ECLI:NL:RBAMS:2021:3011

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
13/051657-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van gewoontewitwassen en gewoonteheling met gevangenisstraf

Op 10 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gewoonteheling en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 juni 2017 tot en met 1 maart 2021 in Amsterdam betrokken was bij de aankoop en het voorhanden hebben van gestolen goederen, waaronder laptops, telefoons en andere elektronica. Tijdens de zitting op 27 mei 2021 heeft de officier van justitie, mr. R. Refos, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. I.R. Rigter, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastelegging op bepaalde punten nietig was, maar dat er voldoende bewijs was voor de gewoonteheling en het gewoontewitwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een systeem in stand heeft gehouden waarbij criminelen profiteerden van gestolen goederen. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 39 maanden had geëist, gematigd, maar heeft geen aanleiding gezien voor een voorwaardelijk strafdeel. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in gestolen goederen en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/051657-21 (Promis)
Datum uitspraak: 10 juni 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1965,
verblijvende op het adres: [adres],
gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I.R. Rigter, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging op de terechtzitting – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. in de periode van 17 juni 2017 tot en met 1 maart 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, medeplegen van gewoonteheling van onder meer laptops, telefoons, tablets, camera’s, een televisie, een gitaar en een of meer overige goederen, subsidiair ten laste gelegd als opzetheling en/of schuldheling van die goederen, meer subsidiair ten laste gelegd als gewoontewitwassen;
2. op 1 maart 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, medeplegen van (gewoonte)witwassen van onder meer laptops, tablets, desktop computers, mobiele telefoons, smartwatches, camera’s, toetsenborden, speakers, navigatieapparatuur, kleding, horloges en pennen.
De rechtbank leest het onder goednummer “D91” van het onder feit 1, primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde vermelde “[nummer 1]” als “[nummer 2]”, omdat van een kennelijke misslag sprake is. De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in zijn verdediging.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een deel van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde, te weten het onder het laatste gedachtestreepje “een of meerdere overige goederen”, nietig dient te worden verklaard. Nu dit deel van de tenlastelegging onvoldoende specifiek is, voldoet het niet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
3.2
Oordeel van de rechtbank
Artikel 261 Sv vereist dat de dagvaarding een opgave behelst van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd, waar ter plaatse en onder welke omstandigheden het feit zou zijn begaan. Dit betekent dat de beschuldiging voldoende bepaald dient te zijn zodat het voor de verdachte duidelijk is waar de beschuldiging zich op richt en hij zich daartegen kan verdedigen.
In de tenlastelegging van feit 1 zijn de bewoordingen “een of meerdere overige goederen” opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat dit gedeelte van de tenlastelegging onvoldoende specifiek is. Immers is, beschouwd in de context van het dossier, niet duidelijk welke goederen onder de “een of meerdere overige goederen” vallen. Zonder nadere specificatie voldoet de dagvaarding op dit onderdeel niet aan de in artikel 261 Sv gestelde eisen. De rechtbank verklaart de dagvaarding – voor het hiervoor geciteerde gedeelte – daarom nietig.
De rechtbank stelt voor het overige vast dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie ontvankelijk is. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1, primair en feit 2, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 erop gewezen dat, gelet op de aangiftes, van 51 goederen die zijn aangetroffen in de woning en boxruimte waarvan verdachte gebruik maakt, de criminele herkomst vaststaat. Daarbij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte wist dat die goederen van misdrijf afkomstig waren. Er zijn buitengewoon veel gestolen goederen aangetroffen in een boxruimte, die niet op naam stond van verdachte. Dit wekt sterk de indruk dat verdachte de herkomst van die goederen wilde verbergen. Tapgesprekken in het politieonderzoek “[naam onderzoek]” wijzen erop dat verdachte niet legaal handelde. Voorts zijn de goederen waarover wordt gesproken in een van die tapgesprekken teruggevonden in de boxruimte. Verdachte heeft voor deze omstandigheden geen passende en geloofwaardige uitleg geboden. Nu verdachte zich heeft gedragen als professioneel opkoper, lag het zorgvuldig bijhouden van een administratie en het opmerkzaam zijn op de legale herkomst van handelswaar voor de hand. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij in een bruin notitieboekje zijn administratie zorgvuldig zou hebben bijgehouden, heeft hij niet tijdig afgelegd. Gelet op het geheel van omstandigheden laat de rechtbank de verklaring van verdachte op dit punt buiten beschouwing.
Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van gewoonteheling, nu de aangiftes van de gestolen goederen teruggaan tot juni 2017.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 erop gewezen dat voor een bewezenverklaring van witwassen geen sprake hoeft te zijn van een specifiek, concreet gronddelict. De goederen die in de boxruimte zijn aangetroffen vertegenwoordigen een waarde van vele tienduizenden euro’s, terwijl verdachte al jaren geen erkende inkomstenbron heeft. Er is sprake van vermenging van goederen met een vastgestelde criminele herkomst met soortgelijke goederen waarvan de herkomst niet na te gaan is. De omstandigheid dat er voor de overige goederen die in de boxruimte zijn aangetroffen aangiftes ontbreken, betekent dan ook niet dat deze goederen geen criminele herkomst hebben. Daarnaast waren de goederen verborgen in een boxruimte die niet op de naam stond van verdachte en heeft hij goederen aangekocht bij een verdachte uit het politieonderzoek [naam onderzoek]. Gezien deze omstandigheden is het aan verdachte om een verklaring af te leggen over de herkomst van de goederen die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijk is. Verdachte heeft pas ter terechtzitting verklaringen afgelegd over onder meer een startkapitaal, die totaal niet verifieerbaar zijn en in het geheel niet concreet. Deze verklaringen dienen als volstrekt ongeloofwaardig te worden bestempeld. Verdachte heeft zich opgesteld als professioneel opkoper, maar heeft zich geenszins professioneel gedragen.
Gelet op de omvang en de periode van het ten laste gelegde is er volgens de officier van justitie sprake van gewoontewitwassen.
Ten aanzien van het medeplegen
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van medeplegen van het onder 1, primair en onder 2 ten laste gelegde, nu de zoon van verdachte, [zoon verdachte] (hierna: [zoon verdachte]) in het feitencomplex een wezenlijke rol heeft gespeeld. De officier van justitie heeft er daarbij onder meer op gewezen dat [zoon verdachte] de dag dat verdachte werd aangehouden naar de boxruimte is gegaan en midden in de nacht bereid was om te gaan pinnen voor verdachte. Daarnaast heeft verdachte een groot bedrag op de bankrekening van [zoon verdachte] gestort.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, primair en subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat ten aanzien van feit 1 niet blijkt dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen of overdragen afwist van de criminele herkomst van de goederen. Verdachte heeft in de verhoren telkens aangegeven dat hij de serienummers van de goederen heeft gecontroleerd via onder meer de website ‘stopheling.nl’. Verdachte heeft hiermee juist niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een voorwerp zou kopen en/of doorverkopen dat van diefstal afkomstig zou zijn. Slechts een zeer klein percentage van de goederen blijkt achteraf van misdrijf afkomstig te zijn, wat enkel erop duidt dat verdachte mogelijk niet voldoende zorgvuldig is geweest bij het controleren van die gegevens. Voorts heeft verdachte in het eerste verhoor bij de politie aangegeven dat hij zijn administratie bijhield op een laptop en hebben verbalisanten melding gemaakt van twee zwarte notitieboekjes. Met betrekking tot de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij zijn administratie bijhield in het bruine notitieboekje is het tijdstip van het inbrengen van die verklaring niet relevant, nu er door de politie ook geen onderzoek is verricht naar de laptop en twee zwarte notitieboekjes waarover verdachte in een vroeg stadium wel heeft verklaard. Deze verklaring van verdachte dient dus wel degelijk te worden meegenomen.
