ECLI:NL:RBAMS:2021:3115

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5499
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening in AOW-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank (Svb) over de herziening van het AOW-pensioen van [eiser]. De Svb had op 25 mei 2020 het pensioen van [eiser] herzien en op 29 september 2020 het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard. [eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 april 2021 was [eiser] aanwezig, maar de Svb was afwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend, namelijk pas op 23 juli 2020, terwijl de termijn voor indiening op 6 juli 2020 eindigde. [eiser] stelde dat hij te laat was omdat hij wachtte op medische gegevens van zijn huisarts en hulp nodig had van zijn dochter om het bezwaarschrift op te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat [eiser] ook een voorlopig bezwaarschrift had kunnen indienen en dat hij geen geldige reden had gegeven voor de te late indiening.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bezwaar van [eiser] terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de Svb. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5499

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

( [gemachtigde] ).
Partijen worden hierna [eiser] en de Svb genoemd.

Procesverloop

Op 25 mei 2020 heeft de Svb het pensioen van [eiser] op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) herzien.
Op 29 september 2020 heeft de Svb het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 april 2021. [eiser] is verschenen. De Svb is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 15 oktober 2009 heeft [eiser] een opgave van zijn verzekeringstijdvakken voor de AOW aangevraagd. De Svb heeft vervolgens meerdere keren om aanvullende informatie gevraagd. [eiser] krijgt per 12 maart 2015 een AOW-pensioen. Omdat
[eiser] over de periode 7 juli 1989 tot en met 2 juli 1995 geen informatie heeft verstrekt, heeft de Svb beslist dat hij over deze periode niet verzekerd was voor de AOW. [eiser] heeft op 27 maart 2020 een verzoek om herziening van zijn AOW-pensioen aangevraagd met de benodigde informatie over de periode 7 juli 1989 tot en met 2 juli 1995.
2. Op basis van de door [eiser] ingebrachte informatie heeft de Svb besloten dat
[eiser] wel verzekerd is voor de genoemde periode. De Svb heeft het AOW-pensioen van [eiser] hierom verhoogd met terugwerkende kracht van één jaar.
3. Op 23 juli 2020 heeft [eiser] hiertegen bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft de Svb het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend.
4. Volgens [eiser] was hij te laat met het indienen van zijn bezwaarschrift omdat hij bezig was met het verkrijgen van medische gegevens. Hij kreeg deze gegevens pas later van zijn huisarts. [eiser] heeft toegelicht dat hij bovendien hulp van zijn dochter nodig had om het bezwaarschrift te schrijven.
Het oordeel van de rechtbank
5. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn begint nadat het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. In principe wordt een bezwaarschrift dat na het aflopen van de termijn wordt ingediend niet in behandeling genomen (niet-ontvankelijk verklaard). Hierop kan alleen een uitzondering worden gemaakt als [eiser] niet kan worden verweten dat hij te laat bezwaar heeft gemaakt. Bij de beantwoording van de vraag of hiervan sprake is worden strenge regels gehanteerd.
6. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De datum van het besluit is 25 mei 2020. Dit betekent dat [eiser] tot 6 juli 2020 zijn bezwaarschrift had kunnen indienen om op tijd bezwaar te maken. De Svb heeft het bezwaarschrift van [eiser] pas op 23 juli 2020 ontvangen. [eiser] heeft zijn bezwaarschrift dus te laat ingediend.
7. Dat [eiser] heeft gewacht op de medische gegevens betekent niet dat hij geen bezwaar kon indienen. [eiser] had namelijk ook een voorlopig bezwaarschrift kunnen indienen en de medische gegevens later kunnen aanvullen. De rechtbank gelooft dat het voor [eiser] moeilijk is om een brief te schrijven en hij deze daarom door zijn dochter heeft laten schrijven, die buiten Amsterdam woont. Alleen het is voor de rechtbank niet duidelijk geworden waarom [eiser] wel na acht weken maar niet binnen zes weken zijn bezwaarschrift kon indienen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] dus geen geldige reden gegeven waarom hij zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend.
8. Omdat het bezwaar niet-ontvankelijk is beoordeelt de rechtbank niet de inhoud van de zaak. Maar dat had waarschijnlijk niet uitgemaakt. De Svb heeft namelijk de regels toegepast die zij altijd toepast en volgens de rechtspraak mag dat ook.
Conclusie
9. De Svb heeft het bezwaar van [eiser] terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiser] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.