ECLI:NL:RBAMS:2021:3010

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
13/314509-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ramkraak op kledingwinkel in Amsterdam

Op 16 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 26-jarige man, die op 11 december 2020 samen met een ander een ramkraak heeft gepleegd op een kledingwinkel in Amsterdam-Zuid. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Tijdens de ramkraak werden 17 dure jassen van het merk Moose Knuckles gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot de winkel hebben verschaft door een deur te forceren. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de ramkraak op de omgeving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van verbreking. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/314509-20
Datum uitspraak: 16 juni 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 maart 2021 en 2 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.R. Zetsma, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.P.A. Vos, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, te omstreeks
4.25
uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (winkel)pand (gevestigd aan de PC Hooftstraat, perceelnummer 105) heeft weggenomen 17, althans één of meer, jas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan het winkelbedrijf Moose Knuckles (gevestigd aan de PC Hooftstraat,
perceelnummer 105), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een (toegangs)deur (van dat winkelbedrijf) te verbreken en/of te forceren, althans door middel van braak op en/verbreking van dat winkelbedrijf;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van een diefstal met braak van zeventien jassen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte stelt dat slechts ten aanzien van dertien jassen de diefstal bewezen kan worden en voert hiertoe aan dat ten aanzien van vier jassen alleen gepoogd is deze weg te nemen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt hiertoe als volgt. Volgens vaste jurisprudentie is er voor een veroordeling ter zake van diefstal vereist dat de dader zich een zodanig feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft, dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken, dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Op het moment dat verdachte en zijn mededaders in de winkel de jassen in de tassen propten, was er sprake van een voltooide diefstal. Dat vier jassen uiteindelijk bij het verlaten van de plaats delict alsnog op de grond voor de winkel belandden, doet daar niet aan af. De goederen waren immers al onder de heerschappij van de daders.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 11 december 2020 te Amsterdam omstreeks 04.25 uur, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand, gevestigd aan de PC Hooftstraat, perceelnummer 105, heeft weggenomen 17 jassen, toebehorende aan het winkelbedrijf Moose Knuckles, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door een toegangsdeur van dat winkelbedrijf te verbreken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd aan de deels voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden en een reclasseringstoezicht te verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd in het reclasseringsadvies van 8 maart 2021, met uitzondering van de behandelvoorwaarde.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bij pleidooi verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met de proceshouding van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Ook is er geen sprake geweest van een bijzondere professionaliteit in de uitvoering van het feit en is er geen sprake geweest van enorme schade aan het winkelpand. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich midden in de nacht, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een brute ramkraak op een winkel van Moose Knuckles. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom. Dergelijke ramkraken leveren grote schade op aan de winkelpanden. De weggenomen goederen vertegenwoordigden een hoge waarde. Bovendien leidt het plegen van dergelijke feiten tot sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij de omwonenden in het bijzonder. De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf passend en geboden.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 februari 2021 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, ook voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het omtrent verdachte opgestelde advies van Reclassering Nederland van 8 maart 2021, in het bijzonder de daarin voorgestelde interventies. Hoewel het een ernstig feit betreft, waar fors op dient te worden gereageerd, acht de rechtbank het ook van groot belang dat verdachte na het uitzitten van zijn straf begeleid zal worden door de reclassering in het kader van de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Zij overweegt daartoe het volgende. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn strafeis rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. De rechtbank houdt echter rekening met de LOVS-oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten ten aanzien van een ramkraak wijken in forse mate af van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. In het geweld waarmee de kraak gepaard is gegaan, alsmede het tijdstip waarop het feit is gepleegd en de impact die een en ander daardoor bij de omwonenden heeft gehad ziet de rechtbank wel aanleiding een hogere straf op te leggen dan het uitgangspunt van de LOVS.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
4 (vier maanden)niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich na het ingaan van de proeftijd meldt bij reclassering Amsterdam op het adres Wibaustraat 12. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (CoVa training). Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
  • een opleiding volgt of werkt. Hij heeft in elk geval een constructieve dagbesteding;
  • meewerkt aan het afnemen van een diagnostisch onderzoek bij Inforsa Amsterdam of een andere instelling, door de reclassering aan te wijzen.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en S.F. van Merwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2021.