ECLI:NL:RBAMS:2021:3093

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 254
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over naheffingsaanslag parkeerbelasting en onderzoeksplicht van de eiseres

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres, woonachtig in Abcoude, is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 9 oktober 2019, nadat een scanauto had geconstateerd dat er geen parkeerbelasting was voldaan voor de auto van eiseres, die geparkeerd stond aan de [straat] in Amsterdam. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd op 17 december 2019 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 18 februari 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat zij te goeder trouw had geparkeerd, aangezien de parkeerbelasting pas sinds oktober 2019 van kracht was op de betreffende locatie. Eiseres, die van hogere leeftijd is en onbekend in Amsterdam, stelde dat zij niet in staat was om zelf onderzoek te doen naar de geldende parkeerregels. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat eiseres zelf had moeten onderzoeken of parkeerbelasting verschuldigd was, en dat er voldoende informatie beschikbaar was in de vorm van borden en parkeerautomaten.

De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar inderdaad aan zijn informatieplicht had voldaan en dat eiseres, ondanks haar onbekendheid met de stad, een onderzoeksplicht had. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat er geen sprake was van overmacht die eiseres zou vrijstellen van de verplichting om parkeerbelasting te betalen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees verzoeken om proceskostenvergoeding en griffierecht af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/254

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Abcoude, eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

( [heffingsambtenaar] ).
Partijen worden hierna [eiseres] en de heffingsambtenaar genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 9 oktober 2019 heeft de heffingsambtenaar aan [eiseres] een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 17 december 2019 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiseres] tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 februari 2021. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [heffingsambtenaar] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 4 oktober 2019 stond de auto van [eiseres] , met [kenteken] , geparkeerd aan de [straat] ter hoogte van nummer 86 te Amsterdam. Om 10:49 heeft de scanauto geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
2. [eiseres] vindt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Pas sinds oktober 2019 is parkeerbelasting verschuldigd op de [straat] . [eiseres] heeft haar auto daar dan ook te goeder trouw neergezet. Volgens [eiseres] wordt geen rekening gehouden met mensen van hogere leeftijd die onbekend zijn in Amsterdam en met het nieuwe parkeerregime. [eiseres] kon dit niet zelf onderzoeken wegens haar hoge leeftijd en mobiliteit. Met dit beleid worden ouderen volgens haar in hun mobiliteit en zelfstandigheid aangetast.
3. Ter zitting heeft [eiseres] verduidelijkt dat zij wel aan de onderzoeksplicht heeft voldaan, maar dat de heffingsambtenaar niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting. Zo gelden op korte afstand van elkaar vier verschillende parkeerregimes. Bovendien stond een van de borden waaruit betaald parkeren zou blijken gedraaid.
4. De heffingsambtenaar stelt dat van [eiseres] mag worden verwacht dat zij onderzoekt of parkeerbelasting verschuldigd is. Voorafgaand aan het parkeren had zij moeten letten op borden of parkeerautomaten. Ook nadat er was geparkeerd had [eiseres] moeite moeten doen om te onderzoeken of parkeerbelasting verschuldigd was. In de directe omgeving van de parkeerlocatie staan meerdere parkeerautomaten. Het had voor haar dus duidelijk moeten zijn dat hier parkeerbelasting verschuldigd is. De parkeerbelasting is een objectieve belasting waarbij geen rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden zoals de leeftijd van [eiseres] .
Het oordeel van de rechtbank
5. Volgens vaste rechtspraak rust op de heffingsambtenaar de plicht om ter plaatse kenbaar te maken dat parkeerbelasting verschuldigd is. Dit heet ook wel de informatieplicht. Van een parkeerder mag echter worden verwacht dat hij bij aanvang van het parkeren voldoende onderzoekt of parkeerbelasting verschuldigd is. Dit houdt in dat hij oplet of hij bebording ‘betaald parkeren’ of een parkeerautomaat passeert en dat hij zich nadat hij heeft geparkeerd inspant om te onderzoeken of voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd is. Dit wordt de onderzoeksplicht genoemd.
6. Uit de stukken in het dossier komt naar voren dat in de buurt van de locatie waar [eiseres] geparkeerd stond meerdere parkeerautomaten en een bord staan waaruit blijkt dat in dat gebied parkeerbelasting verschuldigd is. Op de [straat] ter hoogte van nummer 118 staat in ieder geval een parkeerautomaat waar [eiseres] is langsgelopen. De heffingsambtenaar heeft hiermee dus aan de informatieplicht voldaan. Daarnaast had zij de website van de gemeente Amsterdam kunnen raadplegen. Dat op een korte afstand van elkaar vier verschillende parkeerregimes gelden en het bord gedraaid stond maakt dit niet anders.
7. Dat [eiseres] onbekend is in Amsterdam kan betekenen dat zij juist extra alert had moeten zijn op parkeerbelastingaanduidingen en er niet te snel vanuit had mogen gaan dat er geen parkeerbelasting werd geheven op de plek waar zij geparkeerd stond. Dat [eiseres] onbekend is in Amsterdam betekent dus niet dat zij geen onderzoeksplicht heeft.
8. De rechtbank overweegt verder dat parkeerbelasting een objectieve belasting is, waarbij opzet en schuld geen rol spelen en in beginsel geen rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden zoals de hoge leeftijd of mobiliteit van [eiseres] . Slechts in bijzondere gevallen kan strikte naleving van de regels met betrekking tot de verschuldigdheid van parkeerbelasting redelijkerwijs niet van de parkeerder worden gevergd (zogenoemde overmacht). Een beroep op overmacht kan alleen slagen indien zij in verband met een noodsituatie of een spoedeisende situatie verhinderd was of niet in staat was om parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake was van een situatie als hiervoor bedoeld.
Conclusie
9. De naheffingsaanslag is terecht door de heffingsambtenaar aan
[eiseres] opgelegd. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door
[eiseres] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.