ECLI:NL:RBAMS:2021:3069

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
13/729018-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een notaris voor valsheid in geschrifte en ontzetting uit het notarisambt

Op 14 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een notaris, die beschuldigd werd van valsheid in geschrifte. Het onderzoek naar de verdachte begon na vragen van een medewerker van een notariskantoor aan de bank over een niet meer bestaande rekening. De verdachte werkte voor het notariskantoor van zijn medeverdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn medeverdachte bankafschriften, een akte van geldlening en e-mails heeft vervalst tussen 1 december 2014 en 8 december 2017. Deze vervalsingen waren bedoeld om de negatieve bewaringspositie van het notariskantoor te verhullen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij deze documenten heeft vervalst en verstrekt aan de accountant en het Bureau Financieel Toezicht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden en een beroepsverbod van 5 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had eerder al een beroepsverbod gekregen en heeft opnieuw de regels overtreden door bij een notariskantoor te werken. De rechtbank benadrukt het belang van vertrouwen in notarissen en de gevolgen van de vervalsingen voor de benadeelde cliënten. De verdachte heeft de indruk gewekt dat de bewaringspositie van het notariskantoor positief was, terwijl er in werkelijkheid sprake was van een aanzienlijk tekort. Dit heeft geleid tot grote financiële risico's voor de cliënten van het notariskantoor, dat uiteindelijk failliet is gegaan. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd en de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrifte en het opzettelijk gebruik maken van vervalste geschriften.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/729018-18 (Promis)
Datum uitspraak: 14 juni 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen van 27 februari 2020, 12 maart 2021 en 31 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Hart en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. R. Croes-Hoogendoorn naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Naar aanleiding van vragen van een medewerker van notariskantoor [naam notariskantoor] aan de bank over een niet meer bestaande rekening is hiernaar een onderzoek ingesteld. Verdachte werkte destijds voor het notariskantoor van zijn medeverdachte [medeverdachte] . Uiteindelijk heeft genoemd onderzoek tot de volgende strafrechtelijke beschuldiging geleid.
Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het samen met een ander plegen van valsheid in geschrift door stukken te vervalsen en te gebruiken. Het gaat daarbij om bankafschriften, een akte van geldlening en e-mails in de periode 1 december 2014 tot en met 8 december 2017.
De tenlastelegging staat in bijlage I.
[medeverdachte] is bij vonnis van 12 maart 2020 door deze rechtbank, in een andere samenstelling, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een beroepsverbod in het notariaat van vijf jaar. [medeverdachte] is, naast de feiten waar verdachte van wordt beschuldigd, ook veroordeeld voor andere feiten.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de stukken samen met [medeverdachte] heeft vervalst en heeft gebruikt.
Verdachte heeft op de zitting van 31 mei 2021 bekend dat hij toen hij voor het notariskantoor van [medeverdachte] werkte 26 bankafschriften van de Rabobank, een akte van geldlening van de Nationale Nederlanden en twee e-mails heeft vervalst en verstrekt aan de accountant en/of het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT). Hij deed dit in samenspraak met [medeverdachte] , om de negatieve bewaringspositie van het notariskantoor te verhullen. De bekennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. Omdat verdachte integraal heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave daarvan in bijlage II.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
in de periode vanaf 1 december 2014 tot en met 8 december 2017 te Amsterdam en/of Nieuw-Vennep tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en voorhanden heeft gehad meerdere valse of vervalste geschriften, te weten
zesentwintig bankafschriften van de Rabobank Amstel en Vecht ten name van [naam notariskantoor] Notariskantoor inzake derdengelden met rekeningnummer [nummer] voorzien van de volgnummers 520 tot en met 545 en
een akte van geldlening met schuldbekentenis d.d. 15 december 2015 voorzien van het leningnummer [nummer] en
een e-mailbericht d.d. 29 maart 2017 met het onderwerp "lening" afkomstig vanaf het e-mailadres [e-mailadres] en een e-mailbericht d.d. 15 augustus 2017 met het onderwerp " [medeverdachte] " afkomstig vanaf het e-mailadres [e-mailadres] ,
telkens geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
ad A.