Met betrekking tot het meest subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich – zakelijk weergegeven – gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit is anders voor de elektrische gitaar, nu in de aangifte enkel het merk wordt omschreven en geen andere bijzondere kenmerken, zoals type of kleur. Nu niet is komen vast te staan dat de gitaar die is aangetroffen in de boxruimte ook daadwerkelijk de gitaar uit de aangifte betreft, dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman erop gewezen dat van het overgrote deel van de goederen geen criminele herkomst is aangetoond, nu met betrekking tot die goederen geen aangifte in het dossier is gevoegd. Nu het gronddelict niet duidelijk naar voren komt in het dossier, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet beschikt over een identiteitsbewijs, waardoor hij een vriend moest vragen de boxruimte voor hem te huren. Niet is gebleken waarom deze verklaring niet zou kloppen. Daarnaast dient de verklaring van verdachte ter terechtzitting te worden meegewogen dat hij beschikte over een startkapitaal van legale herkomst. Verdachte kreeg in 2016 van Domeinen Roerende Zaken een bedrag van EUR 36.000,- op zijn bankrekening gestort, nadat er allerlei goederen die onderwerp waren van een andere strafzaak van hem waren vernietigd en/of verkocht. Dit standpunt is eenvoudig te controleren door de officier van justitie.
Ten aanzien van het medeplegen
De raadsman heeft zich met betrekking tot het medeplegen op het standpunt gesteld dat het volstrekt duidelijk is dat verdachte alleen heeft gehandeld. [zoon verdachte] en [persoon] (hierna: [persoon]) mochten zonder toestemming van verdachte niet in de boxruimte komen. Daarnaast beschikte [persoon] niet over een sleutel van de boxruimte. Het bedrag dat door verdachte naar het rekeningnummer van [zoon verdachte] is overgemaakt staat in geen enkele verhouding tot de opbrengst van de goederen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. Naar aanleiding van een gewapende overval te Amsterdam waarbij 41 telefoons werden weggenomen, komt uit politieonderzoek de naam van verdachte naar voren als gebruiker van een van die telefoons. Ook blijkt uit dat onderzoek dat twee van zijn familieleden gebruik maken van bij de overval weggenomen telefoons. Op 1 maart 2021 vindt er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte, waarbij onder meer een laptop van verdachte in beslag wordt genomen. Ook deze laptop blijkt van diefstal afkomstig te zijn. Vervolgens blijkt uit onderzoek dat verdachte gebruik maakt van een boxruimte die op naam staat van een vriend van verdachte. In deze boxruimte wordt een zeer grote hoeveelheid goederen aangetroffen. Van een deel van de goederen die zijn aangetroffen in de boxruimte kan de criminele herkomst worden vastgesteld, nu die goederen zijn te koppelen aan aangiftes van diefstal. Deze aangiftes zijn opgemaakt in de periode tussen 17 juni 2017 en 25 februari 2021.
Ten aanzien van feit 1, primair
De rechtbank is, met de officier van justitie en anders dan de raadsman, van oordeel dat de primair ten laste gelegde gewoonteheling kan worden bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politie verklaard dat hij sinds 2017 handelde in goederen die hij in grote hoeveelheden opkocht, onder meer via de website ’Marktplaats.nl’. De rechtbank stelt vast dat verdachte vanaf die datum professioneel heeft gehandeld in grote hoeveelheden goederen, waaronder in belangrijke mate elektronica. Verdachte heeft daarbij aangegeven dat hij altijd de serienummers van die goederen controleerde. Hij beschikte echter niet over facturen van de aanschaf en een inkoopadministratie. Verdachte heeft pas ter terechtzitting verklaard dat hij in een bruin notitieboekje, dat in de boxruimte zou hebben gelegen, zijn inkoopadministratie bijhield. Hij zou daarbij de voornaam en het telefoonnummer hebben genoteerd van de personen van wie hij goederen kocht. Nu deze verklaring van verdachte pas in een zeer laat stadium is afgelegd, niet onderbouwd is, weinig concreet en niet verifieerbaar is, gaat de rechtbank aan die verklaring als ongeloofwaardig voorbij.
