ECLI:NL:RBAMS:2021:3007

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
13-752184-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 juni 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde (België). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een persoon die wordt verdacht van strafbare feiten in België. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 90 dagen was verstreken en dat de overleveringsdetentie was geëindigd. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit en de rechtbank heeft de identiteit van deze persoon bevestigd.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon is beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen en georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Belgische autoriteiten is gegeven, dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan indien hij in België wordt veroordeeld.

De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege de slechte detentieomstandigheden in België, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen algemeen reëel gevaar is voor onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752184-20
RK nummer: 21/104
Datum uitspraak: 2 juni 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 januari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 oktober 2020 door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 mei 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp.
De rechtbank heeft ter zitting geconstateerd dat de beslistermijn van 90 dagen is verstreken. De beslistermijn kan in dit geval, gelet op de Herimplementatiewet van de OLW die in werking is getreden op 1 april 2021 niet meer worden verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de – geschorste - overleveringsdetentie is geëindigd.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsmandaat bij verstek van 21 oktober 2020 van de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde (België).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5 en 18, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde heeft per e-mail van 21 januari 2021 de volgende garantie gegeven:
Bij deze bevestigt mijn Ambt dat [opgeëiste persoon], geboren op [geboortedag]1993, voor het geval dat hij na overlevering ter zake in België onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, dat hij die straf in Nederland mag ondergaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 13 OLW

De raadsman van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van artikel 13 OLW te weigeren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hennep bedoeld is voor de Nederlandse markt, de opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, hij heeft familie in Nederland, woont en werkt hier en er worden Nederlandse telefoonnummers en een Nederlands voertuig in het EAB genoemd. De overlevering moet worden geweigerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet aan de orde is, nu de feiten geacht worden geheel op Belgisch grondgebied te zijn gepleegd. Subsidiair heeft de officier van justitie de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het bewijs bevindt zich in België;
  • het onderzoek is in België aangevangen;
  • de medeverdachten worden in België vervolgd.
De rechtbank is van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet aan de orde is en volgt het standpunt van de officier van justitie dat de feiten geacht worden geheel op Belgisch grondgebied te zijn gepleegd. Het feit dat er Nederlandse telefoonnummers en een Nederlands voertuig genoemd worden in het EAB maakt dit niet anders. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

7.Detentieomstandigheden

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat dit zou leiden tot een flagrante schending van fundamentele rechten van de opgeëiste persoon. Hiertoe heeft de raadsman een drietal (kranten)artikelen overgelegd. Hieruit blijkt dat in Belgische detentie-instellingen sprake is van slechte hygiëne, ongedierte, stakingen en slechte coronamaatregelen, waartegen de Commissie van Toezicht niets doet. Uit een rapport van
Amnesty Internationaluit 2020, een objectieve en betrouwbare bron, blijkt dat sprake is van een zeer schrijnende situatie. De raadsman verzoekt subsidiair om aanhouding van de zaak om hierover nadere informatie in te winnen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in België geen reden vormen om de overlevering te weigeren. Volgens vaste rechtspraak van deze rechtbank bestaat er geen algemeen reëel gevaar dat personen die in België zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld. De raadsman heeft geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens naar voren gebracht waaruit anders blijkt. Voor het opvragen van nadere informatie bestaat geen aanleiding.
De rechtbank beschikt op dit moment niet over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens waaruit volgt dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Belgische detentie-instellingen. Van een dergelijk algemeen gevaar is ook niet gebleken ten aanzien van ontwikkelingen aldaar rond het coronavirus (Covid-19).. Het door de raadsman bedoelde rapport van Amnesty International ziet op de detentieomstandigheden in Belgische detentie-instellingen in 2018. Daarna, in 2020, is een rapport van de
European Committee for the Prevention of Torture
and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) gepubliceerd, naar aanleiding waarvan door deze rechtbank geen algemeen reëel gevaar is vastgesteld. De omstandigheden die het gevolg zijn van de uitbraak van het coronavirus zouden eventueel een rol kunnen spelen in het kader van artikel 35 OLW en de in dat artikel bedoelde bijzondere omstandigheden en humanitaire redenen waarbij rekening gehouden wordt in het kader van de feitelijke overlevering. Aan de toelaatbaarheid van de overlevering doen deze gelet op het voorgaande echter niet af. De rechtbank ziet daarom thans ook geen aanleiding om de zaak aan te houden voor nadere informatie. Het verweer wordt verworpen
.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde (België).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.