over de periode van 3 december 2014 tot en met 6 oktober 2017 telkens bankafschriften zijn vervaardigd met een positief saldo variërend van 560.000 euro tot 1.530.013,86, terwijl in werkelijkheid de betreffende bankrekening per 22 december 2014 was opgeheven, en
ad B.
een akte van geldlening met schuldbekentenis is vervaardigd waarin staat dat Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (de schuldeiseres) en (a) [medeverdachte] en (b) [medeverdachte] Notariaat B.V. (de schuldenaar) een overeenkomst tot geldlening hebben gesloten en de schuldenaar erkent wegens heden ter leen ontvangen gelden schuldig te zijn aan de schuldeiseres een som van 75.000 en dat die akte het leningnummer [nummer] heeft, terwijl in werkelijkheid die lening niet door schuldeiseres aan schuldenaar is verstrekt en dat leningnummer toebehoort aan een andere cliënt van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V., en
ad C.
e-mailberichten zijn vervaardigd en verstuurd afkomstig van [naam 1] met e-mailadres [e-mailadres] over een geldlening die aan [medeverdachte] en/of diens Kantoor/B.V. door [naam 1] is verstrekt, terwijl in werkelijkheid deze e-mailberichten niet afkomstig zijn van [naam 1] en van haar e-mailadres en zij geen geldlening aan [medeverdachte] heeft verstrekt,
en bestaande dat gebruikmaken en voorhanden hebben hierin dat verdachte en zijn mededader
- ( ad A.) die vervalste bankrekeningafschriften op het notariskantoor voorhanden hadden en in de administratie hebben opgenomen en hebben verstrekt aan de boekhouder en de accountant van het notariskantoor [medeverdachte] Notariaat en aan een toezichthouder/ medewerker van het Bureau Financieel Toezicht, en
- ( ad B.) die vervalste akte van geldlening verstrekt hebben aan de accountant van het notariskantoor [medeverdachte] Notariaat, en
- ( ad C.) die valse e-mailberichten verzonden hebben aan de accountant van het notariskantoor [medeverdachte] Notariaat,
waardoor verhuld werd dat zijn mededader geldbedragen van de derdengeldenrekening van het notariskantoor [medeverdachte] Notariaat heeft onttrokken en waardoor bij het Bureau Financieel Toezicht de indruk werd gewekt dat de bewaringspositie van het notariskantoor [medeverdachte] Notariaat positief was, terwijl in werkelijkheid sprake was van een bewaringstekort van 502.329 euro per 31 december 2014 oplopend tot 2.210.161 euro per 8 december 2017,
terwijl hij en zijn mededader wisten dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware zij echt en onvervalst;
en
hij in de periode vanaf 1 december 2014 tot en met 8 december 2017 te Amsterdam en/of Nieuw Vennep tezamen en in vereniging met een ander meerdere geschriften, te weten
A. zesentwintig bankrekeningafschriften van de Rabobank Amstel en Vecht ten name van [naam notariskantoor] Notariskantoor inzake derdengelden met rekeningnummer [nummer] voorzien van de volgnummers 520 tot en met 545 en
een akte van geldlening met schuldbekentenis d.d. 15 december 2015 voorzien van het leningnummer [nummer] en
een e-mailbericht d.d. 29 maart 2017 met het onderwerp "lening" afkomstig vanaf het e-mailadres [e-mailadres] en een e-mailbericht d.d. 15 augustus 2017 met het onderwerp " [medeverdachte] " afkomstig vanaf het e-mailadres [e-mailadres] ,
telkens geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben verdachte en zijn mededader valselijk en in strijd met de waarheid:
ad A.
over de periode van 3 december 2014 tot en met 6 oktober 2017 telkens bankafschriften vervaardigd met een positief saldo variërend van 560.000 euro tot 1.530.013,86, terwijl in werkelijkheid de betreffende bankrekening per 22 december 2014 was opgeheven, en
ad B.
een akte van geldlening met schuldbekentenis vervaardigd waarin staat dat Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (de schuldeiseres) en (a) [medeverdachte] en (b) [medeverdachte] Notariaat B.V. (de schuldenaar) een overeenkomst tot geldlening hebben gesloten en de schuldenaar erkent wegens heden ter leen ontvangen gelden schuldig te zijn aan de schuldeiseres een som van 75.000 en dat die akte het leningnummer [nummer] heeft, terwijl in werkelijkheid die lening niet door schuldeiseres aan schuldenaar is verstrekt en dat leningnummer toebehoort aan een andere cliënt van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V., en
ad C.