De rechtbank baseert deze bewezenverklaring verder op het volgende. Op telefoons die onder verdachte zijn aangetroffen, zat nog een sticker die de winkel daarop heeft geplakt. Het kan niet anders dan dat de verdachte hierdoor wist dat deze telefoons kort daarvoor in een winkel hadden gelegen en niet daarna door een ander waren gebruikt. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat uit tapgesprekken, afkomstig uit het politieonderzoek [naam onderzoek], blijkt dat verdachte op 27 april 2019 na middernacht wordt gebeld door een persoon die zich voorstelt als “lange Surinaamse jongen” en hem elektronica te koop aanbiedt en hierover in de avond wil afspreken omdat zijn vriend een avondklok heeft, terwijl verdachte nalaat te informeren naar de herkomst van die goederen.
De verklaring van verdachte dat hij na het verkrijgen van de goederen vrijwel altijd onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van die goederen door onder meer de serienummers op de website ‘stopheling.nl’ te raadplegen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Van het merendeel van de in de tenlastelegging onder 1 genoemde voorwerpen, staat immers vast dat deze van diefstal afkomstig zijn. De rechtbank voegt daaraan toe dat ook indien aannemelijk zou zijn dat verdachte serienummers van door hem gekochte voorwerpen heeft geverifieerd op ‘stopheling.nl’, dat nog niet zou betekenen dat hij ervan mocht uitgaan dat de betreffende voorwerpen niet van misdrijf afkomstig waren. De informatie op deze site is immers niet sluitend, alleen al omdat niet iedereen aangifte doet van een gestolen goed.
Op grond van al het voorgaande, waaronder de eigen verklaringen van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans voor lief heeft genomen dat hij spullen kocht die gestolen waren, ook omdat het gaat om elektronica waarvan bekend is dat deze vaak worden gestolen en verdachte zulke partijen regelmatig in bulk via de website ‘Marktplaats.nl’ opkocht. Ook heeft verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat je sowieso fouten maakt als je zoveel goederen koopt. Ondanks die wetenschap is verdachte doorgegaan met de inkoop van grote hoeveelheden goederen.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat, gelet op de periode, omvang en intensiteit van de gedragingen, alsmede dat verdachte de handelingen heeft verricht op een wijze die kan worden aangemerkt als die van een professioneel verkoper, het ten laste gelegde als gewoonteheling kan worden aangemerkt.
Dit is anders met betrekking tot de televisie van het merk Salora (goednummer H26). In de aangifte met nummer PL1700-2020367062-2 op pagina 348 van het dossier wordt door de aangever het merk en type televisie genoemd, maar blijkt niet van een serienummer. Dit geldt eveneens voor de aangifte met nummer PL1300-2018104063-1 op pagina 351 van het dossier, betreffende de gitaar van het merk WeiBe Hügel (goednummer H30). Nu er in de aangiftes geen andere onderscheidende kenmerken van deze goederen worden genoemd, zoals bijvoorbeeld specifieke stickers of krassen, kan niet worden vastgesteld dat de televisie en gitaar die in de boxruimte zijn aangetroffen dezelfde goederen betreffen als waarvan bovengenoemde aangiftes zijn gedaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de gewoonteheling van deze goederen.
Verdachte wordt voorts vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen, nu uit het dossier niet blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met zijn zoon, tevens medeverdachte, of met anderen. De omstandigheden die de officier van justitie heeft aangevoerd zijn onvoldoende om het medeplegen bewezen te verklaren.
