Op 14 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een notaris, die beschuldigd werd van valsheid in geschrifte. Het onderzoek naar de verdachte begon na vragen van een medewerker van een notariskantoor aan de bank over een niet meer bestaande rekening. De verdachte werkte voor het notariskantoor van zijn medeverdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn medeverdachte bankafschriften, een akte van geldlening en e-mails heeft vervalst tussen 1 december 2014 en 8 december 2017. Deze vervalsingen waren bedoeld om de negatieve bewaringspositie van het notariskantoor te verhullen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij deze documenten heeft vervalst en verstrekt aan de accountant en het Bureau Financieel Toezicht.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden en een beroepsverbod van 5 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had eerder al een beroepsverbod gekregen en heeft opnieuw de regels overtreden door bij een notariskantoor te werken. De rechtbank benadrukt het belang van vertrouwen in notarissen en de gevolgen van de vervalsingen voor de benadeelde cliënten. De verdachte heeft de indruk gewekt dat de bewaringspositie van het notariskantoor positief was, terwijl er in werkelijkheid sprake was van een aanzienlijk tekort. Dit heeft geleid tot grote financiële risico's voor de cliënten van het notariskantoor, dat uiteindelijk failliet is gegaan. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd en de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrifte en het opzettelijk gebruik maken van vervalste geschriften.