e-mailberichten vervaardigd en verstuurd afkomstig van [naam 1] met e-mailadres [e-mailadres] over een geldlening die aan [medeverdachte] en/of diens kantoor/B.V. door [naam 1] is verstrekt, terwijl in werkelijkheid deze e-mailberichten niet afkomstig zijn van [naam 1] en van haar e-mailadres en zij geen geldlening aan [medeverdachte] en/of zijn kantoor/B.V. heeft verstrekt,
waardoor verhuld werd dat zijn mededader geldbedragen van de derdengeldenrekening van het notariskantoor [medeverdachte] Notariaat heeft onttrokken en waardoor bij het Bureau Financieel Toezicht de indruk werd gewekt dat de bewaringspositie van het notariskantoor [medeverdachte] Notariaat positief was, terwijl er in werkelijkheid sprake was van een bewaringstekort van 502.329 euro per 31 december 2014 oplopend tot 2.210.161 euro per 8 december 2017,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straffen

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. Verder zou aan verdachte een beroepsverbod voor notariële werkzaamheden moeten worden opgelegd van 5 jaar.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft niet gehandeld in de hoedanigheid van notaris. De door de officier van justitie in het kader van de strafmaat aangehaalde uitspraken over veroordeelde notarissen, waaronder het vonnis van de medeverdachte, zijn dus op dat punt niet vergelijkbaar met de zaak van verdachte. Een op te leggen straf dient geen doel meer. Verdachte kan en wil niet meer in het notariaat werken. Daarnaast moet rekening gehouden worden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het niet meer kunnen krijgen van een baan die bij zijn opleidingsniveau en ervaring past, de mantelzorg voor zijn vader en het gedeeld ouderschap over zijn zoons. Verdachte lijdt aan een ernstige depressie en er is recent een ongeneeslijke ziekte bij hem geconstateerd. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal naar verwachting van zijn psycholoog zijn psychisch herstel zeer ernstig verstoren en de depressie kunnen verergeren.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met [medeverdachte] over een periode van drie jaar diverse stukken vervalst om de indruk te wekken dat de bewaringspositie van het notariskantoor van [medeverdachte] positief was, terwijl er in werkelijkheid sprake was van een fors tekort. Verdachte en [medeverdachte] zijn hierbij geraffineerd te werk gegaan door een flink aantal bankafschriften te vervalsen, een lening te verzinnen en te doen alsof een cliënte van het kantoor hen geld leende. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen ondermijnd dat aan notarissen, derdengeldenrekeningen en dit soort documenten moeten kunnen worden gesteld. Zonder dit vertrouwen kan het systeem niet goed functioneren. Op de derdengeldenrekening staan gelden die niet bestemd zijn voor de houder van die rekening. Op zo’n rekening worden door ‘derden’ (cliënt of wederpartij) geld gestort. Dat geld staat daar geparkeerd, totdat het geld aan de begunstigde kan worden uitgekeerd. Het geld op de derdengeldenrekening is dus afgescheiden van het vermogen van de rekeninghouder. Door zo lang zo’n forse negatieve bewaringspositie te hebben en die te verhullen, is een groot financieel risico gecreëerd voor de werkelijke begunstigden van het geld. Daarbij valt te denken aan particulieren die een huis hebben gekocht en/of verkocht. Dit risico is ook verwezenlijkt want het notariskantoor van [medeverdachte] is failliet gegaan. Voor de e-mails namens de cliënte geldt nog dat verdachte en [medeverdachte] misbruik hebben gemaakt van haar identiteit. Zij is daardoor ongewild met naam en toenaam bekend geworden als betrokkene bij deze strafzaak.
Het tekort op de bewaringspositie is gedurende de jaren opgelopen tot meer dan 2 miljoen euro, waardoor cliënten van het notariskantoor ernstig zijn benadeeld. De Stichting Voorzieningsfonds van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie heeft ruim 1,5 miljoen euro uit moeten keren aan de benadeelde cliënten.