Ten aanzien feit 2
De rechtbank stelt met betrekking tot het ten laste gelegde gewoontewitwassen voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de goederen die zijn aangetroffen in de boxruimte waarvoor geen aangifte is bijgevoegd, niet vaststaat dat die goederen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Uit het dossier blijkt dat in de boxruimte ongeveer 1500 goederen lagen. De enkele omstandigheid dat een (relatief klein) deel van de goederen uit de boxruimte van misdrijf afkomstig blijkt te zijn, maakt niet dat dit ook het geval is voor de overige goederen uit de boxruimte. De rechtbank zal de verdachte dan ook ten aanzien van die goederen vrijspreken van het ten laste gelegde witwassen.
Dit is anders voor de goederen waarvan de criminele herkomst wel vaststaat. Ten aanzien van de goederen, waarvan hiervoor onder 1, primair, de gewoonteheling door verdachte bewezen is verklaard, geldt dat op grond van dezelfde overwegingen ook het gewoontewitwassen van die goederen door verdachte kan worden bewezen. Daaruit volgt immers dat verdachte die goederen op 1 maart 2021 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen afkomstig waren uit misdrijf.
Verdachte wordt daarbij ten aanzien van feit 2 eveneens vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen, nu uit het dossier niet blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met zijn zoon, tevens medeverdachte, of met anderen.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, primair ten laste gelegde gewoonteheling en het onder 2 ten laste gelegde gewoontewitwassen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte,
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 17 juni 2017 tot en met 1 maart 2021 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft hij, verdachte, telkens goederen, te weten:
- Al: laptop, merk Apple, type Macbook A2159 EMC 3301 met serienummer: [serienummer 1],
- A2: laptop, merk Apple, type Macbook A1989 EMC3214 met serienummer: [serienummer 2],
- A10: laptop, merk Apple, type Macbook A1706 EMC 3163 met serienummer: [serienummer 3],
- A14: laptop, merk Apple, type Macbook A1706 EMC 3071 met serienummer: [serienummer 4],
- A16: laptop, merk Apple, type Macbook A1990 EMC 3215 met serienummer: [serienummer 5],
- A18: laptop, merk Apple, type Macbook A1297 met serienummer: [serienummer 6]
- A22: laptop, merk Apple, type Macbook A1466 EMC 2632 met serienummer: [serienummer 7],
- A23: laptop, merk Apple, type Macbook A1932 EMC 3184 met serienummer: [serienummer 8],
- A30: laptop, merk Apple, type Macbook A1466 EMC 3178 met serienummer: [serienummer 9],
- A31: laptop, merk Apple, type Macbook A1466 EMC 2925 met serienummer: [serienummer 10],
- A32: laptop, merk Apple, type Macbook A1466 EMC 3178 met serienummer: [serienummer 11],
- A33: laptop, merk Apple, type Macbook A1466 EMC 3178 met serienummer: [serienummer 12],
- A48: laptop, merk Apple, type Macbook A1286 met serienummer: [serienummer 13],
- A49: laptop, merk Apple, type Macbook A1502 EMC 2835 met serienummer: [serienummer 14],
- A55: laptop, merk Apple, type Macbook Al 989 EMC 3214 met serienummer: [serienummer 15] ,
- D10: telefoon, merk Apple, type A1524 met IMEI-nummer: [imei-nummer 1],
- D77: telefoon, merk Samsung, type Galaxy Note 10 met IMEI-nummer: [imei-nummer 2],
- D84: telefoon, merk Umdigi, type A5 Pro met IMEI-nummer: [imei-nummer 3],
- D85: telefoon, merk Wiki, type Tommy 2 Plus, met IMEI-nummer: [imei-nummer 4],
- D86: telefoon, merk Google met IMEI-nummer: [imei-nummer 5],
- D88: telefoon, merk Google, type Pixel 4, met IMEI-nummer: [imei-nummer 6],
- D91: Telefoon, merk Apple, type iPhone 11 met serienummer [serienummer 16], IMEI-nummer: [nummer 2],
- Telefoon, merk Apple, type iPhone 11 Pro 64 GB met IMEI-nummer: [imei-nummer 7],
- Telefoon, merk Apple, type iPhone 11 128GB wit met IMEI-nummer: [imei-nummer 8],
- A68: laptop, merk HP, type Elitebook 840 G4 met serienummer: [serienummer 17],
- A72: laptop, merk HP, type Elitebook 850 G5 met serienummer: [serienummer 18],
- A78: laptop, merk HP, type ProBook 430 G2, met serienummer: [serienummer 19],
- A84: laptop, merk Dell, type Latitude 5490, met serienummer: [serienummer 20],
