaande betekent dat het [gedaagde] zal zijn die voorlopig het restaurant niet mag betreden. De daartoe strekkende vordering van [eisers] zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De gevorderde dwangsom wordt gemaximeerd als na te melden.
Voorschot op uitkoopvergoeding
5.9.
[eisers] hebben de met [gedaagde] gesloten overeenkomst van vennootschap onder firma niet formeel opgezegd of ontbonden.
5.10.
Of artikel 8 van die overeenkomst gaat over de gehele beëindiging van [naam VOF] en niet voorziet in een vertrekbepaling van slechts één vennoot, zoals door [gedaagde] gesteld, behoeft daarom geen bespreking.
5.11.
Wel is het zo dat de situatie maakt dat [gedaagde] zich dient terug te trekken uit de onderneming. [gedaagde] heeft berekend dat bij een vertrek uit [naam VOF] aan hem een uitkoopvergoeding toekomt van € 245.602,- en in dat kader (meer subsidiair) heeft hij een voorschotbetaling van € 59.602,- gevorderd.
5.12.
[eisers] hebben de berekening van [gedaagde] gemotiveerd betwist. Om de waarde van [naam VOF] te berekenen is nader onderzoek en eventueel bewijslevering en/of een deskundigenbericht nodig. Een kort geding leent zich hiervoor niet. Daarvoor is een bodemprocedure de geëigende weg.
5.13.
[eisers] hebben tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld nog steeds bereid te zijn om aan [gedaagde] een uitkoopvergoeding van € 22.500,- te betalen. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen en geldt als een voorschot op hetgeen [eisers] in een bodemprocedure eventueel nog meer aan [gedaagde] verschuldigd zullen blijken te zijn.
Proceskosten
5.14.
[gedaagde] zal als de grotendeels in conventie in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op € 103,83 aan dagvaardingskosten, € 309,- aan griffierecht en € 1.016,- aan salaris advocaat. De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.15.
In de uitkomst van dit geding in reconventie wordt aanleiding gezien de proceskosten tussen partijen te verrekenen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde] , totdat in een bodemprocedure anders wordt beslist, dan wel partijen in overleg anders overeenkomen, om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis [naam VOF] aan de [adres] niet meer te betreden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 25.000,- is bereikt,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op € 1.428,83,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
veroordeelt [eisers] binnen zeven dagen na heden aan [gedaagde] een bedrag te betalen van € 22.500,- aan voorschot op de door hen te betalen uitkoopvergoeding,
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
verrekent de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MvG