De rechtbanken hebben onderling oriëntatiepunten vastgesteld voor strafoplegging. Deze oriëntatiepunten geven voor fraudedelicten met een benadelingsbedrag van meer dan 1 miljoen euro (dat is de hoogste categorie de beschreven wordt) als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 maanden of meer. [medeverdachte] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor hetzelfde feit als verdachte én twee andere feiten. De rechtbank zal bij verdachte daarom een lager uitgangspunt nemen, namelijk een gevangenisstraf van 16 maanden.
De rechtbank weegt strafverzwarend mee dat verdachte al in 2013, toen hij nog notaris was, uit het ambt is ontzet voor het ongeoorloofd gebruik van derdengelden. Hij wist dus van de regels, van de mogelijke consequenties voor hem en anderen, en tóch heeft hij meegeholpen aan het verborgen houden van het door [medeverdachte] ongeoorloofd gebruik maken van derdengelden. Kennelijk neemt verdachte het niet zo nauw met de regels. Het is ook niet aan verdachte te danken dat de feiten waarvoor hij vandaag veroordeeld wordt aan het licht zijn gekomen. Verdachte heeft gedurende drie jaar geen moment geprobeerd om in te grijpen of zijn naam te zuiveren, terwijl het bewaringstekort steeds verder opliep en hij bankafschriften bleef vervalsen. Verdachte heeft op de zitting alsnog zijn spijt betuigd voor zijn rol in het geheel. De rechtbank is niet overtuigd geraakt van de oprechtheid daarvan, anders dan dat het hem spijt dat de zaak en zijn strafrechtelijk handelen voor hemzelf veel negatieve gevolgen heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij uit loyaliteit naar [medeverdachte] handelde, omdat [medeverdachte] hem uit een benarde situatie geholpen had. De rechtbank constateert dat verdachte minst genomen ook uit eigen belang heeft gehandeld, omdat hij een aantrekkelijk inkomen verdiende bij het notariskantoor, dat hem in staat stelde de aanzienlijke schuld uit het faillissement van zijn eigen onderneming af te lossen.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het is duidelijk dat zijn verkeerde beslissingen en de daaruit voortvloeiende publiciteit en strafzaak een grote impact op verdachte hebben gehad. Dat rechtvaardigt niet een dusdanige vermindering dat verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer krijgt, maar de rechtbank erkent dat de zaak voor verdachte zowel psychische als financiële nadelige gevolgen heeft gehad.
Alles afwegend legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden op.
BeroepsverbodVerdachte is in 2013 door de Kamer voor het Notariaat ontzet uit het ambt van notaris. Desondanks is verdachte opnieuw en tegen de beroepsregels in tóch bij een notariskantoor gaan werken. Er zijn bovendien aanwijzingen dat verdachte ook na het aan het licht komen van deze zaak nog notariële werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank vindt het daarom van belang dat aan verdachte het door de officier van justitie gevraagde beroepsverbod wordt opgelegd, zodat hij op geen enkele manier nog in het notariaat werkzaam zal kunnen zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook voor 5 jaar ontzetten uit het recht tot de uitoefening van het beroep van kandidaat-notaris, notarisklerk, notarieel medewerker en het anderszins verrichten van werkzaamheden op een notariskantoor of in de notariële (advies)praktijk. De wettelijke grondslag voor dit verbod is te vinden in de artikelen artikel 28, eerste lid, onder 5°, 235 en 325 van het Wetboek van Strafrecht.

6.Beslag

Onder verdachte is een envelop met (kennelijk valse) stukken in beslag genomen. Omdat daarmee het bewezenverklaarde is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt deze envelop met inhoud onttrokken aan het verkeer.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 28, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 225, 235 en 325 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
en
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
15 (vijftien) maanden.
Ontzet verdachte uit het recht tot de uitoefening van het beroep van kandidaat-notaris, notarisklerk, notarieel medewerker en het anderszins verrichten van werkzaamheden op een notariskantoor of in de notariële (advies)praktijk, voor 5 (vijf) jaar.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1x envelop met goednummer 5560667.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Huber, voorzitter,
mrs. C.M. Degenaar en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2021.