- B2: tablet, merk Apple, model A1876, met serienummer: [serienummer 21],
- B10: tablet, merk Apple, model A1822, met serienummer [serienummer 22],
- B11: tablet, merk Apple, model A 1566, met serienummer [serienummer 23],
- B17: tablet, merk Apple, model A1822, met serienummer [serienummer 24],
- C1: desktop: merk Apple, model A1418, met serienummer: [serienummer 25],
- D15: telefoon, merk Apple, met serienummer/IMEI-nummer: [imei-nummer 9],
- D20: telefoon, merk Apple, type A1778, met serienummer/IMEI-nummer: [imei-nummer 10],
- D37: telefoon, merk Apple, type iPhone, met serienummer: [serienummer 26],
- D38: telefoon, merk Apple, type iPhone, met IMEI-nummer: [imei-nummer 11],
- D40: telefoon, merk Apple, type iPhone, met IMEI-nummer: [imei-nummer 12],
- D69: telefoon, merk Apple, type iPhone, met IMEI-nummer: [imei-nummer 13],
- A88: laptop, merk Dell, met serienummer: [serienummer 27],
- A91: laptop, merk Acer, met serienummer: [serienummer 28],
- D32: telefoon, merk Apple, type iPhone, met IMEI-nummer: [imei-nummer 14],
- B9: tablet, merk Apple, type iPad, met serienummer: [serienummer 29],
- D27: telefoon, merk Apple, met serienummer/IMEI-nummer: [imei-nummer 15],
- F17: merk YougNuO Digitale, type Speedlite YN968N met serienummer [serienummer 30] en:
- F41: videocamera, met serienummer [serienummer 31],
verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
ten aanzien van feit 2:
op 1 maart 2021 te Amsterdam telkens voorwerpen, te weten een grote hoeveelheid laptops van de merken Apple, Dell, HP en Acer, meerdere tablets van het merk Apple, een desktop computer van het merk Apple, een grote hoeveelheid mobiele telefoons van de merken Apple, Samsung, UMDIGI, Wiko en Google, een videocamera en een flitser heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 39 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van EUR 5.000,-. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij, gelet op uitspraken van onder meer het Gerechtshof Amsterdam, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden passend vindt. Nu verdachte financieel voordeel heeft genoten als gevolg van de strafbare feiten, heeft de officier van justitie in zijn eis drie maanden van deze gevangenisstraf omgezet in een geldboete. Daarbij heeft de officier van justitie ervan melding gemaakt dat met toestemming van de rechter-commissaris beslag is gelegd op de rekening van verdachte, waaronder op een bedrag van EUR 5.000,-.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van de strafeis gewezen op de ernst van het feitencomplex en op de omstandigheid dat verdachte een systeem in stand heeft gehouden waarbij criminelen de vruchten plukken van het plegen van vermogensdelicten. De officier van justitie ziet geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel, nu het niet in de lijn der verwachting ligt dat verdachte na deze strafzaak nog rechtmatig in Nederland mag verblijven.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van de onder 1, subsidiair ten laste gelegde schuldheling, heeft de raadsman verzocht aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen. De raadsman heeft ter onderbouwing van dit standpunt gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, te weten dat hij zorg draagt voor zijn zoon met psychiatrische klachten. Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat de situatie van verdachte niet vergelijkbaar is met de uitspraken waarnaar de officier van justitie heeft verwezen, en dat de bewezenverklaarde gedragingen beschouwd moeten worden als een vorm van overlevingscriminaliteit van een in Nederland illegaal verblijvend persoon.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoonte(opzet)heling en gewoontewitwassen. Hij heeft gedurende enkele jaren als professioneel handelaar goederen opgekocht, vaak in bulkhoeveelheden, die hij voor aanzienlijke geldbedragen heeft doorverkocht aan onder meer bedrijfsmatige partijen. Na zijn aanhouding bleek hij in een boxruimte een zeer grote hoeveelheid goederen, grotendeels elektronica, aanwezig te hebben. Van een groot aantal goederen dat verdachte aanwezig had, is komen vast te staan dat die van misdrijf, veelal woninginbraken en bedrijfsinbraken, afkomstig zijn.
Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De verdachte heeft uit winstbejag gehandeld en daarbij alleen oog gehad voor zijn eigen financiële belangen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de straffen in aanmerking genomen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder gekeken naar zaken waarin sprake is van professioneel handelen en van vergelijkbare aanzienlijke hoeveelheden gestolen goederen.
In het licht van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, overweegt de rechtbank dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een duur gelegen tussen de 30 en 42 maanden op zijn plaats is.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van verdachte van 19 april 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Kennelijk hebben eerdere bestraffingen en zijn bekendheid met de risico’s gelegen in het opkopen van goederen verdachte er niet van weerhouden om zich opnieuw aan soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan, daarbij in aanmerking nemend dat de verdachte ter terechtzitting geen blijk heeft gegeven van enig schuldbesef. Anders dan de raadsman, ziet de rechtbank daarom in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om de straf te matigen. In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat de bewezenverklaarde feiten wat het verwijt en het feitencomplex betreft een samenhang vertonen. Van eendaadse samenloop is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake aangezien de bewezenverklaarde tijdstippen en de verweten gedragingen in niet onbelangrijke mate uitleenlopen en verdachte dan ook niet slechts in wezen één verwijt wordt gemaakt. Nu echter de gedraging van het voorhanden hebben onder beide bewezenverklaarde feiten ziet op dezelfde gestolen goederen ziet de rechtbank daarin aanleiding om de straf in aanzienlijke mate te matigen.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een duur van 30 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het niet passend om een geldboete op te leggen naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van voormelde duur.

9.Beslag

Onder verdachte is een grote hoeveelheid voorwerpen in beslag genomen. De beslaglijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
9.1
Standpunten ter terechtzitting
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen op de beslaglijst die niet terugkomen in het ten laste gelegde onder 1 dienen te worden verbeurdverklaard, nu die goederen uit de baten van het ten laste gelegde witwassen zijn verkregen. De goederen op de beslaglijst die wel terugkomen in het ten laste gelegde onder 1 dienen te worden geretourneerd naar de rechtmatige eigenaar.
De raadsman heeft verzocht van alle goederen die zijn genoemd onder feit 2 en die niet van misdrijf afkomstig zijn, de teruggave aan de beslagene te gelasten.
9.2
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, met de officier van justitie, ten aanzien van de voorwerpen waarvan onder 1, primair en 2 is vastgesteld dat sprake is van een strafbaar feit, teruggave aan de rechthebbende bevelen.
De rechtbank zal ten aanzien van de voorwerpen waarvan niet is vastgesteld dat sprake is van een strafbaar feit, teruggave aan de beslagene bevelen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 416, 417, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder feit 1, primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde gedeelte “een of meerdere overige goederen” nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, primair:
van het plegen van opzetheling een gewoonte maken
ten aanzien van feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendenvan die voorwerpen waarvan is vastgesteld dat sprake is van een strafbaar feit.
Gelast de
teruggave aan de beslagenevan de voorwerpen waarvan niet is vastgesteld dat sprake is van een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en D. Abels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2021.
[...]
[...]

44.[...]